GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Indrukken van de Afscbeidingsbijeenkomsten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken van de Afscbeidingsbijeenkomsten.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De verslagen van de bijeenkomsten, die verleden week te Utrecht zijn gehouden ter herdenking van de Afscheiding, hebben we in extenso kunnen lezen in de kranten. Zelfs kregen we een en andermaal bij ons uitgaan uit de zaal een gedrukt resumé van wat we in de zaal hadden gehoord.

Nog eens weer een verslag te geven is dan ook volstrekt overbodig. Beter en vollediger dan de dagbladpers het gedaan heeft kan een gelegenheids-reporter het nooit doen.

Maar wel is er plaats voor het weergeven van enkele indrukken, niet omdat het ooggetuige-verslag een gewenschte actualiteit is, doch omdat er een element van waarde ligt in de poging de sfeer van deze herdenking te benaderen.

Want die sfeer was een van de belangrijkste verschijnselen van de Utrechtsche dagen.

Voorzoover we haar onder woorden kunnen brengen was ze die van dankbare stemming in het besef van groote beweldadiging.

De toon van geheel deze gedachtenisviering was gegrepen in den tekst, dien Dr Dijk ter overdenking in den bidstond zich had gekozen: „En ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, gelijk als wij één zijn."

Die toon klonk ook door in het openingswoord van Dr Colijn, toen hij zei, dat we niet waren samengekomen om ons te verheugen over de breuken, die in het Gereformeerd Protestantisme waren geslagen.

En die toon bepaalde en beheerschte de sfeer.

Er was noch in het optrekken van de groote schare, noch in haar samenzijn, noch in wat er is gesproken, noch in wat er is gedaan iets, dat den broeder in Christus, die tot een ander kerkverband behoort, grieven kon.

Er werden geen theologische en dogmatische scheidingslijnen getrokken, maar de openbaarwording van de eenheidsgedachte, zoowel van de Kerk met Haar Hoofd als van de leden onderling in Christus Jezus, werd als eisch voorgehouden.

Er wera niel gezegd, dat we roem moesten dragen op wat we in deze bijeenkomsten ^zouden herdenken, maar de nadruk werd er op gelegd, dat ons ootmoed moest bekleeden, en alle roem van menschen behoorde weg te vallen.

Alle spreken en bidden was geconcentreerd op het „God heeft bij ons wat groots verricht".

En die stemming bracht de sfeer van dankbare erkenning.

Ook in het onderling verkeer van de honderden die waren samengestroomd was er die sfeer.

In de gespreïcken leefde diezelfde dankbare erkenning. Telkens kwam lot uiting het treffende, dat Ds Douma releveerde, toen hij er op wees dat vier ministers der Kroon^ onder wie de minister-president en de minister van justitie, aanwezig waren, om te getuigen van de belangstelling der Regeering bij de herdenking van wat voor honderd jaar door de Regeering werd beboet en met arrest gestraft; en er was de gedurige verwondering over het feit, dat de groote zaal van Tivoli veel te klein bleek voor de herdenking van bijeenkomsten in huiskamers en schuren en schippersroefj es.

Wat de viering van het eeuwfeest der Scheiding onvergetelijk heeft gemaakt voor ieder, die er aan heeft deelgenomen, was die sfeer, was dat sterksprekende besef van groote beweldadiging, dat den geest van het gezamenlijk en in groepjes bijeen zijn typeerde.

Al dadelijk hel begin stond op een hoog plan. De opening van de Historische Tentoonstelling in de collegezaal van het Geografisch Instituut voor een kring van genoodigden, was een voortreffelijke inzet.

Prof. Dr A. Goslinga, de voorzitter van het tentoonstellingscomité, zette in een korte rede de t)eteekenis uiteen, van wat samengebracht was als documenteering van de geschiedenis der Afscheiding tot 1854. En de rondgang, die daarna de aanwezigen maakten langs de met zorg en kennis van zaken gerangschikte verzameling üi de hal van het gebouw T> evestigde zijn woorden. "Wat we daar zagen, o.m. in de collecties papieren \an het Rijksarchief, in de bijdragen, die do ir Dr Keizer waren afgestaan, in ae authentieke stukken van de allereerste jaren, in de vele boeken en brochures van vroegeren en lateren lijd, bewees den grooten invloed, dien de Scheidingsbeweging op hel godsdienstig leven der 19e eeuw heelt geoefend. En de beschrijvende catalogus, die aen enoodigden werd ter hand gesteld, was een uitnemende gids. Die catalogus is het olijvende van deze expositie, want hij bewaart, wetenschappelijk geordend, de precieze aanwijzing van !iet mateiaal, dat voor de studie van de Afscheiding voorhanden is en kan uitgangspunt zijn voor verdere verzameling en completeering.

Toen kwam de bidstond in de overvolle Westerkerk.

In het „Versterk, hetgeen Gij hebt gewrocht", dat de aanvangsbede was en de verzekerdheid van het „Gij toch. Gij zijl hun roem, de kracht an hunne kracht", die in volle accoorden daaroverheen ruischte, werd de intonatie gegeven, die de herdenldngsdagen zou bezielen. En in het biden en spreken, dat daarop volgde, werden de arten gestemd op de erkentenis van liet groote, at God gewrocht had.

Dat was de inzet der herdenking en door dien, nzet werd ze gestempeld.

Wat daarna volgde, de begroetingssamenkomst n 't Gebouw voor Kunsten en 'Wetenschappen, as de transpositie van dien toon der dankbaareid in de onderlinge gesprekken.

Donderdagochtend begonnen de Tivoli-vergaderingen.

En weer was er aanstonds de sfeer der erkentenis: in het treffende psalmvers, dat werd gezongen, in het krachtige openingswoord van den voorzitter, die het „geen menschenwerk, maar Gods werk" vooropstelde, in de breed uitgewerkte bewijsvoering van Prof. Schilder, dat de beweging der Scheiding was een voortbouwen op het fundament der apostelen en profeten, niet een werk van menschen, maar een openbaring Gods.

En alweer, ontroerend duidelijk, in de rede van Dr Colijn bij den aanvang der middagvergadering. Daar werd, voor een compacte schare, die tot in de uiterste hoeken de groote zaal vulde, voor een uitelezen gezelschap van hooge autoriteiten van Staat en Stad, voor een breeden kring van leiders op leer keiijk en politiek terrein, en - door de

aanwezigheid, van de pers — voor liet gansclie volk verklaard, dat het verbreken van den band met de door den Staat gecontroleerde Kerk, 't welk de vaders der Scheiding dorsten bestaan, was het plaatsen voor de volksconscientie van het beginsel eener vrije kerk in een vrijen Staat, beteekende een herleving van de Gereformeerde levensbeschouwing en een invloed ten goede op de algemeene levenshouding van heel ons volk. De dankbare erkenning van de daarin zich openbarende weldadigheden Gods vormde den grondtoon en de slotsymphonie van deze rede, die, het kon wel niet anders, te meer indruk maakte, omdat het de leider der Regeering zelf was, die haar uitsprak Ds Douma, die Dr Colijn bedankte in een van warmte en genegenheid tintelende improvisatie, vertolkte de stemming precies, toen hij dien grondtoon van de „magistrale" oratie aanwees, en in die sfeer bleven ook de volgende sprekers. Dr Ridderbos. Dr Aalders, Ds van Dellen en Dr Noordtzij. En het was meer dan een gelegenhcidsapplaus, toen de vergadering den Minister van Justitie dankte voor zijn waardeerende woorden en voor de onderscheidingen, die hij namens de Regeering uitreikte aan Prof. Hoekstra en Ds Douma.

C. T.

* Den tweeden dag waren de aanwezigen uiteraard merkbaar onder den indruk van het droeve feit, dat aan het gezellig samenzijn van den vorigen avond een zoo plotseling einde had gemaakt. Niet alleen dat de voorzitter van dezen dag aan het begin der vergadering eenige gevoelvolle woorden aan den overledene en diens familie wijdde, niet alleen ook flat er als vanzelfsprekend minder geapplaudiseerd werd, maar daarnaast keerden de gedachten en gesprelsken steeds weer terug tot wat

ons den vorigen avond zoozeer had aangegrepen. De zaal was niet zoo vol, wat trouwens te verwachten was. Twee dagen zich uit zijn werk los te maken is nu eenmaal bezwaarlijk, 's Middags werden de kleine groepjes, die zich nog een plaatsje gekozen hadden op de ruime galerijen, naar beneden gedirigeerd, wat wellicht geen achteruitgang beteekende.

Was er Donderdag gesproken over het „beginsel", het recht en de beteekenis der Afscheiding, en was toen reeds bezien van welke verstrekkende gevolgen het simpele begin de aanleiding was wat betreft het nationale leven, thans werd uitvoerig belicht, hoe 1834 ten goede kwam aan de theologie, het lager en hooger onderwijs en aan het werk van evangelisatie en barmhartigheid.

In dit verband werden alle beweringen weerlegd, zooals ze bijv. den vorigen dag in de vergadering van Kerkherstel geuit waren, als zou de dogmatische beteekenis van de Afscheiding nog veelszins in het duister liggen. Hier werd door Ptrof. Dr F. W. Grosheide aangetoond, dat de Afscheiding wel een daad is en op zichzelf niet bevoraering van de theologie, maar dat ze uitgaat van theologische overwegingen, en in haar gevolgen beteekent ze de bewaring en de aanvankelijke opleving van de Gereformeerde Theologie in den tijd, dat deze schier geen enkelen beoefenaar meer had.

Dr C. Bouma zette uiteen, hoe, naast den zwaren strijd voor het levensbestaan van de Kerk, de Afgescheidenen zich eveneens op het terrein van het onderwijs lieten gelden: eerst in het klagen over droeve toestanden, dan in het zenden van protesten, zelfs in het weghouden van de kinderen uit de openbare scholen, tenslotte in het stichten van de eigen school. Ook naar het hooger onderwijs strekte de reformatorische kracht der Afscheiding zich uit.

In de middagvergadering werd gehandeld over de Afscheiding en het werk van evangelisatie en barmhartigheid. Ds J. G. Feenstra liet zien, hoe de Kerken der Afscheiding begonnen zijn met onopzettelijke evangelisatie. De Kerk was een stad op een berg. Daarna ging men eveneens de aandacht wijden aan opzettelijke evangelisatie. Op het eeuwfeest der Afscheiding moest zeker ook in dankerkentenis gesproken worden over wat God door het werk van evangelisatie en barmhartigheid tot stand had gebracht.

De gelegenheid tol discussie verhoogde op dezen dag het wetenscuappelijk karakter der samenkomsten zeer.

Tenslotte heeft Dr G. Keizer eenige grepen gedaan uit zijn Afscheidingsarsenaal, en ons nog eens in bewondering gebracht voor zijn gedetailleerde kennis van dit onderwerp.

Als de voorzittter hem met het oog op den beperkten tijd een spreeklimiet van di-ie minuten voorschrijft, verbaast het ons al niet meer, wanneer hij de verzuchting slaakt, over de „drie vrienden" wel drie dagen te kunnen spreken.

Nadat de voorzitter den arbeid van de werkersachter-de-schermen heeft gememoreerd, en Dr Dijk aan het Comité den dank van het gansche Gereformeerde volk heeft gebracht, zingen we nog het laatste vers van Rs. 105 en dan gaat Ds Elgersma van Ulrum ons voor in dankzegging.

Het zijn prachtige dagen geweest in Utrecht, dagen van diepen ernst en groote dankbaarheid. Geen wrakestemming, en ook geen begeeren om de boeten terug te eischen, om met de hoogleeraren Hoekstra en Schilder te spreken. Wél een prijzen van God, Die het nietige begin den inzet deed zijn van zooveel zegen. Ook bij het heengaan van een onzer was er een biddend opzien tot Hem, Die onze krachten vernieuwt.

Zoo werd dan alle roem Hem gewijd, in Wiens heerlijkheid alleen de ware eenheid te zoeken en te vinden is.

E. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Indrukken van de Afscbeidingsbijeenkomsten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's