GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Mijn God, mijn Heilige, wij zullen niet sterven". Hab. 1:12 b.

Het leven van Gods volk In donkere tijden.

II.

Vertrouwen.

Bidden geeft kracht. Daarom bad Habakkuk, van het begin tot het einde van zijn profetie. Want hij moest profeteeren in heel bange tijden, toen Juda bekneld raakte tusschen Egypte en het trotsche, anti-goddelijke, onsluimig-voortschrijdende wereldrijk der Chaldeeën ol Nieuw-Babyloniërs. In tijden van wereldroering wordt de niensch, óók de geloovige, aangegrej)en door verschrikking en angst. En vooral de geloovige moet dat niet verdringen, maar overwinnen. D.w.z. hij moet wal in de wereld geschiedt klaar en scherp onder oogen zien; hij moot dat alles stellen in het licht van Gods Woord; dan moet hij, biddend en zijn GOD belijdend, over de wereld triumpheeren. Dal kan in den weg des Verbonds. Dat kan door het geloof in Christus Jezus den HEERE. En dat deed Habakkuk, toen hij, scherp de wereld en haar pretenties in het oog houdend, bad en beleed: „Zijt GIJ niet VAN EEUWIGHEID, HEERE? " Dit was zijn OVERWINNING die de wereld overwon, n.l. zijn geloovig gebed. Toen Habakkuk den HEERE gezien en aangeroepen had, zonk de Chaldeeër voor hem in het niet!

Goed bidden doel steeds beter bidden. Het gebed, dat krachtig is in zijn ingang, wordt rijker in zijn voortgang. Als Habakkuk zich lot den HEERE gewend heeft, en Hem beleden heeft als den EEUWIGE, den ALVERMOGENDE, den grooten God des Verbonds, dan verdiept zich, BIJ den Heere, IN de gemcensriiapsoefening met God, zijn gebed. Zijn bidden draagt vrucht, reeds na zijn eerste bede; de vrucht van inniger gebed.

„MIJN God, mijn Heilige, wij zullen niet sterven". Nu ziet hij niet enkel den Hieere meer, den Eeuwige, den Eenige, den Waarachtige, GOD, tegenover de wereld, in haar tijdelijkheid, en nietigheid, en opgeblazenheid, de god-in-eigen-waan, maar liij grijpt zijn God ook aan, en klampt zich aan Hem vast, en eigent zich Hem toe: „MIJN God, MIJN Heilige". Nu gaat Habakkuk van ki-acht tot kracht steeds voort, en wezenlijk reeds in de kracht van Christus, in de genade des Verbonds, ging hij uit, en voort, in zijn gebed „overwinnende, en opdat Hij overwon" (Openb. 6:2), zegevierend van de ééne tot de andere overwinning.

Die God, dien liij aanriep, is ZIJN God, ZIJN Heilige, met Wien hij in wederkeerige relatie staat; die Zich z ij n lot en dat van zijn volk, het volk des Heeren, als wiens vertegenwoordiger Habakkuk spreekt, zal aantrekken; op Wien Gods volk steeds staat kan maken, mag maken en moet maken. „MIJN God, MIJN Heilige, ... daar moet het vanzelf op volgen: WIJ zullen niet sterven". God alleen is groot, boven heel de wereld uit. Maar MET Hem kan Zijn volk niet anders ? ijn dan meer dan overwinnaars! Nu valt de trotsche Chaldeeër niet meer alleen weg tegenover den eeuwigen God, maar MET God, ZIJN God, ZIJN Heihge, staat Gods volk onschendbaar, onschaadbaar, onover^ winlijk, verzegeld (Openb. 7), tegenover de wei-eldmacht.

Wij moeten niet vergeten, dat Habakkuk het heel benauwd had, en dat al het wereldgebeuren hem bang was, zooals thans ook de menschen vol angsten zitten. Habakkuk begon dat te overwinnen door te bidden; door God tegenover de wereld te plaatsen. Maar met deze tweede bede kwam hij verder door zichzelf BIJ God te plaatsen, in Gods hoede en gemeenschap.

„Mijn God, mijn Heilige", dat was persoonlijk bidden; dat was vertrouwend bidden; dat was, in nood, pleitend bidden.

Nu stond Habakkuk nog midden in een verworden en verwarde wereld, en er was in die wereld door zijn eerste bede nog niets veranderd, maar hij was daar niet meer eenzaam in, sinds hij gezegd had in zijn bidden: „Mijn God, Mijn Heilige".

Men zegt dat zoo heel gemakkelijk: „mijn God", „onze God", „uw God", maar het is iets heel ontzaggelijks. Jezus zei het, na de drie-urige duisternis, aan het kruiSj en dan valt het ons op, dan merken we er op, dan leggen we daar allen nadruk op: „MIJN God, MIJN God, ... waarom hebt Gij mij verlaten? " Het was Christus' overwinningsroep op alle macliten ter wereld. Wij letten daar ten rechte zeer nauwkeurig op. Maar wie met Hem, door Zijn genade en kracht, alzoo overwinnen, de wereld en de wereldangslen overwinnen, die ze_ggen ook iets heel groots in die sobere woorden: „MIJN God, MIJN Heilige".

Jezus leerde ons, zóó te bidden. „Wanneer gij bidt, zoo zegt: „ONZE Vader, die in de hemelen zijt". „Mijn God, mijn Heilige" verschilt van de aanspraak van het gebed des Heeren niet zooveel. Want de heiligheid God is in het Oude Testament steeds de Goddelijkheid Gods; Zijn verhevenheid boven het schepsel; Zijn zuivere reinheid boven al het zondige, MIJN God, mijn HEILIGE, d.i. MIJN God, die eeuwig en waarachtig GOD zijt; MIJN God, die boven elk verheven en verheerlijkt zijt; MIJN God, die het kwaad niet duldt, en het onrecht niet gedoogen zult! Het is bidden, in kinderlijke vreeze en kinderlijk vertrouwen, tot de hemelsche majesteit Gods.

Zoo werkt Habakkuks tweede bede de eerste rijker uit, en tegenover den verwaten, geweldigen, goddeloozen Chaldeeër bidt hij nu breed: MIJN God, die instaat voor Uw volk; die trouw zijt aan Uw verbond; die zorgt voor Uw kinderen, maar die dan ook alleen GOD zijt, en boven alle wereldmacht verheven, en een Strijder tegen al het kwade. En dan weet Habakkuk het, en zegt het in zijn gebed ook uit: Wij, die met U verbonden zijn, zullen niet sterven.

Dat is vertrouwen. Het is gelooven. Daar stond ook de Psalmist, die zong: „daar God mijn schild en hulp wil wezen, wat zal een nietig mensch mij doen? ", en even later, met dezelfde woorden als Habakkuk: „Ik zal door 'svijands zwaard niet sterven, maar leven, en des Heeren daan, waardoor wij zooveel heil verwerven, elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan".

Niet sterven, maar leven..., dat is óók het antwoord, dat Habakkuk straks op zijn gebed ontvangt: „de rechtvaardige zal door zijn geloof leven" (2:4b). Dit is vertrouwen, dat niet beschaamd wordt. Zóó moeten we, geloovig, naar Gods Woord, bidden.

Gods volk weet zich, biddende, in donkere tijden veilig. Want het zegt tot GOD, geloovig, MIJN God, MIJN Heilige, 't Verkeert met vertrouwen bij God. 't Staat vast en onwankelbaar, 't Staat. Het staat midden in een wereld van onrecht en geweld, goddeloosheid en corruptheid, trouweloosheid en verderf. Zooals Luther stond, sinds ook hij dat woord van Habakkuk, Gods Woord, ge­ vonden had: de rechtvaardige zal door zijn geloot leven!

Gods volk gaat in donl< ere tijden niet ondep, door en in dit vertrouwen, dat het uitspreekt en uitspreken moet in zijn gebed. Israël mag in ballingschap zijn, en Juda straks overweldigd en weggevoerd worden, Gods volk keert in Kanaan weer, totdat het den Messias naar het vleesch zal voortgebracht hebben. Het kwaad mag in de wereld komen, het booze, en daarin DE booze. de overhand zelfs krijgen; Gods volk mag verdrukt en vervolgd en gedood worden; toch zullen wij niet sterven, niet ondergaan, niet absoluut in de machl des doods komen; Gods volk zal uit allen nood en dood weer opstaan, en het hemelsch Kanaan binnengaan, totdat God, met Christus' wederkomst, alles zij in allen. Wij zullen niet sterven, maar leven; altijd leven; eeuwig leven.

Angst is iets van den dood. WIJ zullen niet sterven. Wie vertrouwen en vertrouwend bidden als Habakkuk, overwinnen; overwinnen onbestemde angsten, maar ook de bepaalde vrees.

Wij moeten bidden; vertrouwend bidden; geloovig bidden; eenvoudig bidden; zeggende: „MIJN God, MIJN Heilige, WIJ zullen niet sterven!" Dan worden we „in dit alles meer dan overwinnaars, door Hem, die ons heeft liefgehad". We leven We leven heel intens. Want de rechtvaardige zal DOOR ZIJN GELOOF leven. En dat is het echte, en eigenlijke, en biddend leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's