GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ik geloof aan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof aan

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik geloof aan de universeele „wederhersteiling". (JAARWISSELING).

Het is op den oudejaarsavond goed, klaar te komen met den tijd, te welen, wat hij waard is, waarheen hij dringt. En het is noodig, óók over hem uit bel geloof te spreken in het midden van de belijdende kerk, de groote gemeente. Daarom willen wij beden voor ons geloof belijdenis doen van de wederherstelling aller dingen.

Onder de „wederherstelling aller dingen" (de z.g. apokatastasis) is dikwijls veel verstaan, dal wij op grond der Schrift nimmer kunnen óf mogen aanvaarden. Het verzet, dat alle eeuwen door zich keert tegen de geopenbaarde waarheid Gods, heeft zich met name gekeerd tegen dat voor het „vleesch" zoo ergerlijke leerstuk van eeuwige straf, eeuwige vergelding. Die leer vond men te vreeselij k. En daarom heeft men getracht, zich aan den greep der Schrift in dezen te ontworstelen. De één zocht een uitweg in de leer der „conditio neele onsterfelijkheid". De ander in die van de „weder hers telling aller dingen".

„Condi tione ele onsterfelijkheid", — daaronder verslond men dan, dat slechts zij eeuwig zouden kunnen blijven leven, die vrede hadden gesloten met God. De anderen zouden dan na een zekere periode van straftijden worden weggedaan, vernietigd.

En „w e d e r h e r s l e 11 i n g a 11 e r d i n g e n", — daaronder wordt dan doorgaans verstaan, dat degenen, die buiten God geleefd hebben en gestorven zijn, na bet ondergaan van hun „straf" gedurende een bepaalde periode, in stee van vernietigd te worden, zouden vernieuwd worden, veranderd, bekeerd. Niet alleen menseben, maar ook demonen, duivelen zouden in die bekeering deelen. En zoo zouden „alle dingen" wederom hersteld worden. Men sprak daarbij van „alle dingen", maar dat woord moet niet al Ie strak genomen worden. Behalve de dingen toch bedoelde men vooral alle personen, alle menschen en ook de demonen, die vroeger engelen waren geweest.

Nu zijn er naar onze stellige meening tegen beide geopperde denkbeelden onoverkomelijke bezwaren in te brengen, — indien men althans aan de Schrift vasthouden wil.

Daar is, om te beginnen, de leer der condiüoneele onsterfelijkheid. Wij laten de ettelijke bezwaren, die men daartegen aanvoeren kan, rusten, willen ook niet den term zelf curieuselijk onderzoeken, maar wijzen er hier alleen maar op, dat tenslotte deze theorie stranden moet op de verbondsgedachte. God beeft den menscli geschapen in het verbond met Hem. Dat verbond is in het menschelijk bestaan niet iets accidenteels of incidenteels; het is nimmer iels „toevalligs", iels waarmee men aanraking kan hebben of ook niet hebben. Neen, — dal verbond is nu de eenige manier van het verkeer tusschen God en de ge- * meenschap van Adams kinderen. Geen van die komt ooit onder de grondwettige bepalingen van het verbond uit; in alle gevallen heeft het voorzien, alle zijn erdoor bepaald.

Dat verbond nu handelde niet over liwesties van den tijd alleen, maar deed bepalingen omtrent tijd en eeuwigheid. De armen van den God van het verbond omvatten, óf — verstooten voor tijd en eeuwigheid. Achteraf wordt dus ook daaruit duidelijk, dat de mensch geschapen is voor de eeuwigheid. Voor tijd en eeuwigheid beloofde God hel leven in geval van blijvende gehoorzaamheid. En dit kan God slechts doen, indien hel zijn voornemen was, den mensch te scheppen voor tijd en eeuwigheid. Zoo predikt de verbondsbelofte zelf, dat hel eeuwig voortbestaan van den mensch tot de oorspronkelijlve scheppingsordening behoort. Derhalve is de hypothese der condilioneele onsterfelijkheid door de verbondsgedachte geoordeeld; want hel verbond sluit zulke „voorwaardelijkheid" uit. Het kan niet tot den mensch zeg­ gen: „God handelt met u over dood en leven, en de inzet is „tijd en eeuwigheid", maar — mocht gij het verbond verbreken, dan kan die eeuwigheid nog altijd vervallen". Juist op de verbondsgedachte strandt heel de leer der condilioneele onsterfelijkheid.

Maar dit argument, dal ons eigenlijk sterker lijkt dan ettelijke andere, die men vaak gebruikt^ rekent dan óók af met de vUsche leer der wederherstelling aller dingen. Indien n.l. het verbond den mensch van den aanvang af heeft toegesproken met den eisch van leven en van dood, en dat voor het project van tijd en eeuwigheid, dan kan men dil niet te niet doen door de aedachte. dat God straks dan toch weer aan de vijanden, en aan de demonen, wisseling van staat zal mogelijk maken na dit leven. Immers óók daarmee zou feitelijk het verbond ongedaan gemaakt zijn.

Wijzen wij dus af de valschc opvalling van de wederherstelling, dit beteekent nog niet, dal daarmede deze wederherstelling zelf, opgevat in bijbelschen zin, zou moeten worden uitgesloten. Het feit ligt er nu eenmaal, dat de bijbel zelf in Hand. 3:20 V. zulk ©en wederhersteiling of apokatastasis in uitzicht stelt. Daar wordt gesproken over lijden (tijdsgewrichten) van verkwikking; en ook over lijden van w e d e r h e r s t e 11 i n g. Het woord „apokatastasis", dat hier in den griekschen tekst voorkoml, wordt in het jongste woordenboek op het Nieuwe Testament in zijn grondbeteekenis uitgelegd als een terugbrengen in een vroeger en toestand. Een herstel van vroegere verhoudingen. Zoo kan de natuur 'terugkeeren in een vroegeren staat; kan ook, juridisch gesproken, iemand die gevangen gehouden was weer in vrijheid worden gesteld, kan ook in politicis een staatsordening opnieuw worden ingericht. Dil alles heel dan in het grieksch apokatastasis. Ook — aldus nog steeds het woordenboek — komt het woord in het astronomisch spraakgebruik voor. Het duidt dan aan, dal de sterren weer in hun oorspronkelijke positie terugkeeren. Of ook wel, wanneer het woord van zon en maan gebruikt wordt, dat deze na een verduistering weer beginnen te schijnen. Ook vele andere voorbeelden zijn er, waarin juist op astronomisch gebied dit woord gebruikt bhjkt.

Dit alles heeft weliswaar nog niets te maken met het spraakgebruik van hel Nieuwe Testament, want al de voorbeelden, die wij aanhaalden, liggen op een ander terrein. En toch heeft het zijn beteekenis, hierop te letten. Immers, het merkwaardige is, dal hel woord apokatastasis niet zoozeer de bedoeling heeft, een toestand te teekenen van een bepaald mensch, hetzij in ethisch, hetzij in ander opzicht, doch een relatie teekent, b.v. een recblsrelatie of oen kosmische relaüe, een be trekking tusschen deelen en geheel. En zélfs, wanneer het woord in hel neo-pïalonistisch denken gebruikt wordt ter kenschetsing van zegeningen, die inli'eden voor de ziel van den enkelen mensch, zelfs dan heeft hel woord apokatastasis niet de bedoeling, te zeggen, hoe zulk een ziel er uil ziet; het wU alleen maar aangeven, in welk verband zij komt te staan met hel geheel van den kosmos.

Zoo kunnen wij dan ook zonder eenige aarzeling ons van het woord apokatastasis bedienen, teneinde den inhoud van Hand. 3:20 ook in ons eigen woordgebruik rechl te lalen wedervaren. Killet (Oepke) vertaalt den tekst aldus: opdat er mogen komen tijden der verkwikking vanwege den Heere en Hij den voor u bestemden Messias Jezus moge zenden, welken de hemel opnemen moet tol aan den tijd van de wederherstelling van het al waarvan God gesproken had door Zijn heilige profeten van oudsher. Een moeilijkheid echter iSj dat óók nog een andere vertaling mogelijk blijft; en die wordt ook door Kdttel-Oepke gegeven; de laatste woorden worden dan: tol den tijd van de oprichting van al datgene, wat God gesproken had door de heilige profeten van oudsher. Volgens Kittel loopen deze beide beteekenissen feitelijk parallel, ja, vloeien zij ineen. De „momenten van verkwikking" staan in correspondentie met de „tijden van wederoprichting". Met die eerste „momenten" wordt dan bedoeld het intreden van een verandering in den toestand der op de menschen drukkende benauwdheid: God laat telkens het licht weer door de wolken beenbreken, geeft tijden van verademing en beurt zoo het hoofd der Zijnen weer op. In dit alles werkt Hij voorts heen naar de toekomst, waarin Hij voor aUe eeuwi_gheid de oude verhoudingen weer herstellen zal. Het gaat dus om verhoudingen, rechtsverhoudingen. En deze worden teruggebracht tot de zuiverheid, die zij hadden „van den beginne". Door het vervullen van Zijn belofte, die God van ouds gesproken heeft, worden dus alle dingen teruggebracht tot hun oorspronkelijken staat, tot de oorspronkelijke zuiverheid van relatie.

Wil dat nu zeggen, dat dus alle menschen, hoofd voor hoofd, en alle demonen in een toestand van zaligheid gebracht worden? Allerminst; want het tekstwoord ziet niet op den toestand van dezen of genen, maar op relaties tusschen hen allen.. Deze apokatastasis is er, zoodra het jongste oordeel uit­ gesproken zal zijn. Zij is over den heelen kosmos uitgebreid. Zijiserookindehel.

Juist hier komt dan ook de verbondsgedachte weer in haar geweldigheid naar voren toe. Het verbond is geen quietief, dat de oogen leert sluj. ten voor den dood, om ze alleen maar af en toe te laten opengaan voor het leven. Integendeel, het verbond opent de oogen dadelijk voor leven en voor dood beide. Het heeft, zoodra het afgekon. digd werd — in het paradijs, waar nog geen dood was — dadelijk dood en leven tot inzet gemaakt van heel het paradijsverkeer met God als Verbondsgod. De mensch is in 't verbond verplicht te rekenen met den dood als rechts-handhavinj Gods, nog vóór dat hij was gevallen. Het waren de oorspronkelijke verhoudingen: dat alles naat Il e t r e c h l Gods z o u v e r 1 o o p e n.

Welnu, dil recht Gods wordt in deze wereld onophoudelijk weersproken, het wordt beleedijd. En dat is de toestand die om herstelling roept.

En zie, nu komt die herstelling; zij komt daarin, dat straks in den jongsten dag God Zijn rechten handhaaft, zoowel in hemel als in hel. Ij den hemel, — want die is op rechtsgrondslagen gebouwd. In de hel, — want die is eveneens eei manifestatie van Gods recht.

Zoo valt dan alles onder deze wederherslellinj aller dingen. Dat herstel breekt niet op de bel, maar gaal juist daarin door. Hel laat zich niet opsluiten in den hemel, als ware die een afgeschoten terrein, afgeperkt en afgepaald als een apokatastase-reservaal; o neen; er is een apokatastase van alles. Van alle dingen? Neen, van alle verhoudingen. Van alles dat door Gods spreken is gesteld.

Dus kan de jaarwisseling ons slechts versterken in hel geloof. Wij gaan weer naar de rechtsbe dec ling heen. We vinden straks de apo-katastase. De fundamenten der aarde wankelen; maarl we gaan toch naar de apokataslase toe. Alles loopt scheef, buiten onzen kring, en daarbinnen. Maai we zijn weer een jaar dichter l^ij de herstelling van de rechtsverhoudingen over alle lengten en breedten, en in alle „dimensies". Onze wereld bukte onder zware stormen, en meer dan voor het rechl van God interesseert een verslapt christendom zich voor de „liefde" onder è menschen; en daai-mee wordt de chaos noj grooter, want een liefde-prediking, die Godsrechtsgebod niet in onze menschen-ordeningen tot erkenning wil laten komen, beteekent bederf, willefceiu-, chaos. Doch — wij gaan naar de apokataslase toe. Wat Golgotha in een scbrikkehjk uur liet zien, dal n.l. de liefde slechts in gelijktijdigheirfl met het recht doorbreken kan, dat zal straks eeuwig blijken, als liefde en recht beide door alle fronten heengebroken zullen zijn.

Of er nog vele momenten van verkwikking te wachten zijn, vóórdat de apokataslase beslag legt op bet continu der stilgelegde wereld, dat weet God alleen. De golven zullen nóg geweldiger beuken tegen de borstweringen, die menschen maakten, op hun veiligheid bedacht. Hoe vaak de storm nog 't hoofd omhoqg steekt, welen we niet; evenmin dus, boe vaak een periode van verademini de ééne stormperiode naar de andere nog óverleiden zal. Maar aan het eind van het veelbewogen jaar dat achter ons ligt, richten we 't hoofd omhoog. De rechts-orde, ja, die is in aantocht. Breed, universeel.

Wie is er, die den vijand buiten de kerk ziet! Wie is er, die gelijk de meeste psalmisten, nog in slaat is, vijanden te hebben binnen den verbondskring? Wie is er, die de rechts-orde in den verbondskring zóó geschonden ziet, dal men soms cle menschen zich aftobben ziet, om toch binnen den verbondskring geen vijandea te krijgen, en de casuspositie der psalmisten te vermijden, desnoods ten koste van de waarheid'? Wi« is er, die zijn eigen zonde voelt opstaan tegenI Gods recht?

Hij trooste zich: de laatste avond van het jaarl brengt hem weer dichter naar de universeele I rechts-handhaving toe. De wereld wordt hersteldll Sion en niet-Sion worden op rechtsgrondslagen I voor eeuwig vastgesteld. I Slechts Sion wordt overigens door recht ver-I lost.

Wie nu den horizon afzoekt, die vrage naar tó I recht des HEEREN. Dal is de eenige manifiTil om iilaar te komen met de eeuwigheid in den tij, 'i| I met de vrienden en de vijanden, met „Gebot uniil Ordnungen". De piëtist zoekt vanavond de apo-| katastase van zichzelf, een persoonlijken slaat e» I toestand. Dat kan de heiden ook. De dienaarl van God den levende zoekt de apokataslase vs"! het al naar rechtsbestand. Wonderlijk, wonderlijl'i I — al zoekend naar dal rechtsbestand deelt hij ^' I in; 'hij komt op zijn plaats te slaan. Het recht heef'l hem genomen, meegenomien In genade. I

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

Ik geloof aan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's