GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vreemd dagboek.

R. M. Rilke: Het dagboek van Malte Laurids Brigge. — N. V. Querido's U.M., Amsterdam, 1936.

De Oostenrijker Rainer Maria Rilke, is ongetwijfeld, althans bij name, velen bekend, als een der voornaamste buitenlandsche dichters. Zijn zwaarmoedige, maar zeer plastische lyriek heeft op velen grooten invloed gehad, ook in ons land. Minder is hij hier bekend als prozaïst, zoodat de eerste Nederlandsche vertaling van zijn „Aus den Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge", die in „de Salamander" reeks is verschenen, den bewonderaars van den dichter ongetwijfeld welkom zal zijn. Temeer daar het werk voor weinig geld en in een zeer smaakvolle uitgave te verkrijgen is.

De dagboekvorm schrikt in een boek veel menschen af. Ze vreezen een verslag te zullen krijgen van meer of min belangrijke, op zich zelf staande feiten, die juist door hun onsamenhangendheid geen spanning te weeg kunnen brengen. Voor een reisverslag acht men deze methode geschikt, voor een boek dat literaire pretenties wil hebben, niet.

Zulk een boek is echter het dagboek van Malte Brigge niet. De jonge man van acht en twintig jaar, komt naar Parijs en gaat daar langzaam onder, aan eenzaamheid en armoede. Zijn uiterst fijn zenuwgestel, dikwijls zelfs neuro-pathisch, is nïet bestand tegen de ellende die hij om zich ziet. Zijn angst voor het leven tracht 'hij tevergeefs te verbergen achter een cynische beschouwings, wijze, zijn angst voor den dood wil hij ontvluchten door herinneringen op te roepen uit het verleden. Eens was zijn geslacht aanzienlijk in Zweden. Het had groote mannen opgeleverd, wier beeltenissen nog prijken aan den wand van het oude familieslot. Maar in Malte's herinnering leven nog slechts een afgeleefde grootvader, een vader van wien hij niet veel weet, en enkele vrouwen. Een daarvan is zijn moeder, een hem verwante ziel. Met haar kon hij zich de vreemdste toestanden indenken. Spookgeschiedenissen en sprookjes hadden zij beiden niet noodig. Met de meest gewone dingen konden ze zich vermaken, daar hun verbeelding daarvan de meest fantastische voorstellingen kon maken. Het leven maakten ze zich tot een sprookje en daarom was de ontmoeting met de werkelijkheid voor hen zoo vreemd. Het oude slot met zijn spookgestalten, onwezenlijke menschen en plechtige levenswijze doemt telkens voor hem op, als hij het glanslooze leven der Parijsche ongelukkigen ziet. Tegenover hun onmerkbaar wegsterven ziet hij het groteske sterven van den kamerheer Brigge, die zich door zijn dood nog onderscheidde van gewone menschen. Dagelijks schrijft hij zoo'n brok herinnering.

De benauwenis van Parijs, de ellende en het leed voelt hij telkens aan zijn eigen lichaam. Vooral dat van zwakken, ongelukkigen en uitgeworpenen. Nooit heeft hij zich thuis gevoeld in de massa, hij kon niet hunner één worden. Maar de ellendigen, de door de menigte bespotten, tot hen voelt hij zich aangetrokken. Hij erkent zich zelf in hen. Met zijn buitengewoon ontwikkeld indringingsvermogen, doorziet hij hen, en in hun eenzaamheid, hun eigenaardigheden merkt hij op de typische verschijnselen van het leven. Zoozeer leert hij hen kennen, dat hij zelfs vreest dat ze hem in hun kring opnemen, dat ze hem ook zien als een 'der hunnen. En dat schrikt hem zoo af, dat hij zich weer gaat verdiepen in herinneringen. Uit oude verhalen en historische gebeurtenissen tracht hij den zin van het leven te zoeken. Hij ziet eenvoudigen, wier leven van liefde nog na eeuwen kan nagevoeld worden, naast grooten, wier leven van glorie eindigde in een smadelijken dood, onherkenbaar zelfs voor hun vrienden.

Het zijn vooral de lieve kleinigheden van zijn ouderlijk huis, die hij met groote innigheid zich Voor den geest haalt. Ook later kan hij het leelijke niet zien zonder angst. Met prachtige beeldende taal teekent hij het. Als hij een arme vrouw peinzend ziet loopen, schrijft hij: „Ik begon zachtjes te loopen, zoodra ik haar zag. Wanneer arme menschen nadenken, moet men hen niet hinderen, Men weet nooit, of het hun nog niet invalt. De straat was te leeg, haar leegte verveelde zich en trok mij den stap onder den voet weg en klapperde met hem rond, hier en ginds, als met een klomp. De vrouw schrok, en hief zich uit zich zelf op, te snel, te heftig, zoodat het gezicht in haar twee handen achterbleef. Ik kon het er in zien liggen. Zijn hollen vorm. Het kostte mij onbeschrijfehjke inspanning, mijn aandacht bij deze handen te houden en niet te kijken naar wat zich uit hen had losgerukt. Ik gruwde ervan, den binnenkant van een gezicht te zien, maar ik was nog veel angstiger voor het bloote, ronde hoofd zonder gezicht".

Zóó ziet hij het, als deze vrouw door het plotselinge opkijken, haar gewone gezicht weer krijgt, dat niet veel meer verschilt van andere gezichten. Reeds als kind wist hij meer en zag hij meer dan een normaal, gezond kind. Een lezende kinderjuffrouw herinnerde hij zich: „Zij was ver weg wanneer zij las; ik weet niet, of zij bij het boek was; zij kon urenlang lezen, zij sloeg zelden een blad om, en ik kreeg den indruk, alsof de pagina's steeds voller werden onder haar blik, als keek zij woorden erbij, bepaalde woorden, die zij noodig had en die er niet waren".

Zoo spint hij telkens om heriimeringen een zacht net van woorden. Prachtige gedachten bevatten de bladen van zijn dagboek, soms is de toon humoristisch, omdat hij elke tegenstelling zoo diep doorziet, maar doorgaans is de inhoud grenzenloos pessimistisch. Minutieus uitvoerig wordt de ondergang van velen beschreven, die als enkeling durfden te leven. Aan het slot van het boek geeft Ulij een lange exegese van het verhaal van den verloren zoon. Daarin wordt deze Malte Brigge zelf beschreven. De zoon ontvlucht het vaderlijk Ihuis, omdat hij er de liefde die men hem bewijzen wil, niet kan verdragen. Hij vreest, zoo te worden, als zij hem wenschen. Vrij te zijn, zijn eigen persoonlijk leven te leiden, zelf aUes met zijn liefde doordringen, zonder tegenliefde teverwachten, dat is zijn levensdoel. Doch dat geluït hem niet. Als de zoon weer thuiskomt, wacht hem de liefde der anderen reeds op. En weer begint dan „zijn isülle, doellooze arbeid van zijn lange liefde tot God. Hij wilde geen liefde van menschen — want niemand kon hem liefhebben dan God. „Maai' die wilde nog niet".

De geest van den bijbel is hem geheel vreemd. Het is een somber boek van het troostelooze zoeken van den mensch, die het uit zich zelf wil vinden. Die niet weet dat wij Tiod liefhebben, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Daardoor mist het boek alle levensblijheid en is het om zijn onchristelijkheid gi-ondeloos pessimistisch.

De „Salamander" serie wil geven een „reeks van

de beste oorspronkelijke en vertaaldte romans". Het is jammer, dat daar tot dusver geen boeken' bij zijn, die om hun goeden, christelijken geest, voor leder tot de beste hunner gerekend worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1936

De Reformatie | 8 Pagina's