GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe Ik m bet Jaar 1837 een avondje passeerde.')

Het was een koude Dccember-avond van het jaar onzes Heeren 1837. De klok van den Westertoren had juist negen slagen doen hooren aan de bewoners van de goede Stad Amsterdam. Daar ik op dit gevorderde uvu- geen klanten meer verwachtte, sloeg ili mijn grootboek toe en zeide mijn meesterknecht de zaali te shiiten. Nadat hij de luiken aangebraclit Iiad, praatten wij nog een oogenblik na, waarop ilc mij naar de woonkamer begaf. Ilc vond hier mijn lieve liuisvrouw, die met de verslelmand bezig was, mijn achttienjarige doclater Keetje, die mij een door haar gestopte gouwenaar overreikte, alsmede mijn zoon Barend. Deze, op de Fransclie School zijnde, hield zich onledig met zijn huiswerk.

Mijn liuisvrouw bracht mij rapport uit over de dagelij ksche belevenissen, geen snoode ongehoorzaamlieid van een mijner telgen noodzaakte mij het Spaansche rietje te voorschijn te halen. Dies zeLte ik mij tevreden in mijn armstoel van glimmend mahonie en zeide Barend eenige turven op het vuur te werpen. Echter meende ik op te merken, dat mijn Keetje roode oogen had en vernam bij mijn navragen dat zij zich dien avond met Letteroefeningen had bezig gehouden. Dit maakte mijn vaderlijlie ontevredenlieid gaande, hetwelk ilv mijn dierbaar kind ook onder het oog bracht. Mijn lieve Keetje — zoo sprak ik — ween niet over de boeken, doch ween met de weenenden, gij zult dan helaas in deze booze waereld genoeg te schreien hebben. En nu, vertel uw vader eens, wat uw teeder hartje aldus ontroerd heeft.

Als nu verhaalde zij mij beschroomd, wat haar in het boek van het Leesgenootschap zoo gansch zeer bewogen had.

Er was eens een chirurgijn, lieve vader — zoo ving zij aan — die het tweede gezicht had, terstond voorziende uit de oogen van zijn patiënten of zij zouden sterven of wel genezen

Mijn lieve dochter —onderbrak ik liet verhaal — het ware te wenschen dat niet de chirurgijns, doch hun patiënten met het tweede gezicht begiftigd waren, voorziende uit de oogen van den geneesheer of hij kundig ware hen te genezen of niet. Doch ga verder met uw verhaal, lieve.

Dit doende, verhaalde Keetje mij, dat deze chirurgijn met het tweede gezicht verliefd werd op het eerste gezicht, meer bepaaldelijk op het gezicht van een rijke freule. Ook weird hij zelven wederom bemind op liet eerste gezicht, maar déze liefde ontbrandde in het jeugdige hart van een andere jongedocliter, eveneens een freule.

Hier viel mij op dat mijn zoon Barend van zijn Mathesis opzag en met steelsche aandacht toeluisterde. Daarom achtte ik het mijn plicht, als ouder zijnde, de stem waarschuwend te verheffen tegen de onbedachtzaamheden der jonkheid. De nuttigheid daarvan bleeli zonneklaar in het vervolg van deze gescliiedenis. De freule, gehuwd zijnde met den man harer keuze, kon zich op den duur in liaar eenvoudig bestaan niet schikken, temeer daar haar echtgenoot den patiënten geen rekeningen uitschreef, zijnde den armen rijk, hemzelven arm.

Toen aan den geneesheer een dochter geboren werd, begon hij langzamerhand wèl rekeningen uit te schrijven. Ik zag naar het snoer bloedkoralen met gouden slot dat om de halsboord van mijn Keetje prijkte en vond dit doen van den chirurgijn verklaarbaar en prijzenswaardig. Zijn dochter bleek echter geen aartjen naar haar vaartjen te hebben, maar wilde, groot geworden zijnde, het ouderlijk dak ontvheden.

Ik meende dat deze vader dit snoode voornemen zou verijdelen door van een Spaansch rietje gebruik te maken. Neen, vertelde Keetje, hij donderde tegen haar.... Bij deze verschrikkelijke woorden liet mijn lieve vrouw de maasbal uit Iiaar handen glijden, welke na lang zoeken door Barend van onder het kabinet te voorschijn werd gehaald.

Het verhaal, na deze stoornis weer hervat zijnde, maakte nog gewag van een anderen chirurgijn, die zich door zijn huisknecht telkenmale met reuV water besprenkelen liet. Toen voelde ik mij kil worden en ik oordeelde goed dat wij allen naar bed zouden gaan.

Ik moet dien nacht zwaar gedroomd hebben. Telkens was er in mijn droom een gerinkel van brekend glas, maar dat was geen glas, dat waren alsmaar brekende harten. Eindelijk kwam Jan, mijn oude knecht, met een gallon reukwater, willende mij daarmede besproeien. Ik trok de dekens in doodsangst over mij heen... floep, daar schoot aan den zolder een lampje in vuur. Mijn lieve vrouw — steunde ik verbaasd — hoe komt ons patentlampje daarginds aan de zoldering?

Word eens wakker, gaf zij ten antwoord! Wat praat je over patentlichtjes, wij zijn toch in 1937!

N. E.


1) Naar aanleiding van een vertaalde roman, dezer dagen bij een onzer - uitgevers verschenen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's