GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Kerk en Sociallsme”.

III.

Dr H. de Vos, die zich in een geschrift ernstig met het probleem van de verhouding van kerk en socialisme bezighoudt, formuleert op een gegeven oogenblik zeer scherp de tegenstelling tusschen die beide „geestelijke machten".

Dikwijls wordt betoogd, dat zij elkaar in hun toekomstverwachtmg kunnen ontmoeten. Beiden zouden, luidt de redeneering, even verlangend uitzien naar het rijk des vredes en der gerechtigheid; bij het streven naar de verwerkelijking van dat ideaal zouden zij dus moeten samengaan, in plaats van, zooals nu, gescheiden optrekken.

Neen, zegt de Sneeker predikant, van samengaan kon hier geen sprake zijn: de toekomstverwachting van het socialisme was namelijk een geheel andere dan die der kerk. Het socialisme begeerde een nieuwen toestand op aarde. Deze kon, naar zijn meening, door menschelijke inspanning bereikt worden; eigenlijk alleen door den slrijd en den arbeid der proletariërs. Zij waren de uitverkoren strijders voor de nieuwe samenleving. „In een beeld sprekend, kan men zeggen, dat de verwachting van het socialisme in het horizontale vlak lag, in het verlengde. van het bestaande, die van de kerk in het verticale vlak, dat het bestaande zou doorbreken en geheel veranderen de kerk verwacht een hemelsch rijk, te brengen door God".

En daarom, formuleert Dr de Vos zijn oordeel, voelde het socialisme zijn toekomstverwachting anders dan die der kerk, deze laatste zelfs aan de zijne vijandig, en terecht.

Daar kwam, gaat de Sneeker predikant verder, nog iets bij. „Juist door zijn toekomstverwachting was het socialisme in staat, beslag op den geheelen mensch te leggen en zijn geheele leven te vervullen. Het socialisme heeft voor velen aan hun leven volkomen inhoud en een laatsten en diepslen zin gegeven en zoo den godsdienst bij hen vervangen. Het is totalitair in zijn strekking, d.w.z. het heeft de neiging, den geheelen mensch voor zich op te eischen. Totalitair is ook de kerk, vandaar weer reden tot botsing en vijandschap".

Het is goed om deze uitspraken te overdenken. Inderdaad slaan hier twee „totaliteitseischen" tegenover elkaar. Zij verschillen echter volkomen in oorsprong en inhoud.

De lotalitcitseisch van het socialisme is gegi-ond op het geloof in de mogelijkheid tot zelfverlossing, op het geloof in den mensch. Dat geloof verwerpt „de kerk" geheel.

De heilsverkondiging van den modernen mensch heeft een uitgesproken dreigend karakter. Hij leert, dat de door hem gekozen doeleinden en wegen de eenig juisle zijn, en dat de door hem uitgewerkte tactiek het eenigste middel is om het gestelde ideaal te verwerkelijken. Wie hem niet wil volgen en zich niet aan hem wil onderwerpen, wordt een vijand geheelen: een schadelijk wezen, dat geen vrijheid langer verdient.

De heilsverkondiging van den marxist, zoowel als van den nationaal-socialist, is niet alleen, en zelfs niet voornamelijk, prediking eener blijde boodschap. Zij is vooral de uitdrukking van den „wil tot de macht".

Dat kan ook niet anders! Want zij komt voort uit het vaste geloof in eigen kracht; haar bron is niet de werkelijke liefde voor de verdrukten, maar de begeerte om te heerschen. Vandaar haar eisch van dictatoriale macht: dictatuur van het proletariaat of dictatuur van het ras, uit te oefenen door den leider. Vandaar haar geweld!

Dat leert ons Rusland, dat leeren ons de andere moderne dictaturen. Dat leert ons ook de politiek der „moderne" vakvereenigingen in Frankrijk, in Denemarken, in de Vereenigde Staten, en in andere landen.

Deze eischen immers het recht van al leenvertegenwoordiging op. Geen arbeider is tot medespreken bevoegd, tenzij hij zich bij de „socialistische syndicaten" aansluit. Wie dat niet doet, wordt eerst genegeerd, straks uitgestooten. De vakvereeniging vordert zelfs het recht van aanstelling; zij beslist wie arbeiden zal; zij alleen zorgt voor het levensonderhoud der werkloozen.

Dat is de tolaliteitseisch van het marxisme: „Mij komt alle macht tóe".

Die van de kerk, welke trouw bleef aan haar belijdenis, heeft met dien eisch niets gemeen. De kerk predikt de blijde boodschap van het Evangelie, getuigt van zonde, bekeering en genade. Zij wijst den mensch op Jezus; zij gelooft niet in eigen kracht, maar weet, dat zij alles van haar Hoofd moet ontvangen. Zij kent haar onvermogen en bidt dus om de leiding des Geestes; zij belijdt haar zwakte en zoekt dus de bron van alle leven.

Ook de kerk leert, dat slechts één weg tot het heil leidt. Maar dien weg heeft zij zelf niet gekozen. Christus kwam met de belofte: „Ik ben de weg, d e waarheid en het leven. Niemand komt tot den Vader dan door mij". En de kerk dankt God, dat zij nu van die boodschap en belofte mag getuigen.

De basis van haar leer is niet het geloof in den autonomen mensch, maar het Evangelie; zij bouwt niet op doodelijk drijfzand, maar op de vaste rots van het geopenbaarde Woord.

En daarom verwerpt zij het streven naar zondige aardsche heerschappij; het ware haar ondergang indien zij anders handelde.

De moderne mensch, die roemt van de mogelijkheid tot zelfverlossing, twijfelt innerlijk aan zijn geloof. Dientengevolge begeert hij de hulp van het geweld; zijn vertrouwen daarin is grooter dan in zijn leer.

Marx „wist", dat het proletariaat „vanzelf' de macht ten deel zou vallen. De ontwikkelingsgang der samenleving was volgens hem aan vaste wetten onderwerpen; het einde daarvan (de victorie der arbeidende massa) kon met onfeilbare zekerheid voorspeld worden. Men behoefde geen oogenblik te vreezen.

Maar zijn aanhangers waren van de aangekondigde „wetmatige" geboorte der nieuwe maatschappij allerminst overtuigd. Daarom riepen zij op tot daadwerkelijk verzet, predikten zij de sociale revolutie. De greep naar de macht gaf huns inziens betere waarborgen dan het geloof in de profetie van hun meester. Al bekenden zij dat niet openlijk. En waar die greep gelukte, zooals in Rusland, heerschte daar de overtuiging, dat nu de maatschappelijke krachten in stabiel evenwicht verkeerden, zoodat verstoring zou uitblijven? Het tegendeel is waar! Wreede bezorgdheid voor de toekomst openbaarde het ongeloof.

De kerk, die aan haar belijdenis gehoorzaam blijft, weet echter dat Christus zal Lriomfeeren, en verwacht in vol vertrouwen den dag des Heeren. Daarom kan zij verdrukking en vervolging doorstaan; daarom brengt haar het lijden altijd zegen. Die zekerheid des geloofs geeft haar kracht onder alle omstandigheden te volharden.

Menschelijke stelsels vielen onder den di-uk van buiten: het schijnbaar zoo machtige socialisme bezweek in Duitschland bij den eersten aanval; de kerk houdt stand en zal voor geen enkele wereldlijke macht vluchten. Want niet zijzelve stelt de wet; haar Koning beveelt!

Er is geen sprake van dat, zooals Dr de Vos beweert, „in verschillende landen beide machten het onderspit delven in den strijd tegen denzelfden vijand". In het Duitsche rijk is de „houding" der belijders van Gods Woord een gansch andere geweest dan die der socialisten. Zij is het nog. Want de kerk leeft! En de wereld erkent dat.

* Keeren wij nu naar het boekje van Dr de Vos terug. Zijn oordeel, dat het socialisme totalitair in zijn slrekking is, beteekent tegelijk de ver oor-; deeling dezer leer. Toch gelooft hij aan de mogelijkheid eener synthese. „Een deel van den geest der Verlichting", de geest, waaruit het socialisme leeft, zou „met die der kerk te vereenigen zijn". „Voor een deel zou ook het sociaalisme zich uit den eerstgenoemden geest kunnen losmaken", en zoo wellicht „in vriendschappelijke verhouding" tot een kerk komen, „die haar roeping verstaat". Omgekeerd is, meent de Sneeker predikant, ook „mogelijk de kerk te doen verstaan, dat zij in bepaalde opzichten aan het socialisme

een bondgenoot heeft." In den breede zet Dr de Vos nu uiteen wat het „wezen en taak der kerk" is. Hij meent, dat'feen „bizondere kracht de menschen hier bijeenbrengt, n.l. de godsdienst". Drang naar gemeenschapsvorming kenmerkt z.i. in het algemeen het geestelijk leven, dat der religie in het bijzonder. Want de religie „doet ook het besef van geestverwantschap ontstaan". De Christenen putten, gaat hij verder, bovendien hun geloof uit dezelfde bron: „Het Evangelie van Jezus Christus, waarin persoon en boodschap onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn". Een oorzaak van gemeenschapsvorming is, aldus het betoog, ook het feit, dat de Chi'isten „zich voor God steeds verbonden weet met den ander, de „naaste". Tenslotte „spreekt het Evangelie van een Rijk, het koninkrijk Gods, , dat komen moet en zal". Hun „taak" is, daarom „reeds nu en hier de samenleving tot een ware gemeenschap te maken".

Deze „gemeenschapvormende factoren in het Christendom" drijven, gaat Dr de Vos voort, nu tot organisatie: de zichtbare Kerk. Wel te onderscheiden van de onzichtbare Kerk: „de geestelijke gemeenschap, die tenslotte alle Christenen omspant, van alle tijden en alle kerkgenootschappen en ook van buiten deze".i) "'"• **-'-"

Bij ^.deze beschrijving blijft het niet. De kerk heeft, betoogt de Sneeker predikant met nadruk, haar bestemming niet uit of in zichzelf. „Zij is het eigendom en instrument van Christus, tot haar behooren wil zeggen van Christus zijn... maar ook in Zijn dienst staan... de kerk ontleent dus haar waarde aan het feit, dat zij a.h.w. schatbewaarder is en wel van de schatten, die gegeven zijn in het Evangelie van Jezus Christus".

Dat Evangelie omvat echter bij hem „meer" dan de „evangeliën, zooals wij deze in den Bijbel hebben": „Geheel de schat van het Christelijk geloofsleven, of beter gezegd, alles wat God daarin gegeven heeft, vatten wij samen onder den naam Evangelie van Jezus Christus". (Wij spatiëeren). Van dat geloofsleven en van het begrip „openbaring",

geeft Dr de Vos dan een ontleding. Het Evangelie, vervolgt hij, „beteekent goede of blijde boodschap en duidt op de boodschap, die God door Jezus Christus... tot de menschen richt. Deze boodschap spreekt God nog steeds. Hij heeft niet eens voor goed gesproken om verder te zwij gen2) Dat wil niet zeggen, dat het steeds een nieuwe boodschap is", die gebracht wordt, „en zeker niet van Gods kant, voor elk geslacht en ieder mensch is zij in zekeren zin wel telkens weer nieuw... Het Evangelie is dus een statische en een dynamische grootheid, het verandert, maar blijftin grondtrek' ken gel ij k".

ken gel ij k". „Men spreekt in plaats van Evangelie en boodschap", besluit de Sneeker predikant, „ook wel van het Woord Gods. Deze uitdrukking staat echter wel zeer aan misverstand bloot. Velen zullen dan onmiddellijk denken aan den Bijbel, wat hier niet de bedoeling is; het Woord GodsiseenerzijdsruimerdandeBijbel, anderzijds enger". Bovendien wekt zij (die uitdrukking)... de gedachte, dat God alleen maar spreekt... en verder niets doet. God spreekt juist door Zijn daden, b.v. in de natuur en de geschiedenis, zijn spreken is ©en doen".

Wij zullen het ditmaal bij deze weergave laten. Een ieder kan deze gedachteia aan de Gereformeerde belijdenis toetsen.

Volstaan wij met de opmerking, dat ook de belijdende Christenen in Duitschland zich met kracht tegen oordeelen als die van Dr de Vos over het Evangelie verzetten. Want zij hebben ervaren, waartoe het „eenerzijds ruimer... anderzijds enger" heeft geleid. En zij niet alleen.


1) Dr de Vos zegt, dat men het begrip zichtbare kerk niet te eng mag vatten. „In den tegenwoordigen tijd", luidt het, „hebben verschillende buitenkerkelijke vereenigingen een deel van de functie der kerk overgenomen. Men denke aan ds Christelijke Jeugdbeweging, de Zending, de radio (het is voorgekomen, dat ouders hun kind bij de V.P.R.O. wilden latendoopen!) (Wij cursiveeren) " 2)- Alle spatieeringen van ons.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's