GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

PASCHEN.

Wij gaan Paasclifeest vieren in het jaar onzes Heer en 1938. En wij liunnen dat maar op één wijze doen, door namelijli geloovig uit de Schriften het Paaschfeit te kennen en te verstaan. Op het Paaschfeest zijn Gods safobathsrechten op den mensch erkend, en op dien grond kan de Heere rusten in Zijn volk, want de zoon des welbehagens is Jezus Christus, ons Hoofd en Heer.

Het Paaschfeest moet beheerscht worden door Gods sabbath. De Hebreërbrief laat ook het gaan van Israël naar Kanaan zien als het ingaan tot Gods rust, tot Gods sabbath. De Heere wilde rusten in het volk, dat Hij uit Egypte geroepen en uitgeleid had. En dit rusten Gods wilde zeggen, dat Hij Zijn sabbathsvreugde aan dit volk wilde hebben.

En als de Heere Zijn vreugde heeft, dan zal ook Israël zijn blijdschap hebben in God en in Zijn heil. De sabbath is dan ook een feestdag, een dag van positief verblijden. Israël is dus naar Kanaan gegaan, om daar Gods sabbaths r e c h t e n te vinden op het volk van Zijn welbehagen.

En wanneer, zoo vragen wij, rustte de Heere in Zijn volk, had Hij dus aan Israël Zijn sabbathsvreugde? Wij antwoorden: dan, wanneer Israël geloovig, uit den Geest van Christus, leefde naar het verbond op den Sinaï gesloten, wanneer het dus ook geloovig zijn brandoffers bracht door de week en op den sabbath. Immers in de voorgeschreven brandoffers — op eiken werkdag 's morgens één en 's avonds één, en op eiken sabbath 's morgens twee en 's avonds twee — lag de erkenning van Israels kant, dat de Heere recht had op één gehoorzaamheidswerk hunnerzijds, dat Hij zóó alleen kon rusten in Zijn volk. De Heere rustte dus symbolisch —• voorzoover althans de gehoorzaamheid aan de schaduwachtige wet betreft — in Israël, en betoonde aan en in Israël in zooverre slechts symbolisch Zijn welbehagen te hebben. Hij kreeg van dit volk nog niet in volle werkelijkheid (Joh. 4) een gehoorzaamheidswerk, maar slechts één, dat deels schaduwachtig was. De Heere vierde Zijn sabbath met Israël niet om Israël zelf, maar om Hem, Die komen zou, Die den Heere werke 1 ij k één gehoorzaamheidswerk opdragen zou, opdat Hij daarin al Zijn sabbathsvreugde hebbe.

Zoo was de sabbath voor Israël een feestdag, want de Heere had Zijn welgevallen aan hen, en zij mochten zich verblijden in den Heere. Maar tevens moest beleden worden: uit onze werken komt deze sabbath niet op, uit onze werken komt hij nooit. Wij moeten den Heere wel één gehoorzaamheidswerk opdragen, maar wij kunnen niet, wij kunnen nooit. Wij danken dezen sabbath aan Hem, Die ons beloofd is. In den Messias heeft de Heere aan ons Zijn welbehagen, zegent Hij ons, en overlaadt Hij ons met Zijne gunstbewijzen. Op eiken Joodschen sabbath moest, dus erkend worden, dat alle zonden nog verzoend moesten worden, dat zij nimmer los van het symbolische in hun gehoorzaamheid Gods sabbathskinderen konden toonen te zijn, dat de volkomen en werkelijke wasschmg en reiniging nog komen moest, zou de Heere werkelijk kunnen rusten in Zijn volk.

De Joodsche sabbath kon dus niet altijd gevierd worden, want de Heere kan niet eeuwig symbolisch rusten in Zijn volk. Deze sabbath moest vervuld worden. Het schaduwachtige moest verdwijnen, en plaats maken voor de werkelijkheid. Het gehoorzaamheidswerk van Jezus Christus zal dus zóó volkomen moeten zijn, dat de Heere daaraan al Zijn sabbathsvreugde heeft, en de sabbath der schaduwen kan plaats maken voor den waren sabbath, voor dien sabbath, waarop de Heere werkelijk rusten kan in Zijn volk, doordat Hij al Zijn sabbathsrechten ontvangt.

En nu verbazen wij ons niet meer, dat Christus de Heere juist een Joodschen sabbath in het graf geweest is. Hij heeft op Goeden Vrijdag gezegd: het is, volbracht. Hij heeft daarmede gezegd, dat Hij den Heere in één ongebroken gehoorzaamheidswerk gegeven heeft het sieraad van Zijn leven, dat Hij al Gods sabbathsrechten heeft erkend tot in den dood des kruises. En toen Hij dit gezegd had, stierf Hij, en werd Hij begraven. Toen brak de Joodsche sabbath aan. En dat was volkomen m orde binnen het raam van Gods werk. Want de Joodsche sabbath was steeds gevierd onder het aspect van de zonden, die nog weggenomen moesten worden, was gevierd met menschen, die in zichzelf dood waren in zonden en misdaden, en uit wie — gelijk de dienst der schaduwen, ook de sabbathsdienst, zelf luide predikte — de Heere Zijn sabbathsrechten niet ontving.

Zoo moest deze sabbath wel eindigen in het graf. Op dezen sabbath werd in Christus begraven de mensch der zonde, in wien de Heere geen sabbathsvreugde meer heeft, en met wien Hij in der eeuwigheid Zijn sabbath niet vieren wil. De Joodsche sabbath eindigt met het rechtvaardig oordeel Gods over de zonde. (Wie dus den Joodschen sabbath viert, die viert hem onder het aspect der zonde, die nog betaald moet worden; doch langs dien weg kan hij nooit ingaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God.)

Maar als de Joodsche sabbath voorbij is, beginnen de Paaschklokken te luiden. Christus is opgewekt als de Joodsche sabbatli voorbij is. En daarin hebben wij nu de garantie ontvangen, dat alle zonden verzoend zijn, dat de oude mensch met Christus begraven is, en het alles nieuw geworden is. Het oude is voorbij; dat komt nooit meer terug. Christus is het, in Wien de Heere nu w e r k e 1 ij k Zijn welbehagen heeft, met Wien Hij ook Zijn sabbath vieren wil, èn nu èn straks, aan Wien Hij nu ook al Zijn sabbathsglorie schenkt, die Hij den mensch heeft toegedacht. En waar Hij is opgewekt als nieuw Verbondshoofd, als eersteling aller creatuur, waarmede God komt tot Zijn eeuwigen sabbath, daarom is Zijn opstandingsdag voor ons de groote blijdschap, de groote sabbathsvreugde. Want nu laat het zich zien, wat het zij: herschapen te worden naar het evenbeeld van Christus. Wij worden door den Heiligen Geest geformeerd naar Hem opdat de Heere in den verhoogden Christus aan Zijn volk al Zijn sabbathsvreugde hebbe. In Christus zijn wij niet maar symbolisch Gods sabbathskinderen, neen, in Hem zijn wij Gods werkelijke sabbathskinderen. De nieuwe mensch is er in en om en uit den verrezen Christus (Efeze 2:15). Die nieuwe mensch vertoonde zich vóór Paschen alzóó nog niet. Het Paaschfeest is dus wel wat meer dan de triumf over het graf. Paschen is de triumf over de zonde, en daardoor óók over de armoede van de bedeeling der schaduwen. Paschen heeft geroepen den nieuwen mensch naar het evenbeeld van Christus, Gods echte, ware sabbathskind. Gods sabbalhrechten zijn erkend. Christus heeft ze den Heere gegeven. Hij is ermee gereed gekomen. En nu is het oude voorbijgegaan en zie het is alles nieuw geworden. Gods sabbathskind is er weer naar het volle recht. Hij was er een keer krachtens het werkverbond in het paradijs. Hij blijkt er nu weer te zijn krachtens bet genadeverbond in Christus Jezus. En zoolang wij dat niet gezien hebben, hebben wij de glorie van Paschen niet ingedronken. De Heere bewijst nu eeuwig te kunnen rusten in Zijn volk. Hij gaat nu verder: Hij gaat Zichzelf bereiden een nieuwen hemel en een nieuwe aarde. Hij gaat Zichzelf schenken den lof en de glorie van een verloste wereld in Jezus Christus. En van die verloste wereld, van Gods werkelijke sabbathswereld, is Christus de eersteling geworden — Hij ontvangt dan ook de schoonste namen van die wereld. En ook omgekeerd, wij gaan nu eeuwig rusten in God. Wij gaan nu ontvangen alles wat in Christus onze is. Alle sabbathsglorie is nu ook ons gegarandeerd, gegarandeerd met al het schepsel mee.

Hoe zullen wij dus Paaschfeest vieren? Van uit Gods sabbath! Zoo zullen wij ons verblijden, dat de zonde is weggenomen, dat de oude mensch met Christus is begraven, en dat de nieuwe mensch geschapen is naar Zijn evenbeeld, de nieuwe mensch, in wien de Heere nu werkelijk rusten kan, als Zoon des welbehagens. Die blijdschap is groot, want dit echte, ware sabbathskind kan de dood niet houden, en het graf niet. Dit sabbathskind wordt getrokken met onweerstaanbaar geweld, want zijn sabbathsrechten liggen vast, nu Christus Gods sabbathsrechten heeft erkend.

Nog eens, hoe zullen wij Paaschfeest vieren? Van uit Gods sabbath! Zoo zullen wij luisteren naar het vermaan van den Hebreërbrief: laat ons dan ons benaarstigen om in die rust in te gaan. Laat ons van de zonde rusten, en den Heere door Zijn Geest in ons werken laten. Want in de zonden leven, dat is nu terug k e eren tot vóór, en ingaan tégen Paschen. Maar dan ligt ons doemvonnis reeds gereed. Met den mensch der zonde wil God Zijn sabbath niet vieren. Hij gaat de wereld van Gods welbehagen uit. Maar in heiligmaking leven, dat is Paaschfeest vieren. Wij zien dan de glorie van den eeuwigen sabbath over ons leven Uchten. Die mensch mag eeuwig rusten in God, omdat God eeuwig in hem wil rusten als Zijn sabbathskind. Er blijft dan een ruste over voor het volk van God. Zoo moeten wij ons geloof in deze rust Gods b e w ij z e n uit ons rusten van de zonden en in ons wandelen als nieuw geboren sabbathskinderen. Het oude is voorbijgegaan en zie het is alles nieuw geworden. De Paaschklokken luiden en zij luiden in het feest der herschepping in Jezus Christus den Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1938

De Reformatie | 8 Pagina's