UIT DE SCHRIFT
Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Colossensen 3:1.
De richting.
Zoo wij de levensrichting van den Christen mogen voorstellen door een lijn, dan wordt die lijn bepaald door twee vaststaande punten, — de opstanding van Christus, en Zijn hemelvaart.
„Met ChrisUis opgewekt", — zietdaar het éérste punt. Toen het Hoofd uit het graf rees, kwam heel het Lichaam, gerechtvaardigd en herschapen, uit den dood op. Van elk der Zijnen bracht Christus toen den levensaanvang tot stand. Alle geestelijk leven wortelt in de opstanding van Christus.
En „waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods", — dat is het eindpunt. Met Hem voer heel Zijn Kerk ten hemel. En elk levend lidmaat is eigenlijk reeds daar. Zijn leven is met Christus verborgen in God.
Door deze twee punten, het aanvangs- en het eindpunt, wordt de lijn van 's Christens leven bepaald. Want het zijn vaste punten; bet zijn volbrachte feiten; er komt nooit meer verandering in. „En hééft ons mede opgewekt, en hééft ons medegezet in den hemel". En daarom ligt ook de levensrichting van den Christen met Ziekerheid gegeven, zooals een lijn vast ligt tusschen aanvangs- en eindpunt. Het leven van Gods kind vindt dan ook zijn beeld in de dagen waarin wij ons thans bevinden, de dagen tusschen Paschen en Hemelvaart. Paaschfeest ligt achter hem, en Hemelvaart vóór hem. God bracht hem uit het graf der zonde op, en doet hem daar uitkomen waar Christus is. En zijn levenslijn is dus in richting vastgelegd.
Wel is die lijn niet altijd een rechte. Ach, hoe kan zij afwijken en slingeren; soms zelfs een tijdlang een tegengestelde richting krijgen. Maar dat is dan ook niet het eigenlijke leven van den Christen. Als dat van kracht is — het Paaschleven dat naar Hemelvaart gaat — dan loopt de lijn van beneden naar boven; dan „zoekt ze de dingen die boven zijn". En de Christen gevoelt ook en is zich bewust, dat dit zijn eigenlijk leven is. Gelijk de loop van een lijn in overeenstemming is met de punten die haar beheerschen, zoo is ook bij den Christen het „zoeken der dingen die boven zijn" in innerlijke, levende, heilig-natuurlijke overeenstemming met zijn opwekking en hemelvaart. Het is hem niet vreemd. Het is hem geen gebod op steenen tafelen. Hij heeft de richting van Paaschfeest naar Hemelvaart lief, en belijdt van haar: — daar strekt zich al mijn lust en liefde heen.
Toch, — hoezeer deze richting in den aard van het nieuwe leven ligt, — niettemin wordt ze ons voorgehouden in den vorm en met; de klem van een vermaning.
„Zoekt de dingen, die boven zijn". Eigenaardig. De aanvang en de uitkomst van des Christens levensrichting zijn vaststaande gebeurtenissen. Het zijn heilsfeiten, die Christus volbracht. En het geloof mag daarin dan ook rusten. Hel mag rusten in de opwekking en hemelvaart van Christus, waarin de geloovige onwankelbaar betrokken is. Maar voor het leven daartüsschen komt de Heere met een vermaning. En een vermaning houdt altijd een opdracht in, die door óns volbracht moet worden. Ze spreekt van onze verantwoordelijkheid. Ze roept op tot strijd, tot zoeken en streven.
i- En zoo komt hier schoone leering op voor de levensrichting van den Christen.
Ja, die Christen mag vrijmoedig en geloovig rusten in het werk van Christus voor hem. Hij is met Christus opgewekt, en Christus legde het eindpunt van zijn levenslijn reeds vast in den hemel. Maar dat geloof doe hem toch niet inslapen, en make hem niet zorgeloos. Integendeel, — dat geloof boude hem levend en wakend. Het sluwe hem vanuit het graf der zonde naar den hemel der heiligheid. God verzekert aan den geloovige zijn opwekking en zijn hemelvaart; maar daai~tusschenin komt Hij met Zijn vermaning aangaande de richting. Want die geloovige leeft nog op de aarde. Hij leeft nog tusschen Paschen en Hemelvaartsdag. En in dit tusschenleven hangt nog zooveel zonde en zwakheid hem aan, en zijn er booze krachten die hem de goede richting willen doen verlaten. Vandaar dal de Heere hier nog komt met Zijn vermaningen. Wel zijn deze aan het nieuwe leven niet vreemd. De Christen herkent zo als zijn diepste begeerte. Zijn levenslijn wordt innerlijk beheerschl door begin- en eindpunt. En indien het geestelijk leven hier tot volle kracht kon komen, dan waren die vermaningen niet noodig; gelijk ze in den hemel dan ook zullen wegvallen. Doch de vleeschelijkheid die ona nog bijblijft, doet ons Gods waarschuwingen en opwekkingen voortdurend behoeven. De Heere wil daardoor onze levensrichting opwaarts leiden; uit de opwekking naar de hemelvaart; uit het zondegraf naar de volkomen heiligheid.
Dat wij den Heere deze bedoeling dan toestemmen.
„Zoekt de dingen die boven zijn." En dat wij dit nooit pogen te doen uit eigen kracht; maar de lijn onzer levensrichting laten rusten in haar beide steunpunten; en uit de kracht der opwekking met Christus geloovig zieni naar den hemel, waar Christus is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1938
De Reformatie | 8 Pagina's