GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christelijke Boodscbap in een Niet-Christelijke Wereld.

II.

De Wereldzendingsconferentie, die in de Paasch. week van 1928 op den Olijfberg bij Jeruzalem tezamen kwam, week in verschillende opzichten af van die te Edinburgh in 1910, waarover wij in ons voorgaand artikel gesproken hebben.

Vooreerst was het aantal deelnemers veel geringer. De conferentie te Edinburgh telde 800 afgevaardigden, die van Jeruzalem „slechts" 240. Eigenlijk was de conferentie te Jeruzalem niet een bijeenkomst van betrekkelijk willekeurige afgevaardigden, zooals te Edinburgh, maar een vergadering van den te Edinburgh opgerichten Internationalen Zendingsraad, die , zelf 80 leden telde, doch voor deze gelegenheid een groot aantal „deskundigen" had gevraagd , de vergadering te Jemzalem bij te-wonen.

Voorts was te Edinburgli, ondanks het groote getal afgevaardigden, het contingent leden der inheemsche kerken zeer gering (nauwelijks twintig, dus 21/2 pCt.), hetgeen trouwens in 1910 ook wel van zelf sprak, want het was een vergadering van afgevaardigden van de verscliillende zendende kerken, en de inheemsche kerken waren toen nog bijna nergens tot zendingsactie overgegaan, zelfs waren er nog maar weinig zelfstandige inheemsche kerken. In 1928 echter, toen de Internationale Zendingsraad te Jeruzalem vergaderde, waren allerwege inheemsche kerken zelfstandig geworden en hadden zij afgevaardigden gezonden zoowel omdat zij' zelf zendende kerken waren geworden, als omdat te Jeruzalem het vraagstuk van de verhouding tusschen de oudere (zendende) en ide jongere (inheemsche) kerken zou worden besproken en de aanwezigheid van afgevaardigden uit de inheemsche kerken uit dien hoofde noodzakelijik werd geacht.

Zij vormden te Jeruzalem zelfs zoozeer de meerderheid, dat de conferentie in plaats van een Zendingsconferentie een kerkelijke samenkomst dreigde te worden.

Bovendien week het programma, dat te Jeruzalem werd behandeld, in verschillende opzichten af van dat te Edinburgh. Enkele onderwerpen, zooals de strijd tegen het saecularisme, één der hoofdthema's te 'Jeruzalem, en verder enkele sociale en economische problemen, waren geheel nieuw. Andere onderwerpen hadden in de afgeloopen 18 jaren een geheel ander aspect gekregen.

Ook werd voor de behandehng der verschillende onderwerpen een andere methode gevolgd. Het Edinburgsch rapport over „de boodschap der zending in een niet-Christelijke wereld" was het resultaat van een enquête, die door enkele honderden zendelingen was beantwoord. Vo'Or de conferentie te Jeruzalem had men zeven vooraanstaande zendehngen gevraagd over de verschillende onderdeelen van ditzelfde onderwerp referaten te houden, welke daarna in comité nader werden besproken. Zoo leverde bijv. de bekende Scliotsche zendeling Nicol Macnicol een bijdrage over „Chrisr tendom en Hindoeïsme"; Gairdner en Eddy sdireven een verhandeUng over „Christendom en Islam" en Prof. Rufus Jones refereerdte over „de taak der zending tegenover het saecularisme". Voorts werden ter vergadering nog enkele „additional papers" ingediend, o.a. door den bekenden Amerikaanschen zendingstheoreticus Rob. E. Speer over lieÈ vraagstuk van de z.g.n. „waardevolle 'elementen" (religious values) van de niet-Christelijke godsdiensten.

Hoe stond nu de conferentie tegenover het vraagstuk van 'de verhouding tusschen Christendom en pseudo-religie?

Het vorige artikel eindigde ik met te zeggen, dat Jeruzalem op hetzelfde stramien van'' Edinburgh voortborduurde. Inderdaad was dat het geval. Ook Jeruzalem liet de absoluutheid van M Christendom niet los, maar meer nog dan te Edinburgh legden de verschillende referenten den nadruk op de „religieuze waarden" der pseudoreligie. Wel kregen deze „waarden" in het eindrapport geen zelfstandige plaats naast het Evangelie, maar men bleef ze toch zien als wegen om het Evangelie beter ingang te doen vinden en men drong er bij de zendelingen op aan, dat ze in de prediking van het Evangelie moesten aansluiten iaan dit voorbereidend werk Gods in de niet- Christelijke godsdiensten.

Men beleed het als een tekortkomüig der vro^ gere zending, dat deze niet voldoende rekening haol gehouden met „de goede en nobele elementen W de niet-Christelijke godsdiensten". Stralen van hetzelfde licht, dat in Jezus Christus in vollen glan* verscheen, achtte de conferentie te Jeruzalem OOK in de niet-Christelijke godsdiensten aanwezig. M^' name werden genoemd „het besef van de Maje^ steit Gods en de daaruit voortvloeiende aanbidding in den Islam, het diepe medegevoel met het leed der wereld en het onzelfzuchtig zoeken naar een

^ea ter ontkoming in het Bioeddhisme, het verlangen naar contact met de hoogste Realiteit in geestelijken zin üi het Hindoeïsme en het geloof in een zedelijke wereldorde en het daaruit voortspruitend aansporen tot zedelijk leven in het Confucianisme". Zelfs „het onbaatzuchtig najagen van (Je vifaarheid" en „het bevorderen van het welzijln der menschheid", dat men dikwijls bij ongeloovigen aantreft, werden tot deze „geestelijke waarden" gerekend. In overeenstemming daarmee riep de conferentie de belijdea-s der niet-Christelijke godsdiensten op om tezamen met de ChristenzendeUngen zich op te maken om door emsitige" studie Jezus Christus te leeren kennen en te strijden tegen alle materialisme en verwereldlijking.

Typeerend voor de stemming te Jeruzalem is hel referaat van Kenneth Saunders over „Christendom en Boeddhisme". Volgens Saunders gaan Christendom en Boeddhisme feitelijk op denzelfden „godsdienst" terug, die den achtergrond van alle godsdiensten vormt. „Whatever our Christologies or our Buddologies may be", zegt hij', „the great fact remains that behind all religions there is Religion ^nd the religious consciousness of man". De namen zijn anders, maar achter deze riamen ligt dezelfde werkelijkheid, en „the missionary must get behind names to realities" (Vol. 1, p. 128). Christenen eri Boeddhisten hebben veel gemeen. Samen zullen ze moeten zoeken naar een „acceplible form" van het Evangelie (id., p. 165v.),

Het is deze geest, die Heiier eir toe bracht van de godsdienstige litteratuur der Hindoes te zeggen, dat deze voor hen dezelfde rol vervulde als het Oude Testament voor de Joden. Het Christendom is dan „de kroon" en „de vervulling" van het Hindoeïsme. Zoo verklaarde ook Dr Stuart in zijn referaat over „Christendom en Confucianisme" ter conferentie (Vol. I, p. 81) „the Confucian literature can nobly supplement the Old Testament in leading its students to Christ", i)

Wei bleek uit de discussie, dat de pracüjk der zending anders was, dan déze theorieën zouden doen verwachten (de Islam bijv., die meer dan andere niet-Christelijke godsdiensten over Jezus spreekt, beschouwt het kruis als ©en godslastering en een 'ClTristen-geworden Mohammedaan ziet bet Christendom zeker niet als een vervulling van den Islam; ook getuigden Christen-Hindoes en Christen-Chineezen te Jeruzalem van hun Christen-worden als een breuk met hun vroeger geloof), maar in de „Boodschap van Jeruzalem" bleef toch de positieve erkenning van de geestelijke waarden der niet-Christelijke godsdiensten als evenzoovele wegen tot het Christendom staan naast de belijdenis van het geloof in Christus als den êeiilgen weg tot zaligheid.

Bij dezen stand van zaken behoeft het niet te verwonderen, dat enkele jaren na de conferentie te Jeruzalem een rapport verscheen, dat de lijti van bet syncretisme consequent verder doortrok en de andere lijn van Edinburgh en Jeruzalem, die van de erkenning van de absoluutheid van het Christendom, feitelijk geheel losliet. Ik bedoel het z.g.n. „Laymen's Report", dat in zendingskringen vooral onder den titel „Rethinking Missions" bekend is geworden. Daarover echter in een volgend artikel.


1) Men zie daarover nader mijn artikel „Het Oude Testament en de Zending" dn „Vox Theologica", Mrt. 1938, p. 113v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's