GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gerei. Jongeliugsblad".

De buitengewone drukte, die de indeeling van deze werkweek meebrengt, èn voor de drukkerij, èn voor de redactie, maakt verklaarbaar, dat we enkele opmerkingen aangaande het „Jongelingsblad" uitstellen tot volgende week. In alwactiting daarvan willen we tocli aan volgende punten aandacht geven.

a. In „De Bazuin" schreef prof. dr K. Dijk het volgende:

In „Bouwen en Bewaren", het bekende orgaan van onze M.V., geeft Ds J. G. Feenstra schetsen over de Geloofsleer, en in een schets over de Kerk sprak hij in een enkelen regel zijn meening uit, dat de leer' van de pluriformiteit der Kerk, geen steun vindt in de H. Schrift en met haar in strijd is. Deze voorlichting deed „Credo" de noodklok luiden; de M.V. werden zelfs gewaarschuvifd voor zoo'n „voorlichter"; Ds F. kan, althans op dit punt, niet als leidsman vertrouwd worden, en... ach, de polemiek is, ondanks de schoone resolutie van de Synode, weer in vollen gang op een manier, die den vrede dreigt liapot te maliën. Ik zal hierover niet veel zeggen. Het is mij een raadsel, waarom op deze wijze moet gevochten worden, en waarom Ds F. door „Credo" zoo is aangevallen. Hij weet wel, dat Ik 't niet met hem eens ben, maar we kunnen toch met elkaar van meening verschillen, zonder dat we elkaar met ongemotiveerde scherpte het vertrouwen opzeggen?

Er is een ander punt, waarover ili 'n paar dingen wil opmerken.

In deze polemieli is ons jeugdwerk in het debat betrokken.

Op de leiding van dat werk worden aanmerkingen gemaalvt, en ik hoorde reeds vragen hoe het nu met onze M.V. moet gaan.

Laat ik de vragers mogen geruststellen.

Er behoeft bij niemand vrees te bestaan, dat onze Gereformeerde bonden in ongereformeerde wateren zijn verzeild geraakt, en wat het punt in kwestie betreft, het enkele zinnetje van Ds F., die voor de bewaring van onze Gereformeerde belijdenis altijd dapper gestreden en in z'n boeteen bewezen heeft de rechte lijn te willen volgen, vertolkt een meening, die in onze kringen voorgestaan wordt en ernstige bestudeering verdient.

Prof. dr V. Hepp gaf hierop een soort van antwoord, dat zich kenmerkte, neen, niet door zakelijke weerlegging, doch door dit tweeërlei:

1. de schrijver van dit artilcel werd aangeduid als „de Bazuin-polemist". Niet als prof. dr K. Dijk, niet als „de voorzitter van den bond van jongelingsvereenlgingen op gereformeerden grondslag";

2. deze „Bazuin"-polemist werd voorts „beantwoord" met de vraag, of hij wel aan het „Jongelingsblad" dacht, en, waarom hij dan daar niet tegen opponeerde? De redactie van het „Jongelingsblad", die door den „Credopolemist" nog pas geprezen is om haar op-haar-quivive-zijn, moge inmiddels zien, hoe de bondsvoorzitter dit verstaat. Deze laatste opmerking is ditmaal van den „Reformatie-polemist", om in den stijl van prof. Hepp te spreken.

b. Naar aanleiding van een en ander schreef dr K. Sietsma in „Geref. Tijdschrift":

106 Er is een heele groep van schrijvers en sprekers in onze dagen onder ons, die onverstoorbaar en onveranderd doorgaan liun ideeën te poneeren, op een toon, die niet bedoelt, maar toch wel eens b e- werkt, dat men den indruk krijgt, dat dit de eenige mogelijke opvatting is en dat het maar heter is voor het welzijn der Kerken niet dan in het algemeen te spreken over het droeve verschijnsel, dat anderen onder ons helaas nog niet tot deze schriftuurlijke visie gekomen zijn ol deze weer hebben verlaten.

Ook wordt dit laatste wel uitgesproken. En met eenzelfde negeering van tegen-argumenten als boven gesignaleerd is.

Ik denk b.v. aan Prof. Hepp inzake de „pluriformiteit der Kerk", die hij niet verdedigt tegen Ds Feenstra, maar waarover hij een klaagzang zingt, omdat menschen als Ds Feenstra deze leer weerspreken en aldus een gevaar beteekenen voor onze jonge menschen, die zij voorlichten.

En dat niet, terwijl Feenstra gezegd zou hebben, dat de Gereformeerde Kerk de alleenzaligmakende Kerk is en de andere instituten alle en ten volle valsch en geen Kerk — dan zou het nog eenigszins te begrijpen zijn.

Maar Feenstra heeft „pluriformiteit" vervangen door „pluraliteit" en er met nadruk op gewezen, dat de kerkelijke verdeeldheid zondig is en dat deze zondige verdeeldheid niet mag worden voorgesteld als pluriformiteit in den zin van een ontplooiing van de ééne Kerk in verschillende vertakkingen, in meerdere vormen.

Ook Prof. Hepp heeft dus niets geleerd uit de discussie, zelfs niet, dat men met pluraliteit tegenover pluriformiteit in de eerste plaats bedoelt te veroordeelen het feit, dat de Roomsche Kerk niet aan den roep der Reformatie van de 16e eeuw en de Hervormde niet aan die van de 19e eeuw gehoor heeft gegeven, en dat de Christelijke Gereformeerde Kerk en verschillende andere Gereformeerde groepen zich zonder schriftuurlijken grond van de eenheid der Kerk hebben afgescheiden en scheurmakerij gepleegd.

Zou Prof. Hepp deze dingen willen weerspreken om toch maar tot de benaming pluriformiteit te komen? Natuurlijk niet. Maar waarom dan geen rekening gehouden met de nadere toelichting der opponenten?

Als men deze verschijnselen ziet en overweegt, vraagt men zich af, of wij dan niet beter verdienen, dan dat per Synodebesluit worde vastgesteld, wat wij hebben te leeren en te denken; of wij niet beter verdienen dan hoe langer hoe meer gebonden te worden tot In de nadere uitwerking en toepassing van de confessie toe.

Want immers, als wij naar elkander niet of ternauwernood luisteren, dan is het verlangen van velen onder ons, dat er vrijheid van gedachtenwisseling blijve, opdat langs den weg van grondige bespreking de vereischte eenstemmigheid en samenwerking kome en versterkt worde, dan is dit verlangen ongemotiveerd gebleken, en is de eenige uitweg het decreet, waaraan een ieder zich te houden heeft.

Dan is het niet verantwoord de meeningsverschillen over te laten aan de onderlinge bespreking der theologen en adspirant-theologen onder ons.

Tot zoover dr Sietsma. Natuurlijk is die uitweg geen itweg, want het is het slop. Inderdaad, sommiger streven om het denken te binden aan een paar theolooumena van A dan wel B, doet groote schade. Wie ich er tegen schrap zet, dient de kerken, 't Komt alles goed, als men maar volhoudt, zich schrap te zetten egen de knechting van het denken naar de theologouena van den „Credo-polemist"; ik gebruik expres zijn igen titulatuur.

De schoolstrijd en de Eoningin.

„De Unie", twee-maandelijksch blad ter bevordering an den bloei van de School met den Bijbel, schrijft:

Onlangs bevatte het „Dagblad van IJmuiden" de volgende advertentie:

H. M. DE KONINGIN

wekt op tot geestelijke en moreele herbewapening, dus tot eendracht en samenwerking. Ouders, alle kinderen op één school,

DE OPENBARE.

Deze frontmakerij, die zich niet ontziet H. M. te betrekken in den schoolstrijd, is wel bijzonder ergerlijk.

Zeer terecht noemde „Christelijk Schoolblad Onze Vacatures" deze advertentie „dom en lomp", en niet minder terecht vroeg naar aanleiding hiervan „Het Katholieke Schoolblad": „Moet zóó de openbare school gered worden? "

50 jaar geleden zeide Minister Kappeijne van de Copello tot Jhr De Savornin Lohman het beruchte woord: „Verknoei met uw Bijbelsche spreuken de beproefde beginselen van ons staatsrecht niet".

Een halve eeuw later is de mentaliteit van genoemde frontmakers blijkbaar nog niets veranderd.

We zijn het er wel mee eens.

Men vergunne ons dan ook die „geestelijke en moeele herbewapening" eer aan Buchman, dan aan de Koningin bij ons associaties te laten wekken; ik ben, geloof ik, met dit gezegde niet tegen de psychologie in overtreding.

De schoolstrijd en een raadslid.

Uit „De Unie":

Nog altijd zijn er menschen, die meenen, dat de openbare school voldoende is voor alle kinderen van ons volk, dat een school met den Bijbel overbodig is, een luxe, die maar onnoodig geld onttrekt aan de publieke kassen.

Een staaltje van zoodanige mentaliteit kwam ik laatst tegen in een van onze dagbladen, waarin werd geschreven over een raadsvergadering in de gemeente Zijpe in Noord-Holland. Daar was een aanvrage ingekomen van een ingezetene, die uit Andijk naar Oudesluis was verhuisd. Hij vroeg vergoeding, volgens de wet, voor reiskosten van zijn kinderen. die naar Schagen moesten, om daar de Christelijke school te bezoeken.

Een van de raadsleden was hier tegen, daar er in Oudesluis een goede openbare school was en hij het niet noodig vond, dat iemand zijn kinderen naar Schagen zond. Waarom was die man eigenlijk in deze gemeente gekomen? Hij had in Andijk moeten blijven. Waarom namen de boeren hier ook „fijnen" in dienst? Een paar andere raadsleden vielen hem bij en een van hen meende in dit verband den huiseigenaren in overweging te moeten geven, goed toe te zien, aan wie ze hun woningen verhuurden.

Is het niet, alsof de klok een halve eeuw teruggezet is?

Tot zoover het verhaal.

De man heeft moreele en geestelijke wapening noodig. Met de herbewapening komt het dan vanzelf in orde.

De Christelijke Gereformeerden en wij.

Het „Calvinistisch Weekblad" schrijft:

Wij gelooven niet, dat de eenheid tot stand moet komen, door dien de Gereformeerde Kerken in Dogmatische geschillen, die de Christelijke Gereformeerden telkens constateeren, den weg der Christelijke Gereformeerden opgaan. Want al ware dat in zake het verbond het geval, daar zijn nog andere kwesties...

Van Gereformeerde zijde is dikwijls gezegd: de bestaande geschillen zijn te klein om gescheiden te blijven. Dat lijkt ons juister.

Met het eerste zinnetje zijn wij het eens. Men moet iets dat waar is, niet gelooven, omdat A of B of C het zégt, doch omdat het waar is. De kwestie, of de verbondsbeschouwing van een bepaald theoloog juist is, dan wel of zij zich verwijdert van die der formulieren, die wij op de Schrift gegrond achten, staat dus nog altijd afzonderlijk op het program van wie meeleeft.

Met het laatste zinnetje zijn wij het ook eens. Misschien dat de schrijver zelfs ook aan ons gedacht heeft. Juist daarom hadden wij bezwaar tegen prof. Aalders' krasse uitspraken over meeningen, die van den kant der oude „A-groep" (en door haar niet alleen ! !) verdedigd zijn, en die prof. Aalders op gereformeerd standpunt onhoudbaar noemde. Dat leek ons een voor de eenheid even gevaarlijk redeneeren als dat van de Christelijke Gereformeerden in '92. Alleen maar: het wees den anderen kant uit.

Over de Fitmen.

De Finnen worden bewonderd; de wereld verbaast zich er over, dat de dam tegen het bolsjewisme noordelijker ligt dan de heer Mussert ons wou doen gelooven. De „N. R. Crt." vertelt:

De „Excelsior" drukt een bijdrage van Silampaa, den onlangs met den Nobelprijs bekroonden Finschen schrijver, af, waarin hij de legende vertelt van den wolf, die den herder, den beer, die den wolf en den reus, die den beer opat, maar Hargar doodde den reus en verloste den herder, die ongedeerd gebleven was, al zat hij er wat benauwd en die zei, dat hij er wel uit zich zelf uitgekomen zou zijn. Daarna zou Upsala hem geholpen hebben, zeggende: „kom, , kleine Fin, jij, die nergens bang voor bent, je keert terug naar je kudde en als de wolf komt moet je zeggen, dat ik hem wil zien".

Op zijn achtste jaar hoorde Silampaa deze geschiedenis door een oude vrouw vertellen en hij voegt erbij, dat de Finnen inderdaad geen vrees kennen. En hij laat er een tweede vei'haaltje op volgen: van elke ster kwam een kwelduivel en het leger van de kabouters wilde de zon aanvallen, maar allen verbrandden en in de nachten van de vallende sterren sneeuwt hun asch uit den hemel.

Intusschen bedenke men, dat legenden onbekwaam tot profeteeren zijn.

De N.S.B. op Java.

Uit de „N. R. Crt":

Van eenige abonné's te Lembang ontving het A.I.D. de mededeeling, dat zij op een goeden avond als inlegblad in de krant aantroffen een pamflet, afkomstig van de N.S.B., gewest Java.

De directie verklaart naar aanleiding hiervan uitdrukkelijk, dat deze verspreiding is geschied zonder haar voorkennis en tegen haar wil.

Een onderzoek is ingesteld om volledige opheldering te krijgen hoe het mogelijk is geweest, dat dit pamflet in het blad kon worden gevonden.

Naar het schijnt heeft omkooping plaats gehad van den couranten-bezorger. Zoodra volkomen opheldering is verkregen, zal de directie een nadere mededeeling doen.

Tot zoover het bericht.

Een halt uur geleden liep ik — niet in Kampen •— een winkel voorbij, waar het blad des heeren Mussert voor het raam hing. Natuurlijk in roode kopletter. En daarin het zware titelwoord: gerechtigheid.

„Te laat, Anton", zoo schreef deze week, meer gemoedelijk, dan opschrikkend, een Zondagsblad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1939

De Reformatie | 8 Pagina's