UIT DE SCHRIFT

Pauzelooze Strijd.

De apostel wil in dezen brief, geschreven in de gevangenis te Rome, de gemeente van Efeze nog een keer de glorie van het verloste leven in Christus voorhouden, en haar oproepen den goeden strijd te strijden. Zij bezitten nu in Christus de eeuwige gunst des Vaders. Deze gunst des Heeren is als de zon, die geheel hun leven en de gansche wereld verlicht. Het wonder toch is geschied, dat God, die rijk" is in barmhartigheid, hen heeft levend gemaakt door het evangelie van Christus. Toen verloor de duisternis haar macht over de gemeente en zagen zij het licht zóó groot, zóó schoon. De wereld is voor de kerk - van Efeze niet meer. een wereld, beheerscht door den overste van ^^-.^^'^^L'^^i 1"? VTW f^^.yfreld vaneden J Vader, om in Zijn •7, , licht T._i-a. het 1-11. licht i.i X- te zien. TT Hun leven'is wonderschoon geworden. Zij zien nu — hun hart opwaarts in den hemel verheffende — Christus met eer en heerlijkheid gekroond, en engelen Gods opklimmende en nederdalende. Maar ook, zoekende het aangezicht des Vaders in Christus, zien zij den Satan en het leger der duisternis, gelegerd boven de wereld en boven Efeze. Een leger in rustelooze activiteit om de kinderen des lichts weer binnen de wereld der duisternis te trekken, en alzoo te verderven.

Maar het lijkt zoo onwerkelijk deze congregatie van booze geesten in de lucht. Want als deze kerkmenschen door de straten van Efeze loopen, bij den haven werken, of een wandeling maken, dan kan men wel zeggen, dat de zon helder straalt, maar wie ziet van uit het geroezemoes op straat, en van uit de stadsdrukte dit leger der duisternis, leiding gevende aan en richting bestemmende van het leven van al die menschen? Is de apostel niet overdreven? Spreekt hij niet té groote woorden? En hét is lang niet mis, wat hij er van zegt. Hij spreekt van overheden; dat zijn engelen, die commando's geven. Hij heeft het over machten; dat zijn engelen, die georganiseerde uitvallen doen. En over geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw; dat zijn engelen, die de wereld in den mist zetten. En tenslotte van geestelijke boosheden in de lucht; dat zijn engelen, die de wereld inspireeren tot het kwade.

Wij kunnen den apostel dan ook alleen begrijpen, wanneer wij kinderen des lichts zijn, gestadig zoekende het aangezicht van onzen hemelschen Vader. Wij leven dan onder de ruime horizonten van Zijn wereld, en in het licht van Zijn gunst. Wij werken dan in de wereld onder een geopenden hemel om Zijn wil te doen, opdat Zijn koninkrijk kome. En wij verwachten dan naar Zijne belofte een nieuwen hemel en een nieuwe aarde.

En juist als wij dat doen moeten wij aandoen de geheele wapenrusting Gods. Wij kunnen dan weten dat het offensief dezer helsche samenrotting tegen ons gericht is.

Maar hoe dan, zal iemand vragen. Wij ontmoeten toch alleen maar menschen in deze wereld? Wij spreken met hen. Wij'lezen hun kranten. Wij weten wat zij willen, enz.

Juist, en nu kom ik ook, waar ik zijn wil. ant de menschen, onze medemenschen, met ie wij dagelijks omgaan, spreken vandaag an en schrijven over wederopbouw en herstel, an vernieuwing en restauratie. En zij spreken en schoone taal. Want zij zeggen, dat wij als ernieuwde menschen — vernieuwd door het ijden en de ondervonden verdrukking •—• de anden moeten ineenslaan om onze steden te erbouwen, ons volk uit zijn vernedering op te richten, en onze kinderen een nieuwe toekomst te bereiden. En wanneer wij nu den strijd alleen maar hadden tegen vleesch en bloed, dan was dit alles zoo erg niet. Want de menschen bedoelen het goed. Zij meenen hun enthousiaste artikelen. Zij schrijven met innerlijke ontferming bewogen over de ellende. Zij zijn heilig overtuigd, dat wij allen kunnen meewerken aan deze taak. De menschen, fel bewogen door het lijden en het verdriet, hartstochtelijk bezield voor het grpote ideaal van een nieuwe wereld, zij weten niet, dat zij staan onder den macht van den Satan, dat zij geaspireerd worden door de geestelijke boosheden in de lucht. Als gij het zoudt zeggen, zouden zij U uitlachen, of zeer boos worden. Neen, de menschen zijn, vanwege Gods weerhouding, nog niet totaal bedorven. Zij zijn nog niet duivelsch geworden. Maar Paulus zegt; Wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed. Dan was het zoo erg niet! Maar tegen die helsche congregatie in de lucht. Want dat wil de Satan wel, een vernieuwde mensch uit kracht van deze wereld zelf. En hij wil ook wel een eenheid van zulke vernieuwde menschen om een nieuwe wereld te stichten. Hij weet immers heel goed, dat zulks uitloopt op een nieuwe catastrophe. Zulk een vernieuwing breekt toch niet, de macht dezer helsche geesten in de lucht, deze vernieuwing voert toch niet uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, waarin alleen paradijzen bloeien, en het geboomte des levens staat, en de mensch met eer en heerlijkheid gekroond wordt. En zien wij nu alleen maar menschen, enthousiaste, met idealen bezielde menschen, dafïszijn l^ij'verloren. Wij komen dan In de'macht'van den Satan. Want wij moeten ook nu zoeken het aangezicht des Vaders in Christus. Wij weten dan, dat alleen hij, die werkt uit een waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eer, vernieuwd is en wordt naar het evenbeeld Desgenen, die hem geschapen heeft. En alzoo vernieuwd, kunnen wij medewerken aan den opbouw onzer steden, en het herstel van het' gebroken leven. Wij doen het dan niet uit den geest dezer wereld, maar uit den geest van Christus, die weende over Jeruzalem, en met innerlijke ontferming bewogen was over deze wereld, en de oorzaak van onzen honger en kommer n.l. de zonde wegnam, en ons alzoo uit de duisternis bracht tot Gods wonderbaar licht, waar het alles van den vrede bloeien gaat.

Vandaag juichen de demonen over de vernieuwingsgedachte, die haar tienduizenden verslaat ook in de kerk. Het is de synthese, die het leven der kerk bederft. En daarom zullen wij luisteren naar het vermaan van Paulus: , , Doet aan de geheele wapenrusting Gods". Kinderkens trekt haar aan. Gij ontkomt dan aan de listige omleidingen des Satans. Gij behoudt dan te allen tijde de glorie van het verloste leven. En gij staat niet machteloos. Met de wapenrusting Gods bekleed, doet gij een wonderlijke ontdekking. Dat gij de hel kunt overwinnen, en den Satan van Uw lijf kunt houden.

In de wapenrusting Gods heeft David den vijand verslagen en men zong van hem, dat hij zijn tienduizenden versloeg in den naam des Heeren. En deze wapenrusting van David is in Christus nóg schooner, nog s'terker, nog veiliger geworden. En gelooven in Hem, dat is haar aantrekken. Want de wapenrusting Gods, dat zijn alle weldaden, die Hij voor Zijn volk verdiend heeft. Trekt haar aan, en gij alzoo kunt de tienduizenden verslaan, heel die helsche samenrotting in de lucht ook gelegerd boven de plaats, waar gij woont en werkt en menschen ontmoet en kranten leest.

Wie komt nu vandaag zonder wapenrusting op straat?

Het is levensgevaarlijk voor elk kind des koninkrijks.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen