GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

KBRKELUKLEVEM INLEG-„KUNDE".

Voortzetting van bladz. 429.

Er ging een geritsel door de vergadering. Vele leden konden het niet zoo gauw volgen. Doch zij zwegen, toch maar weer, want zij dachten: , de voorzitter zal het wel weten — anderen waren het er eigenlijk niet mee eens. Zij zwegen evenwel ook, want zij verzetten zich niet graag tegen den voorzitter, orde en rust en een lintje na de herdenking waren ook wat waard, dachten zij.

Toch was er een lid dat bezwaar maakte. „Voorzitter", zeide hij, „met uw stelling kan ik onmogelijk accoord gaan. Zonder onbeleefd te zijn, moet ik zeggen; ' uw betoog is dwaasheid. Hoe kan nu vertrouwen, dat er vandaag pas kan zijn, omdat we nog maar sinds heel korten tijd dat document en het zegel hebben gezien, hoe kan dat nu vroeger aanwezig zijn geweest! En wat Uw bewijs aangaat, — met uw verlof voorzitter — dat raakt kant noch wal. We moeten in ons communiqué immers onderscheiden tusschen datgene wat bij de verzegeling TERSTOND en dus nu reeds honderd jaar lang het geval was, en datgene wat NU PAS kon geschieden. Dat EERSTE nl., mijnheer de voorzitter, „alsluiting", was het zegel al oogenblikkelijli, en dat TWEEDE, bewijs dat het dossier van dien man Verus is, was het ook al terstond, maar dat DERDE, dat het dient om ONS vertrouwen te versterken, dat doel kan natuurlijk NU PAS bereikt worden, nu WIJ er zijn en het dossier mochten openen. Mijnheer de voorzitter, aangezien ik uw conclusies met de eerste eischen van logica en taaibegrip en gezond denken in strijd acht, en bovendien een smet op de wijsheid en voorzichtigheid van Verus, contormeer ik mij met uw conclusies niet."

Evenwel, de voorzitter zette zijn wil dóór. Die bezwaarde mijnheer werd geroyeerd. Een paar anderen, die het niet alleen met hem eens waren, maar het ook durfden zeggen, eveneens. De conclusies van den voorzitter werden toen met algemeene stemmen aanvaard. In de pers werd iets gepubliceerd over scheurmaking, en zoo.

Onmogelijk, zooiets? Neen, volle ernst. „Echt historisch". Want een"professor schreef den 30 Sept. 1944;

Volgens art, 33 N.G.B, dient het sacrament „Eri ook om ons geloof te voeden en te onderhouden". DUS is er bij den Doop geloof aanwezig. „Als er geen geloof is. kan het niet gevoed en onderhouden worden".

Toen diezelfde doopouders van daarstraks ook dit zwart op wit lazen, duizelde het hun. Zij zeiden tot elkaar: hoe kan iemand dat nu schrijven? Dat iemand er zoo over denkt, vonden zij erg, maar dat iemand zijn leer zóó wil b e w ij z e n, dat achtten zij eenvoudig o n m o g e 1 ij k. Want zij zelf, die van die leer niets moesten hebben, zij leefden zelf zoodicht bij hun belijdenis. Zij kenden hun catechismus zoo goed: dat God ons in het sacrament verzegelt de belofte des Evangelies. Zou die geleerde schrijver dat niet meer gelooven? —'En zij kenden zelf ook zoo goed dat heerlijke artikel 33:

onze goede God (ja, zoo spreekt het geloof!) heeft ons de Sacramenten verordend (wat een liefde, wijsheid, lankmoedigheid!) — „om aan ons Zijn beloften te verzegelen", (Ie) — „en om panden te zijn der goedwilligheid en genade Gods te onswaarts", (2e) -^ , , en ook om ons geloof te voeden en te onderhouden". (3e)

Die ouders namen den tekst van het artikel nog eens voor zich, en zeiden tot elkander: dat is toch duidelijk genoeg? , , om aan ons Zijn beloften te verzegelen" — dat is toch wel heel wat anders, dan geloof dat in het hart aanwezig is? Wat zou die professor dan toch met die woorden van art. 33 doen? — Och, het was voor hen zoo helder, wat dat artikel zegti natuurlijk

dat EERSTE, dat begint oogenblikkelijk mèt de verzegeling, in het oogenblik van den Doop, het Avondmaal, worden ons GODS BELOFTEN VEZEGELD: en dat TWEEDE, is ook oogenblikkelijk het geval: dat sacrament is nu elk volgend oogenblik pand van Gods goedwilligheid en genade jegens hen die het ontvingen, — wat een heerlijkheid;

en dat DERDE, is een doel, dat natuurlijk pas vervuld kan worden vanal het oogenblik dat er van „geloof" gesproken kan worden; dat, zoo zeiden die ouders, dat belijden WIJ nu, volwassenen, die tot GELOOF gekomen zijn: dat God al eeuwen geleden sacramenten verordend heeft, die hij eeuwen later aan ons liet bedienen, die vandaag ons geloof moeten voeden en onderhouden. Dat kan natuurlijk door onze kindertjes nog niet beleden worden, zeiden zij, — de wurmpjes kunnen amper loopen. Maar natuurlijk gelden die woorden voor hen als degenen die Gods beloften hebben. En wat is dat rijk, voor ons, en ook al voor hèn. Want immers, het Sacrament IS verzegeling der beloften, (Ie), en het IS pand van Gods genade en goedwilligheid jegen hen, die het ontvangen (2e), —• ook voor die kindertjes — en het heeft ten DOEL hun geloof te voeden en te onderhouden (3e). Maar WANNEER dat geloot er is, en WANNEER dus dat doel wordt bereikt, WANNEER dat voeden en onderhouden begint, — ja, zeiden die ouders, dat staat er nu juist niet. Dat doet er ook niet toe, in" een belijdenis namelijk niet. Want wij belijden wat wij weten. En voorts belijden we ONS geloof, — niet dat van onze kleine kindertjes, neen, ONS geloof dat in ónze harten '5. gegroeid, gewerkt door den Geest met de verkondiging des heiligen Evangelies.

Zoo spraken die ouders, zooals zij eerst HUN formulier verdedigd hadden, zoo verdedigden zij nu HUN belijdenis. Daar lieten zij geen professor tusschen komen Ook geen synode. Want die belijdenis was hun troost in leven en sterven, voor hen, en hun zaad.

Neen, het verhaal was, helaas, niet onmopellik. Want wat die ouders daar lazen, over art. 33 en zoo, schreef professor Grosheide, voorzitter van deputaten voor zwarigheden, zelf neer. En hij bond er de kerk aan, de ouders en de candidaten.

Maar ook ditmaal had de professor zijn belijdenisdoosji iran te voren zelf met kuvperiaansche spelden gevuld

Een Jaa(, sie--verhaal. Aansluitend aan het vorige. riet gaat over:

„HET GRAVAMEN VAN SOPHOS"

Toen dat herdenkings-deputaten-comité van het vorig verhaal zijn eerste vergadering hield, was daar in de buurt een eenvoudig man. Zijn naam was Sophos. Hij begreep uit enkele uitlatingen, eerder dan vele anderen, in welke richting die voorzitter door allerlei invloeden gedreven werd: Hij voorzag het conflict, en hief tijdig en - duidelijk zijn waarschuwende stem op Hij sp'rak;

, , Mijne heeren, ik vestig er uw aandacht op, dat dat zegel van Nathanaël Verus, nu inderdaad in uw handen is. Dat zegel is voor u allen die het om ving, hetzelfde echte heusche zegel. Vergeel dat in de eerste plaats niet. Maar ik zeg u erbij, ge moet ook vertrouwen in dat zegel hebben, anders baat het u niets; als ge niet vertrouwt hebt ge wel het echte zegel in handen, maar het krijgt- voor u niet de waarae en beteekenis die het voor anderen heeft, en voor u allen hebben moet. Dan maakt gij u ook door wantrouwen uw plaats in dezen kring onwaardig. Mijne Heeren, ik waarschuw u om geen dezer dingen te vergeten of te verwaar)oozen, \fanwege de booze machten die uw arbeid tegenstaan."

Toen Sophos dat advies had uitgebracht, viel de voorzitter driftig uit; . ,

„Onze vriend Sophos, mijne Heeren, is van meening, dat dit zegel voor ieder die het ontvangt, hetzelfde is, en voor ieder, onverschillig of hij vertrouwt of niet vertrouwt, dezelfde beteekenis houdt, en hij leert, dat het zegel eerst, als gij ei vertrouwen in hebt hel manuscript verzegelt. Deze meening mijne Heeren is ontoelaatbaar." En daar waren alle heeren het over eens. Oók Sophos. Alleen maar, de voorzitter had van zijn woorden niets begrepen.

Onmogelijk, zulk een misverstand bij een respectabelen voorzitter? Helaas niet. Want, nog steeds dezelfde hoogleeraar, schreef letterlijk, dat Prof. Greijdanus' opvatting over de sacramentskweslie deze is:

„dat het sacrament voor ieder, die het ontvangt, , ^ hetzelfde is (in strijd met Aft. 35), en dat het eerst als het geloovig aanvaard wordt, Gods belofte verzegelt."

Toen nog eens diezelfde ouders van hierboven ook deze woorden onder oogen kregen, hebben zij samen eerst eens enkele oogenblikken heel hartelijk g e- lachen. Denk eens aan, zeiden zij tegen elkaar, dat laatste wat hier staat, zou beteekenen, dat Prof. Greijdanus, ais hij die bekende anecdote van het „verzegelde manuscript" zou moeten verklaren, in vollen ernst zou leeren: dat het zegel van dien autobiograaf PAS NA HONDERD JAAR — toen het handschrift werd geopend en na enkele aanvallen op zijn echtheid geloofd - ^ dat zijn zegel TOEN PAS ZIJN DOCUMENT VERZEGELDE. . Terwijl die man al een eeuw daarvóór bij den notaris aan het verzegelen was!..

Met zooveel dwaasheid moesten die beide menschen toch maar eerst eens den spot drijven. Zij hadden nl. vroeger van Ds Greijdanus catechisatie gehad, en wisten nog zoo best, hoé precies hij was. En dan zooiets te lezen.... dat was nu kortweg belachelijk, nietwaar?

Intusschen, bij lachen bleef het niet. Zij wilden nu ook precies weten, waar zij aan toe waren. Daarom zetten zij zich tot studie van die praeadviezen en brochures van ProL Greijdanus. Zie Je wel, zeiden zij toen, nog geheel dezelfde schriftuurlijke leer als vroeger op de catechisatie. Alleen nóg veel, duidelijker gezegd. Zij lazen immers hoe Prof. Greijdanus er vollen nadruk op legt, dat het sacrament voor ieder die het ontvangt, ook den ongeloovigen bondeling, een echt sacrament is, dat een ongeloovige hetzelfde echte teeken en zegel ontvangt als de geloovige. En hoe met kracht werd gewaarschuwd tegen allerlei verderfelijke invloeden die bezig waren die oude waarheden van Schrift en belijdenis te ondermijnen. Maar nergens lazen zij er iets van, dat hun vroegere dominee nu leeren zou, dat het sacrament ook voor iedereen dezelfde vrucht afwerpt, voor ieder, onverschillig of hij gelooft of niet gelooft, dezelfde waarde en beteekenis heeft en krijgt en houdt. Integendeel, zij begrepen, dat er hier juist volle ernst mee werd gemaakt, dat de ongeloovige het sacrament — het echte — ontvangt tot zijn verdoemenis, maar dat hij lu'ef de „waarheid" van het sacrament ontvangt. En zij concludeerden', dat dit nu precies naar , , art. 35" was.

Toen die menschen dit alles gelezen hadden stond het voor hen heelemaal vast, dat van die leer van Prof. Greijdanus een meer dan dwaze voorstelling was gegeven. Ze konden zich haast niet begrijpen, dat zooiets gebeurde door zulke geleerde en eerbiedwaardige heeren. Ze zeiden: je krijgt den indruk dat die bezwaarschriften nauwelijks serieus gelezen, laat staan begrepen zijn; hoe is dat alles mogelijk, terwijl intusschen toch maar de doop van ons kindje wordt belemmerd en dominees van den preekstoel worden afgehouden op grond van hun bezwaren, die niet eens begrepen zijn....

Het is wèl onbegrijpelijk voor zulke eenvoudige menschen, 'dat een professor zijn collega en broeder zulke ondenkbare dingen be'weren laat. Maar het geschiedde, in zwaren ernst, en in een zwaar verband. Het geschiedde door een hoogleeraar in de uit-leg-kunde. •

Doch de professor had óók dit Greijdanusdoosje de spelden van zijn eigen misverstand gevuld. met

*, *

De verhalen kunnen we wel weer vergeten: dien man met zijn artikel, en den autobiograaf, en die niet-begrijpenden voorzitter..

Maar de citaten willen we niet vergeten en de conclusies van al die verhalen evenmin.. Want daarin drong onweerstaanbaar zich naar voren de pijnlijke vraag:

hoe het mogelijk is, dat èn uit het doopsformulier, én uit de belijdenis, èn uit de bezwaren die werden afgewezen, de Synode der Gereformeerde Kerken zulke onbegrijpelijke, ja, onmogelijke, conclusies te voorschijn wist te halen, dat het verstand van eenvoudige menschen er bij komt „stil te staan", en hun geloof zich van zulke dwaasheden alleen maaï vrij kan maken.

De Synode? Ja. want we vergeten niet, dat Prof Grosheide schreef: zoo doet nu, zoo redeneert en concludeert nu de SYNODE. Dat toch is juist het ontstellende. De Synode werpt „ergernissen" skandala, struikelblokken, op voor geloof en verstand en hart van het volk Gods. Want die Synode verscheurt hun doopsformulier. Die Synode verkracht hun belijdenis. Die Synode — en misschien is dat nog het ergste wel —• begrijpt vervolgens niet eens recht de gravamina die door haar in Gods Naam worden afgejvezen.

Dat vergeten we niet, want dat is de afgrond waar wij voor zijn komen te staan. Dat is de diepte, waarin God Zijn volk heeft laten zinken. Niet begrijpen. En toch handelen. — Niet verstaan. En toch vonnissen.... Wee der wereld van de ergernissen....

Maar, zoo hoor ik' een slaperige stem achteraankomen: de Synode zal het wel weten.... zooveel bekwame en geleerde menschen bij elkaar....

Jawel broeder, maar herinnert ge u dien man, die spelden in zijn doosje vond? — Welnu, ook die man was geleerd en zeer bekwaam. Méér nog, hij bedoelde het uitnemend. Voorts was hij zelfs , , ter goeder trouw". Alleen'maar: Hij was nu eenmaal in-leg-kundige.... En dat blééf hij. —• Helaas!

H. J. Schilder

1) De drie in het bovenstaande besproken citaten zijn alle aanhalingen uit den brief van Prof. Grosheide aan Ds Waagmeester, d.d. 30 Sept. 1945, afgedrukt in ons blad van 10 Augustuus, en aldaar door ons voorzien van nummering. De hier besproken gedeelten zijn in dien brief te vinden bij de nos 7, 8—9, 13—16. De brief is reeds eerder afgedrukt geweest in het kerkblad van Helpman: daaruit heb ik den tekst telkens overgenomen.

Hierboven kwam nog nief ter sprake wat Prof. Grosheide zegt over het vervolg (midden) van art. 33. Wel het begin, daar dit bij Prof. Grosheide telkens hét argument bleek te zijn. Van het vervolg zeggen we hier nog dit:

Prof. Grosheide verwijst naar de woorden uit het midden van art. 33, dat „de sacramenten zijn teekenen en zegelen van een inwendige, onzienlijke zaak" (brief, punt 12). Zekere slordigheid in het overspringen van het begin op dit midden is hier o.i. ook i.v.m. andere correspondentie van Prof. G., niet te miskennen. Voorts is het onderstrepen van alleen het woord „inwendige" in dit geval aan inlegkunde weer niet vreemd. Inderdaad is het de heerlijkheid van het sacrament, dat het — zelf o.m. zichtbaar zijnde, — iets beteekent en verzegelt wat nu juist inwendig en onzichtbaar is: dat leerden we op de catechisatie al en daar leven wij bij. Maar de inlegkunde is weer dat de schrijver de „zaak" verengt tot de GESCHIEDE genadewerking in 'het hart, en daarmee de „zaak" o.i. ook eenzijdig versmalt tot uitsluitend het toepassende werk des Geestes in het hart, in plaats van op den vollen rijkdom van het werk Gods in Jezus Christus voor zondaren; vgl. het in het artikel vóórgaande „zoowel.... als", en het volgende: Jezus Christus is hunne „waarheid".

— Zoo kan de schrijver ook uit deze woorden met triomf de subjectivistische en spiritualistische spelden te voorschijn halen, die hij eerst zelf ook in dit doosje heeft gelegd.

We willen met dit artikel de bespreking van genoemden brief tevens^ besluiten en vatten enkele resteerende punten hier kort samen:

ad 6. „Wanneer men, gelijk sommige bezwaarden doen, de geloofsgehoorzaamheid tot voorwaarde maakt van de vervulling der belofte Gods, is men inderdaad zeer dicht bij het Remonstrantisme". Met het voorzichtige „zeer dicht bij" veroordeelt naar ons gevoelen de schrijver zichzelL In een conflict als het onderhavige moet men nl. duidelijk spreken. Als het ambt in geding is, moet men den moed hebben te zeggen; DIE en DIE (niet maar „sommigen") ZIJN remonstranten. En als men dat niet durft, of niet kan, moet men zwijgen. Deze stijl lijkt lankmoedigheid, maar is als het erop aan komt, verdachtmaking. — Zie voor de kwestie van het Remonstrantisme zelf: de artikelen van Ds Bremmer in dit blad (over den tijdsfactor bv.), voorts Looze Kalk, Verklaring van Gevoelen, e.d.

ad. 10. De „tweede" , , samenspreking" (17 Maart) mag slechts onder reserve dien naam dragen: toen is alleen in korten tijd schriftelijk een en ander vastgesteld van 15 Maart; op welk een en ander dan ook alles op aan komt.

ad 11. De aparte vermelding dat mijn antwoord (d.d. 22 Maart 1944) „niet gevraagd was" behoort tot het verontschuldigingsapparaat, waarmee achteraf de schuld naar mij toe gesuggereerd wordt, vgl. artikel , , Aporie.." in vorig no; en daargenoemde Ref. Stemmen.

ad 13. „Cand. Schilder schijnt de opvatting van ProL Greijdanus te huldigen..., " — Vraag: met welk recht spreekt de schrijver van een schijn (door mij gecursiveerd)? Ik heb in mijn schriftelijke stukken geen enkelen grond gegeven voor deze weergave. En mondeling ook niet, maar bovendien heeft het mondelinge geen rechtskracht, zooals ik 15 Maart 1944 vóór en na uitdrukkelijk verklaard heb. Wat moet men denken van deputaten die in naam des AUerhoogsten recht spreken op grond van een s c h ij n ? En dan nog wel een schijn van overeenstemming met een — zooals boven bleek •—• totaal verkeerd-begrepen opvatting?

O, gij vergadering gezeten om recht te doen....

H. J. S.

Een nieuwe uitsprakenreeks der „Synode". (I).

Pijnlijk' is wel de tegenstelling tusschen de synode van Assen en die van 1942—1944. Assen had een appèlzaak-të behandelen inzake dr J. G. Geelkerken; het aanhangige vraagstuk raakte de H. SchriSt. De synode sprak; ze sprak éénmaal, en het volk begreep, stemde toe, en hield zich aan de uitspraak. Zou de synode anders beslist hebben, het volk ware in opstand gekomen,

In 1942—1944 evenwel liep alles anders. Eerst een reeks uitspraken, bindend verklaard. Toen een Toelichting. „Officieel". Waarde? Hooger dan van een rapport. Later, het stuk kan ook wel in de kachel. Nog later: 't is heelemaal niet bindend. Daarna bevestiging der uitspraak. Plus van de binding. Praeadvies.' Officieel. Rondgezonden. Verkoopbaar. Aangemerkt als gevende de argumentatie der synode. Officieel ook zoo aangemerkt tegen appellanten. Later; het kan wel in de kachel. Nog later, volstrekt niet bindend. Wèl de uitspraken bindend. Thans weer nieuwe uitspraken. Eenige tientallen tegelijk. Bovendien nog onder al die bedrijven door: interpreteerende formules, in de vrijheid der examinandi gelaten. Maar de oude loimule blijft voor iedereen bindend, als 't hooge woord eruit moet. Schoonste figuur: inzake , , Utrecht": ge moogt het kerkrechtelijk wel zoo ZEGGEN als Utrecht, maar niet DOEN. Conclusie — we herhalen — er is LEERVRIJHEID. Oók de beginselen toch van het kerkrecht, 'óók de principia van de Kerkeuordening zijn inhoud van onze leer; waarom ze dan ook in de belijdenis zijn opgenomen. Nu men in dezen mag leeren a la Utrecht, en eveneens a la synode, en deze zelf mag' handelen naar believen (want zij legt immers de K.O. uit, en „uitleggen" beteekent bij haar zooveel als: desnoods vierkant er tegen ingaan, ze mag trouwens ze ook veranderen op elk willekeurig' punt des tijds), nu is de conclusie, dat er leervrijheid in dezen is, niet onjuist.

Intusschen: we hebben onze lezers beloofd, dat we de nieuwere uitspraken zouden vermelden, en van enkele opmerkingen vergezeld doen gaan. Hier volgen ze.

Allereerst: ' 1. dat de met algemeene stemmen aanvaarde leeruitspraak van 1942 over het zaad des verbonds allerminst de bedoeling heelt de aangehaalde woorden uit de uitspraak van 1905 los te maken van [het overige gedeelte van dit laatste besluit, hetwelk dus in zijn geheel door de Synode wordt gehandhaafd;

Neen, neen. Feit evenwel is, dat een candidaat, die bezwaar maakte ALLEEN tegen die ééne (uitspraak, deswege van Christus' kansel werd afgehouden. Men kan wel zeggen; HEEL 1905 is bindend, maar daarmee maakt men de zaak niet goed, want het bekende détail inzake de kinderen blijft binden; men maakt wèl de zaak nog erger, want in 1905 zitten nog meer voetangels en klemmen. In betrekking tot de formule aangaande het , , houden voor wedergeboren" hooren we vaak de opmerking van „synodale" zijde: er stond reeds in 1905 dat dit , .houden voor" moest geschieden volgens onze belijdenis. Derhalve, zoo besloot men dan: die uitspraak zelf heeft dus gezag van belijdenis, behoort daartoe. 'Wij ontkenden dit altijd; want een confessioneele uitspraak is wat anders dan een confessionologische. Een uitspraak "VAN iemand is wat anders dan de bewering van een ander óver het zeggen van dien iemand. Er staat in , , 1905" ook ergens: volgens Rom. 4 : 25 staat het met de rechtvaardigmaking zóó. Prof. Greijdanus meende, in zijn kommentaar, al lang, dat Rom. 4 : 25 wat anders zegt. 'Wie nu redeneert als de , , synode", die zou ook moeten zeggen: het is zóó als 1905 wil volgens de SCHRIFT, en derhalve is de tegengestelde meening in strijd met de Schrift. Een uitspraak VXN de Schrift verschilt evenwel van een verklaring OMTRENT haar. Overigens is het opmerkelijk, dat de synode verklaart: wij „handhaven" heel 1905. Maar het gaat niet om het „handhaven" voor zichzelf, doch over het BINDEN.

We gaan verder; 2. dat zij nog altijd ten volle voor haar rekening neemt wat zij ter geruststelling van velen op 23 November 1943 heeft uitgesproken, en welke uitspraak over het verbond der genade naar zijn twee zijden zij nogmaals onder de aandacht van alle kerken en haar laden brengt.

Die geruststelling beteekent voor ons niets. Ten eerste: van het verbond-naar-zijn-twee-zij den willen we niet weten zóó als de synode het bedoeld, en, dr J. Ridderbos het toegelicht heeft. Motiveering'komt binnenkort in onze brochure , , Looze Kalk". Ten tweede; het gaat niet om een of andere verbondsTHEORIE. Het gaat over een zeer bepaalde formule. Die formule benadert de een van zijn verbondsLEER uit, die ander van zijn sacramentsbeschouwing uit, de derde van zijn JcerJc-begrip uit. Wat hebben we aan die verbondstheorieën? Niets. Men kan over die theorieën spreken tot in het oneindige. Maar de kwestie is deze; moet wie die bepaalde formule weei'spreekt, daarom de kerk uit, en zonder ambt zijn? En mag de synode, die dit op haar geweten heeft, een hooge borst zette'n? Of moet zij niet liever zich wegschamen?

We krijgen; 3. dat in het licht van deze uitspraak de beslissing van de Synode van 1942 inderdaad kan en inag bezien worden, evenals deze nadere verklaring van Nov. '43 zakelijk overeenstemt met wat reeds in 1905, werd uitgesproken.

Kommentaar overbodig. Een uitspraak van '42 bezien in het licht van '43? Terwijl de nadere verklaring van '43 uitgelokt is door de reactie op '42? Een ireactie die door allerlei motieven werd ingegeven? Wat geven we om , , permits" tot het , , bezien" van een uitspraak in „licht" zóó of zus? We hebben met haar TEKST te maken, en die bindt. Men vergeet trouwens, dat er in 1942 wel meer uitspraken gedaan zijn dan die ééne over het „houden voor wedergeboren". Zou men soms bij al die uitspraken weer een licht-je 'moeten plaatsen, van een jaar of wat later?

•Vervolgens: 4. dat, alleen de besluiten van de Synode, zoowel in 1905 als 1942 bindende autoriteit hebben, welk gezag noch aan de toelichting van '1942 aan het Praeadvies van 1943 toekomt, welke beide geschriften nimmer bedoeld zijn als toetssteen voor de zuiverheid der leer. Herhaaldelijk is van anti-synodocratische zijde aangehaald het groote aantal synodale uitspraken, waarin aan Toelichting en Praeadvies bijzondere waarde toeekend werd; het waren otficieele stukken, ze werden officieel verspreid; wie tegen de synodale beslissingen inging, kreeg te hooren, dat hij dan maar de synodale argumenten in Pr. en T. moest ontzenuwen; men moest uit deze. stukken aard en strekking en bedoeling der besluiten leeren kennen. Men kan nu hierboven' wel zeggen, welke autoriteit bedoelde stukken NIET hebben. Beter ware geweest, nog eens te vertellen, welk gezag ze WEL hebben., voor de volgelingen. Nr. 5;

5. dat in de uitspraken van '4905 en 1942 op geen enkele wijze een nieuw belijdenisschrift aan de bestaande is toegevoegd, zooals in den hedendaagschen strijd ten onrechte van een vierde formulier wordt gesproken maar een nadere verklaring op grond van wat Gods Woord en de drie Formulieren van eenigheid ons leeren.

Deze bewering is misleidend. Men BINDT aan 1905 en 1942. En de kerk mag alleen binden aan wat zij duidelijk en onbetwistbaar aan Gods Woor^i ontleend acht te zijn. Elk formulier, waaraan zij bindt, en, waarmee de ambtelijke arbeid in elk opzicht ten volle in overeenstemming moet zijn, ontvangt daardoor metterdaad het gezag van een formulier van eenigheid. Wie het weerspreekt, al is het ook maar op een détail, die wordt immers weggezonden? Het uitsprakentotaal van 1942 is inderdaad functioneerènd als vierde formulier der synodocratische eenigheid. Dat het de (ongelukkige) praetentie voert, „een nadere verklaring" te zijn, doet daar niets aan af. Datzelfde geldt óók (maar dan op gelukkige wijze) van de Dordtsche Leerregels. Maar door het aannemen ervan als bindend formulier krijgt het de beteekenis van formulier van eenigheid. Hier is nr. 6:

6. dat uit het karakter der leeruitspraken, waarin de Synode met, haar door Christus verleende profetische autoriteit, optreedt, als vanzelf voortvloeit dat inzonderheid de ambtsdragers, aan haar gebonden zijn, zoodal een afzonderlijke, opzettelijke eisch van instemming in den regel niet noodzakelijk en zelfs overbodig is, maar dat onder bijzondere omstandigheden het stellen van zulk een speciale eisch geboden kan zijn.

Profetische autoriteit., 't klinkt mooi. Helaas her-, kennen we haar niet in de uitspraken van '42. Let maar eens op de uitspraak aangaande de algemeene genade, die opzettelijk ^) onduidelijk is, teneinde te verbergen, dat de heeren Kuyper en Hepp den strijd hadden verloren, toen ze vergeefs erop stonden, dat het begrip „genade" ter aanduiding van de resten der scheppingsgaven zou wordeni vast gelegd met de „profetische autoriteit van Christus", Terwijl er nu een zinswending kwam volgens welke een gereformeerde synode verkondigt, dat het „natuurlijk licht" „onder ons" (wel eens) een naam krijgt, dien volgens de Dordtsche Leerregels (ten spijt van dr Hepp en zijn discipel dr Prins) de.... Remonstranten eraan gegeven hebben: gemeene gratie. Had men zich maar eerder onder de spanning van , Christus' behalve profetische ook priesterlijke en koninklijke autoriteit getoond.. .. Overigens; zoolang het niet herroepen is, behoort ieder ambtsdrager ginds niets te leeren dat niet ten volle in overeenstemming is met de uitspraak van '42. Dat blijft bestaan, zelfs al zou men, teneinde het verraad tegen de eerst uitgeworpenen te voltooien, zoetjes, aan het officieel "VRAGEN van instemming ook laten varen, nu eenmaal het doel bereikt is, dat men zich stelde in de uitwerping van de eerst getroffenen, die men overigens tevergeefs zoo graag geïsoleerd gezien had. Of wil men nog verder de LEERVRIJHEID? VERKLAREN; ge moet ermee ten volle overeenstemmen, doch NIET daarnaar HANDELEN? Hierna volgt: •

7. dat de Synode geen enkele bezwaarde enkel en alleen omdat hij bezwaard is wil uitsluiten van de afvaardiging naar de meerdere vergaderingen doch in haar resolutie van 1944 ligt opgisloten, dat deze (uitsluiting) alleen geldt hen die met hun bezwaren den kerkelijken weg niet willen bewandelen.

Den kerkelijken weg bewandelen, ja we kennen dat. Die weg is immers opgebroken, zooals ik aantoonde in de brochure K. C. van Spronsen, De Waarheid luistert nauw. Hij ligt nóg verlaten, want de al maar aanblijvende generale synode — telkens ingrijpende op het kerkelijk leven zoo vaak het haar goeddunkt — verstikt de vrije ontplooiing van het leven der kerken, classes, particuliere synodes, nog steeds. Mijn waarschuwing, destijds, toen men het symptomatische geval-benoeming-dr Ridderbos Jr aandorst, wordt _uit de feiten meer en meer als noodzakelijk be-vestigd. Trouwens, een synode, , die BINNEN het verband alleen maar het a7H/d-ten-uitvoerleggen van de besluiten toelaat heeft reeds daardoor den kerkelijken weg opgebroken, omdat de kerkordening (art. 31) toelaat, dat men een tijdlang verschillende practijk volgt BINNEN het verband der kerken: de eene kerk voert een besluit wel uit, de andere niet. „Den kerkelijken weg bewandelen" beteekent bij de „synode"; conformeeren-de facto. Leeren wat wij leeren! Verloothenen die wij verloochenen! Denk maar aan de jongste historie; Ds C. Veenhof weggezonden.

Overigens zijn er gevallen van „bezwaarden", die vanwege b.v. Zijne Hoogheid den Dominee zijn thuisgelaten van de classis .... omdat ze bezwaard waren. En hoe staat het met die classis Den Haag b.v.?

We komen; hiermee tot het meer dogmatisch gedeelte van de nieuwe uitsprakenreeks. Om niet te wijdloopig te worden, bewaren we dat voor het volgend nuummer.

K. S.

eer twee synodeleden onder de „Scheurmakers"

Volgens berichten in de pers hebben, ds Veltman van Den Bosch en ds Meester van Brouwershaven, elk resp. primus- en secundus-synodelid, gepreekt in een vrijgemaakte kerk. Wat dat beteekent, hebben we reeds opgemerkt, toen we spraken over ds A. Scheele van Kapelle-Biezelinge. .

We zien maar weer uit naar de gevolgen. Het synodale prestige daalt intusschen met den dag. We verkneuteren ons daarover niét. We verblijden ons daarover wèl. Want we zijn dankbaar, als hetgeen geen zedelijk gezag meer hééft, daarvoor ook geen „erkenning" vindt. Het is de eenige weg waarlangs de waarheid kan marcheeren.-En uiteindelijk de Vrede.

De , , synode" wordt alleen maar in stand gehouden door den wil der „synodocraten". Niet meer door hun geloof, hun liefde, hun de besluiten met dank accepteerend en voor „bekroning met Gods zegen voor den troon dragend" gebed. We vroegen al eens; waarom heeft men alleen maar na de schorsing van Schilder een „bidbrief" gezonden met verzoek: bidt dat de Heere met Zijn goddelijken zegen die schorsing bekrone? Als dat diepe overtuiging was, moest er dan geen gebedsure zijn ter smeeking om bekroningen van al die schorsingen? Ze hebben toch geen van alle propagandistische, maar immers wel alle dezelfde geestelijke waarde? Als ze die nl. in de ééne van zooeven hebben? Overigens herhalen we: er zijn er, die tienmalen meer doen dan wij meenden te moeten verrichten, en aan wie niets overkomt. Een synodale dominee zei onlangs aan een zieke ('t was in M.): , , och, we blijven maar waar we zijn; 't is niets anders dan - een machtsstrijd". Dat was erger anti-synodaal woord, dan 'W'ij ons permitteerden.

K. S.

Het verraad wordt brutaler.

Onlangs ontmoette ik ds H. Brink, vrijgemaakt predikant te Onderdendam. Ds Brink vertelde mij yan zijn ervaringen, en het verhaal was zóó leerzaam, dat ik, nadat beiderzijds publicatie gewenscht geoordeeld was, hem verzocht, teneinde mij van vergissingen te vrijwaren, op schrift te stellen wat hij me had meegedeeld. Hier volgt het letterlijk weergegeven .bericht: Hooggeachte Prof. Schilder,

Volgens afspraak het volgende; Bij monde van Ds Kakes werd mij namens den kerkeraad van Onderden, dam aangeboden dat ik voorloopig rustig in de pastorie mocht blijven wonen, dat mijn tractement door den kerkeraad zou worden doorbetaald terwijl ik overal zou mogen preeken en werken in en voor de vrijgemaakte kerken, mits ik niet werkte of preekte in Onderdendam. Tofen ik dit voorstel v. d. hand had gewezem en een zaal vroeg om Ds v. Dijk v. Groningen voor voorlichting te laten optreden was het antwoord, behalve weigering van de zaal, dat ik, als eenige actie voor de vrijmaking verder gevoerd werd, dadelijk de pastorie zou moeten verlaten.

H. Brink.

Tot zoover ds Brink. We hebben dus hier een otficieele permissie om in de vrijgemaakte kerken te preeken, d.w.z. om datgene te doen, wat op het standpunt , der K.O. (naar synodocratische, quasi-interpretatie) scheurmaking is (art. 3), als, er maar niet in één plaats wordt teruggekeerd tot de gehoorzaamheid, welke overal elders mag worden erkend als zoodanig. In Groningen schorste men op één middag tientallen ambtsdragers, omdat ze op een bepaalden avond hadden geweigerd te stemmen vóór het voorstel, ds D. v. Dijk een afkeuring te bezorgen wegens het éénmaal- preeken in de vrijgemaakte kerk van Hoogkerk.

Een bepaald voorstel op een bepaalden avond niet accepteeren kan allerlei motieven hebben, zelfs puursynodocratische. Maar in Groningen hielp de overweging daarvan niet. Thans doet men in diezelfde omgeving zóó. We herinnerden reeds aan andere predikanten, die preeken in vrijgemaakte kerken, en aan wie niets overkomt. Intusschen verklaart ^men kalmpjes van prof. Greijdanus, dat hij zich onttrok aan de gereformeerde kerk van Kampen, wat hij nooit gedaan had.

Van mij geldt hetzelfde. Dr J. Ridderbos laat een chaos achter zich. En het verraad, dat men mede op zijn voorslag ter synode pleegde (dat woord legde ik onlangs uit) komt in zijn naaktheid bloot.

K. S.

Model attestatie.

De Raad der (vrijgemaakte) Geref. Kerk van Enschede geeft aan vertrekkende militairen etc. volgend attest:

De Raad der Gereformeerde Kerk te Enschede

verklaart hierdoor, dat geboren: , door den Doop behoort tot de Gereformeerde Kerk te Enschede en toegelaten is tot het Heilig Avondmaal. Hij verzoekt iedere Kerkvergaderifig, welke de Heilige Schrift als Gods Woord aanvaardt en de Sacramenten bedient naar de instelling van Christus, bovengenoemden broeder te willen ontvangen in haar gemeenschap.

Namens den Raad v.n.: ; Praeses Scriba.

Translation The Consistory of the Reformed Church at Enschede (Holland)

herewith declares, that born: , through the Holy baptism belongs to the Reformed Church at Enschede (Holland) and has been admitted to The Lord's Supper.

The aforesaid Consistory requests any Churcli congregation, whicli accepts Tlie Holy Scripture as tlie Word of God and administers the Sacraments in accordance with the institution of Jesus Christ, to receive the aforesaid brother in its community.

On behalf of the aforesaid Consistory: President. Secretary.

Het leek ons niet ondiemstig, dit stuk hier ter kennisneming door te geven.

K. S.


1) Zie ons artikel van eenige weken geleden; „I told you so".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 september 1945

De Reformatie | 8 Pagina's