GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onkruid op den akker.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onkruid op den akker.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Geref. Weekblad van 21 Dec. schrijft Prof. Dr H. N. Ridderbos „een laatste woord inzake het verhaal-Groen".

Er bestaat voor mij geen aanleiding onder deze omstandigheden om, voor zoover het dat verhaal betreft, nogmaals op deze zaak in te gaan. Met de vermelding van dit en andere feiten beoogde ik destijds aanwijzing te geven van de aanwezigheid eener onzuivere gezindheid bij een bepaalde groep in de Gereformeerde Kerken, die daarvan ten opzichte van medebroeders bij herhaling blijk heeft gegeven. Deze groep heeft zich ook laten verleiden tot een greep naar de macht om de anderen te binden aan eigen theologisch inzicht. Alleen wanneer men dit in rekening brengt wordt het m.i. duidelijk, dat. en hoe door de plotselinge schorsingen en ontzettingen uit het ambt van twee hoogleeraren, die de kerken met eere hebben gediend, gevolgd door zeer talrijke schorsingen en ontzettingen van anderen, een zoo ernstige crisis in het leven kon worden geroepen.

Aan het slot van zijij stukje klaagt Prof. Ridderbos erover, dat het onkruid, dat de goede verhoudingen dreigt te overwoekeren, bijna niet meer uit te roeien is.

Dat is ook geen wonder, want de onderlinge verhoudingen zijn immers al geruimen tijd verre van goed, zonder dat er behoorlijk iets aan gedaan is. Wanneer in de jaren 1936—1939 mede hierin de oorzaak moet worden gezocht, dat twee deputaten der Synode, de professoren Schilder en Vollenhoven weigeren langer deel te nemen aan de vergaderingen van de Deputaten benoemd door de Synode van Amsterdam, dan oordeelt immers de Synode van Sneek op 11 Juni 1942 „dat de brochures van Prof Hepp en ook de wijze waarop deze reageerde op het door Prof. Schilder geuite verlangen tot samenspreking, aan laatstgenoemde niet het recht verleenen, te weigeren verder aan de vergaderingen van deputaten deel te nemen". En zij voegt er aan toe: „Dat een dergelijk recht ook niet kon worden ontleend aan de andere in het stuk der twee deputaten genoemde bezwaren tegen den gang van zaken in en buiten de - commissie". Op 27 Mei 1942 had de Synode reeds uitgesproken „dat de ook bij hem bestaande en door hem te berde gebrachte bezwaren, •ondergeschikt moeten, blijven aan den te volbrengen gemeenschappelijken arbeid en nimmer een instantie mogen en kunnen vormen om dezen gemeenschappelijken arbeid in de kerk te onderbreken". Op die •manier werd de ban in het leger door een Generale Synode van Gereformeerde kerken „voor ondergeschikt" verklaard en zoodoende gehandhaafd. En nu zeggen wij: Hoe zijn de helden gevallen en dat in een verterenden broedertwist! Dat komt ervan als men het onkruid rustig laat groeien en oordeelt, dat onder de bedrijven het kerkwerk rustig kan doorgaan. Dat proces van het onkruid op den akker woekert ondertusschen gestadig voort, bij de bestaande onkruidcultures wordt regelmatig nog - «^-iuw onkruid in den akker gezaaid. Dit laatste woord van Prof. Ridderbos, evenals hetgeen hij in deze zaak reeds eerder schreef, is daarvan overtuigend bewijs.

De professor verklaart nu er zedelijk bezwaar tegen te hebben uitdrukkingen als de door mij genoemde te bezigen en verklaart mede op dien grond opnieuw het inmiddels door mijn broer Ds J. Groen voor God en menschen bevestigde bericht van mij voor volkomen fantastisch. Het is inderdaad verre van fraai een broeder, die men censurabel acht, bij een varken te gaan vergelijken. Toch is daarmee nog niet het dieptepunt in taalgebruik bereikt.; Spreekt men van een varken, dan geldt daarvan, dat het beest, ook nog maar zoolang het leeft, kan knorren, maar lasteren kan het niet. Van dit laatste nu heeft Prof. Ridderbos ons beschuldigd, toen hij dit bericht van mij rangschikte onder hetgeen hij noemde „alle laster van de Reformatie." Van dit blad is redacteur Prof. Dr K. Schilder. Ook deze zal ongetwijfeld nog liever voor een varken dan voor een lasteraar worden uitgemaakt.

Dezer dagen ontving ik van hem een kort bericht, met als onderteekening niet de bekende initialen K. S., maar leuk weg „Het varken".'De humor, dien Ds Meyster zoozeer waardeert, is bier te proeven. Maar een beschuldiging van laster smaakt ten allen tijde bitter op de tong. De aantijging is toch zooveel te erger. Professor Dr H. N. Ridderbos is daarop attent gemaakt. En ziet nu: hij zwijgt. Hij. wil wel, dat wij van hem gelooven, dat wanneer mijn broer hem destijds om opheldering had verzocht, de zaak direct tot algeheele tevredenheid zou zijn opgelost. Hij demonstreert gelijktijdig, welke waarde aan deze zijn betuiging kan worden toegekend. Daarbij gaat hij ook geheel voorbij aan het feit, dat de z'aak hem destijds volgens mijn broer stante, pede onder de aandacht werd gebracht. Na zulk een gezegde moest het toch voor iemand zonder berenhuid bij een interruptie als deze: „Is dat een personificatie"? voldoende zijn om den prik te gevoelen en tot bezinning te komen. Ds Groen schreef evenwel, dat de professor de fcaak glimlachend onopgelost had gelaten. Geheel in denzelfden geest gaat hij nu ook weer te werk met zijn beschuldiging van laster. In het wilde weg spreekt hij van „alle laster", dit beteekent dus: veelvuldige laster van De Reformatie. Hij zegt daarop niet te kunnen ingaan. Iemand, vrien daartoe den tijd ontbreekt, moest terwille van de goede verhoudingen dat woord laster maar binnenhouden, dunkt mij. De professor wordt op deze zware beschuldiging attent gemaakt, schrijft vervolgens een laatste woord, maar détarvan géén woord!

Dat is nu de verdorven geest onder ons, ook door anderen reeds eerder als zeer actief gesignaleerd, in het bezigen van onzuivere woorden en het even onzuiver verzwijgen en ontwijken van antwoorden. Men klaagt over het onkruid steen en been, maar inpiaats van het te wieden bevordert men zijn groei aan allen kant. Laat mij nu ook eens mezelf voorvoorzichtig aan beeldspraak mogen wagen: Het is op die manier met de broeders: Den Moriaan (wiens beeld men in dezen vertoont; natuurlijk opgevat naar de uitwendige zijde van het „corpus" om met Ds C. Vonk te spreken!) gewasschen! En daarom is dit mijn laatste woord.

P. GROEN.

Naschrift. Dr H. N. Ridderbos heeft niet gezegd: ik herinner me niets van 't geval, doch: ik weet mij geheel vrij van eenigerlei spreekwijze zooals die mij hier (d.w.z. door Ds J. Groen) in den mond gelegd wordt. Nu hij zóó spreekt, verklaar ik. Ds Groen van a tot z te gelooven; anderen bevestigen trouwens zijn bericht als juist. Overigens haal ik mijn schouders op, als déze man klaagt dat door publicaties als van de H.H. Groen de „broederlijke omgang" geschaad wordt, ik heb van eenigen omgang van dezen schrijver, dien ik dadelijk op de hoogte stelde van mijn bezwaar tegen de eigenmachtige continueering der Synode nog nooit iets gemerkt. Wel van zijn meedoen aan het professorenverraad (argumentjes zoeken, die men later cadeau gaf).^ Tenslotte: de uitlating zelf verwonderde mij absoluut niet; ik weet, dat de „geest", die uit die woorden sprak, er was, en er' is; de aangehaalde

woorden waren dan ook maar bijzaak.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

Onkruid op den akker.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's