GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Eenigen tijd geleden vermeldde ik, dat in het oude Gereformeerde JongelingsMad door Ds Gilhuis in een les, die hij den jongelieden wilde bieden inzake het lezen van den Bijbel, o.m. als bron vverd opgegeven het boekje van Dr Miskotte: Bijbelsch A.B.C.

Ik achtte dit niet goed, omdat wij juist voor het a.b.c. niet bij een valschen profeet moeten wezen.

Zit het heele alphabet der gezonde leer er goed in, dan kan het minder kwaad, dat spreekt.

De Calvinisten hebben nimmer van papkinderen gehouden en namen over het algemeen veel beter kennis van hetgeen door den tegenstander werd geschreven, dan dat deze de moeite nam te lezen hetgeen zij produceerden.

Maar voor wij tot zulke lectuur van den tegenstander overgaan moeten wij eerst zorgen het eigen standpunt goed te kennen. Wij moeten vast staan, opdat wij niet worden verleid mee te gaan met allen wind van leer.

Van nature zijn wij reeds geneigd om eerder het kwade dan het goede aan te nemen en met onze waakzaamheid moet het dus in orde zijn, als wij ons op gevaarlijk terrein begeven. En juist dat terrein is gevaarlijk, waar gezegd wordt: het is veilig, terwijl de verborgen mijnen vele zijn. Wij zijn niet van de leer, die zegt dat de jonge mensc'i eerst van allerlei denkbeelden kennis nemen moet, om daarna het juiste in volle vrijheid te kiezen. Maar dit is thans niet in het geding.

Ds Gilhuis kwam in genoemd orgaan tegen mijn waarschuwing op. Hij geeft mijn betoog goed weer en voorziet het dan van zijn aanmerkingen.

Ik moet zeggen: het is een eerlijke polemiek, die den schrijver gunstig doet onderscheiden van andere scribenten in zijn kring. Zoo wordt het een genoegen met elkander te spreken.

Ds Gilhuis deelt dan ons mede, dat hij waarlijk niet aangestoken is door de Barthiaansche dwalingen en dat verblijdt ons natuurlijk.

En hij stelt ook zelf de vraag of het verstandig van hem was om het boekje van Miskotte te noemen onder de opgave van bronnen. Maar hij gaf het lijstje zoo van de boeken, die hij zelf gebruikte, en dacht daaromtrent verder niet na. ^

Dat kan den beste gebeuren en hiermede is de zaak onüer ons dus in orde.

Ik wil echter op enkele zijner argumenten even nader ingaan.

Vooreerst op dit argument, dat ik hem toch particulier even om inlichtingen had kunnen vragen.

Ik meen op dit. punt niet te kort geschoten te zijn.

Eenvoudig niet om deze reden, dat wie voor het publieke forum treedt niet mag klagen, als hij uit het publiek wordt toegesproken en hij publieke critiek ontmoet.

Het zou eigenlijk tegenover een man als Ds Gilhuis niet beleefd zijn, als ik hem particulier ging vragen: schrijft U daar ook iets, waarbij U niet hebt nagedacht?

Zulks mocht ik niet veronderstellen. Alleen als hij het zelf mededeelt, mag ieder het verder dragen.

En voorts: Ds Gilhuis kan tegen een stootje en dat moet men kunnen als men in couranten schrijft. Anders is het 't best, ~ wanneer men zich daarvan onthoudt.

In de tweede plaats merkt hij op, dat ik zelf meermalen Fransche en Engelsche schrijvers citeer, en daarbij dan veronderstel, dat mijn jonge lezers daarvan afweten. Ik zeg immers: Chesterton zegt naar gij weet aardige dingen. En dan gaat de schrijver de woordjes „naar gij weet" cursiveeren. Nu is zulke opmerking, naar ik meen, een heel gewone beleefdheid.

Men moet nooit veronderstellen, zelfs niet naar den aard der lietde, dat men te doen heeft met onkundigen.

Ik heb een dominé gekend, die blijkens zijn zeer oppervlakkige preeken zijn gehoor niet voor vol taxeerde, maar toch altijd weer zei: zooals gij zeer goed weet, of wij weten enz. En dat vonden de hoorders blijkbaar heel goed. Zij werden als wetenden toegesproken, en moeite had het niet gekost, om het te worden.

Het gaat hier dus om een beleefdheidsvorm, ook in de journalistiek heel gewoon. Zelfs de Heilige Schrift kent dezen vorm. Rom. 3: 19. Hebr. 12: 17.

Hier komt echter de vraag te pas, of citeeren hetzelfde is als aanbevelen. Ik citeer, zegt Ds Gilhuis, ook niet- Calvinistisohe schrijvers; waarom zou hij dat niet mogen doen?

Het woordenboek schijnt bij de synodocraten ietwat in de war.

Tenzij staat gelijk met totdat. Knoeien met revtseeren.

En nu weer citeer/n met aanbevelen.

Maar daarom is het nog niet zoo. Als ik eens een buitenlandschen schrijver aanhaal, is dat waarlijk niet uit ijdelheid. Als men zoo'n halve eeuw heeft geschreven kan men aan zijn reputatie niet veel meer veranderen.

De zaak is deze, dat niet alle menschen tijd hebben, om te lezen, wat in het buitenland alzoo op eenig gebied, voor ons op het terrein van de Christelijke propaganda, ten beste wordt gegeven.

En als ik dan bij een schrijver van naam iets aardigs vind, waarom zal ik dat niet eens vertellen? Wie de man overigens is doet hier dan niet ter zake. Ook ongeloovige schrijvers kunnen soms mooie dingen zeggen. ,

Maar wat van veel meer belang is, dat is dit: onze lezers mogen wel eens weten, hoe het met de groote zaak, die ons aller liefde heeft, in het buitenland staat.

Eenerzijds, als het om goede berichten gaat, om ons daarin te verblijden. Maar anderzijds om het feit, dat de Nederlanders, ook de gereformeerden, gelukkig in allerlei dwalingen gewoonlijk wat achteraan komen.

Wij ontkenen onzen onzin gaarne aan het buitenland.

Groen 'van Prinsterer haalde meer dan eens een bekend citaat aan van een buitenlander, in dezen zin: als men in Duitschland verkouden is, beginnen hier vele menschen te niezen. Ik heb, dit citaat aanhalend, er eens aan toegevoegd : ja, en dan staan zij op, en kijken ons aan alsof zij groote eiï machtige dingen verhalen.

Allerlei nieuwe uitdrukkingen, die om het nieuwe aantrekken, ontmoeten wij dan plotseling in onzen .kring. Woorden als: „paradox" en „sprong" en „waagstuk" en „het christendom is een onrustig ding" en meer van dat moois, en als dit geschiedt, dan is het goed, dat wij de bron daarvan nagaan. Meestal is die troebel.

Thans zitten wij meer met de „doorbraak" en vooral in de stukken, die van de Synode der Ned. Herv. Kerk uitgaan vinden wij allerlei wonderlijke uitdrukkingen, die algeheel mis zijn. Wij moeten er Ds van den Born maar eens op nalezen.

Wij kunnen allen in die fout vallen, niet alleen wat de woorden, maar ook wat de ideeën betreft. Ik wil daarvan een treffend voorbeeld geven.

Toen Dr Kuyper zijn intrede in Utrecht had gedaan met een bekende, schitterende rede, merkte Dr Bronsveld op: zit daar niet te veel van Hegel in? Hij had schoon gelijk, wat Dr Kuyper, die tden nog bezig was den gereformeerden weg te zoeken, later ook wel heeft ingezien. Toch vinden wij bij Dr Kuyper naast de goede, ook later nog wel de minder goede lijn. Geen mensch maakt zich gemakkelijk van zijn universitaire opvoeding los. En ook de grootsten onder ons kunnen wel eens dwalen.

Er is dus allerlei reden om de buitenlandsche litteratuur een weinig bij te houden, voor wie daarvoor de tijd kan vinden.

En het citeeren en waarschuwen is waarlijk niet kwaad.

Maar dat is iets anders dan aanbevelen. En dat vergeet

Ds Gilhuis, . Als ik schreef: goede vriend, als gij weten wilt, wat Calvijn bedoelde, ga dan bij Chesterton, die een bittere hater van het Calvinisme was, in de leer, en hem dus als bron opgaf, dan zou ik in gelijke fout vallen als Ds Gilhuis per ongeluk overkwam, toen hij zeide: voor het a b c van

het Bijbelgebruik kan U ook bij Dr Miskotte terecht. Zijn lezers zijn nu echter gewaarschuwd. Ten slotte nog dit. Ds Gilhuis zegt, dat 'hij speciaal opmerkzaam moest worden gemaakt op hetgeen ik omtrent zijn epistel schreef, aangezien hij een trouw lezer is van de „Reformatie" maar mijn brieven wel overslaat, om — en hier spant hij zich in om beleefd te zijn — de kleine letter, waarin die gewoonlijk worden gezet.

Niet zonder bewogenheid nam ik hiervan kennis. Niet omdat hij mijn brieven niet leest — dat is zijn recht en schaadt mij niet — maar om die kleine letter, die hem moeilijkheden begint te baren. Wat moet dat lastig zijn. Want de dagbladen komen in dezen tijd zoo goed als alle met nog kleinere letter uit. Dat wordt een voortdurende pijniging. Wat er aan te doen? Ik zou zeggen: probeer het met een nummertje sterkere bril, als hij er reeds een noodig heeft, en anders is de oogarts er ook nog. Nee, nee, geen dank. Het is zuivere vriendendienst.

Maar nu wat anders., . Het is opmerkelijk, dat het vooral de mtellectueelen in Christelijken kring zijn, die vatbaar blijken voor allerlei

afdwaling., ., , , ^, , „ Het staat er met de beginselvastheid onder de gestudeerden onder ons niet altijd best voor. Wat kan daarvan de oorzaak

^'Tk wil mijn lezers de brochure aanbevelen, geschreven door den heer J. Abels, leeraar aan de Chr. H, B, S, te Groningen — Jan Haan N.V. aldaar., • j „ De schrijver wijst op het belangrijke feit, dat ook m den laatsten tijd, hij denkt aan de jongste stembus, bleek, dat juist bij de groep dier intellectueelen groote begripsverwarring heerscht. Het bleek — en de Christelijk Historische partij kan daarvoor als voorbeeld dienen — dat de oude beproefde beginselen dierbaarder en veiliger bleken bij ae eenvoudige lieden dan deze intellectueelen konden vermoeden De heer Abels wijst hier op ons christelijk middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs. Onze H.B.S. is, zeg hij, niet alleen wettelijk, maar ook inderdaad, nog de schooi van Thorbecke. En onze gymnasia zijn humanistisch. Alleen het godsdienstonderwijs komt er bij. ^

Maar zoo wordt een school niet waarlijk christelijk. En nu wordt er veel over onderwijsvernieuwing gesproKen, en het luidst door lieden, die het onderwijs zeker zouden verknoeien, als zij de kans kregen. En die kans is niet gering. Vandaar dat waakzaamheid plicht is, Wij willen oo^ vernieuwing; de heer Abels wenscht die zeer beslist. Maar hij wi' waarachtige reformatie. Ook van ons onderwijs. Ik zal hier niet meer van vertellen, want ik zie gaarne, dat zijn brochure door zeer velen gelezen wordt. En dan moeten wij aan het werk. Hier geeft de bazuin, die tot den strijd roept, een zuiver geluid.

Met vriendelijke groeten en heilbede Uw toegenegen

MARNiA,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's