GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. .- .

Het was Zondagmorgen, vroeg

Ik draaide eens aan den knop van de radio en daar kraaide dadelijk daarop een liooge, zeer patliosvoUe stem mij tegen: gij dwaas •

Onwillekeurig zei ik: goeie morgen, dat is ook niet vriendelijk.

En inderdaad, het gold ook mij, als mij rekenend tot het Christelijk volksdeel, over hetwelk al de fiolen van Barthiaanschen toom werden uitgegoten. Het was een eenheidspreek van den I.K.O.R.-dominé.

Zoo'n preek, waarmee wij, naar het oordeel van mr van 'Walsum en meerderen van die familie, het allemaal best kunnen doen..

De eeniheidspreek handelde over den rijken dwaas, die zich veilig waande te midden van al zijn goederen, en voor dat deel, dat ik beluisterde, werd tet alles heel netjes en heel hoog en voornaam toegepast op de kerk, of te wel het „Christelijk volksdeel", dat de scheiding bracht in het leven tusschen geloo'vigen en ongeloovigen, en dat zicih daarna veiUg achtte in zijn , , machtsposities", veilig zelfs tegenover God.

Toen daalde de stem en onder een buitengemeen verwaand, smalend lachje werd zooiets gezegd als: veilig, ach vidj arme kleine scharrelaars

Enfin — het was allemaal natuurlijk niets, en het moest heel anders. Zoo met vliegend vaandel en slaande trom en raad op raad de wereld in met het Woord.

Na alle afbraak werd de vraag gesteld, waarop het eigenlijk aankwam. Luisteraars, wat moeten wij doen?

Ik wierp wat ongeduldig er een opmerking tussclhen, maar mijn vrouw, die ook was komen luisteren zei: stil jij nou, laat die man nu vertellen, wat wij doen moeten. Nu — stil dan

En daar klonk het met al hooger geluid een en andermaal: Wat moeten wij doen? En daarop plotseling: amen. Daar was de olifant met zijn lange snuit en het verhaal was uit.

Ik dacht aan hetgeen mij een vriend vertelde van een geleerde dame, die met de kerk des Heeren geroken had, om de wereld te kunnen dienen en ie eens tegen hem klaagde: zij heeft mij alles ontomen, en mij niets teruggegeven.

En mijn fantasie ging aan het werk, en ik zag ien armen scharrelaar de studio verlaten, het oofd fier omhoog en de borst vooruit. Hij had het ns maar eens goed gezegd.

Toch zou de toepassing ook op de kinderen, der eformatie, op het christelijk volksdeel, juist kunnen ijn.

Want het Hjkt er veel op, of er thans onder gere­

formeerden een zoo op „alle terreinen des levens" zich veilig stellen is tegenover de ware kerk. Is dat eigenlijk niet zoo, als zij, die uitwierpen, wie zicih niet wilden buigen voor menschelijk gezag tegen de goede behjdenis en kerkenorde, daarna tot die uitgewornenen komen, als het him politieke, sociale of wetenschappelüke actie betreft en zegsren: Iaat ons toch zorgen, dat de scheur niet ook ons zaakie bedreigt ?

Dat de uitgeworDenen zelve uit trouw aan de kerk en haar beliiden gaarne willen Wijven medewerken voor de eere 'van hun Koning en Heere, oor Ziin kerk allereerst, voor Ziin staat en Zijn maatschanüü, dat is wat anders. Maar even begrijüeliik is het, dat zij tot die anderen, zeker zonder rok in het hart. de 'vraag richten naar Èilderiiks': wie ziit gij broeder, zoo vol liefs, die gist'ren ij bestreed, wiens arm mij reeds met d'eersten slag het voorhoofd duiz'len deed?

En zeker kunnen zii niet medeschuldig worden an een zsm. interkerkelHk bedriif. dat overal voorts wil doen zwiiffen over de kerk, haar wezenlijke beteekenis en roeoing.

Want naar hun oordeel staat de kerk deg Heeren, ie het Woord Gods verkondigt, overal iuist voorop, aar haar taak en de grens harer taak, en komt het voor alle leven, ook voor ons arme Euroria er iuist boven alles ot> aan, dat haar juiste tjiaats naar aar rep-eerambten en het a.mbt der geloo'vigen eer volkomen duideüik zichtbaar wordt.

Dat is nu juist het kwaad, dat wij vaak. allemaal

met de wereld bezig zijn om de kerk terug te dringen tot in een uiterst klein hoekje.

Ik la, s in de courant van een actie van christelijke litteratoren, die een nieuw algemeen cultureel tijdschrift deden verschijnen, getiteld „Ontmoeting" en die voor den bouw van een christelijke Reformatorische cultuur „contacten willen leggen, onafihankelijk van eenige kerk, partij of groep".

Een reformatorische cultuur onafhankelijk van ©enige kerk —• dat wordt een vreemd ding. Maar men zegt dan: ja onze actie „als zoodanig".

Zoo wilde men in den ouden gereformeerden bond van J.V. ook deze vereeniging buiten kerkelijk toezicht stellen, n.l. „als zoodanig".

Wij krijgen dan een politieke actie „als zoodanig" onafhankelijk van de kerk, een sociale actie, een wetenschappelijke actie enz. allemaal „als zoodanig onafhankelijk van eenige kerk".

Want wat er ook in de kerk van Christus moge gebeuren, wij moeten zorgen, dat onze zaakjes er geen schade van lijden.

Zou men dan niet mogen denken aan de gelijkenis van daar straks?

Zoo zouden we in de verleiding komen met aangenaamheid eens te luisteren naar de Ned. Herv. Sjrnode en haar Barthiaansche helden, die bezig gaan heel de wereld te veroveren, een machtig leger met allerlei raden en velerlei veldheeren, en zoo met vliegend vaandel en slaande trom de wereld in. Met het Woord; dat zei die I.K.O.R. ook.

Alleen maar, de wereld van socialisten en communisten ziet dat leger komen met gejuich, want deze , , kerk" komt in werkelijkheid niet op haar af met het tweesnijdend Woord van God, maar met een kerkelijk gekleurde houten sabel en een vernageld' kanon. Men is zeer actief, maar heeft de eenig goede boodschap achtergelaten.

Maar als wij gereformeerden, die in onze openbare belijdenis voor God en menschen den duren eed aflegden dat wij ons aan de tucht der kerk zouden onderwerpen zbo wij ons inleer of leven kwamen te misgaan, dadelijk daarop aUerwege ons doen veilig gingen stellen achter deuren met daarop geschreven: als zoodanig onafhankelijk zou ons werk dan niet ook vruchteloos worden?

Wij dringen de kerk dan al verder terug, tot zij daar staat, waar Napoleon en Hitler haar zeer goed, vooreerst althans, konden dulden.

Ik geloof, dat wij zeer waakzaam moeten zijn tegenover ons zelf, en dat ons leven aan niets meer behoefte heeft dan aan een goed kerkbegrip en kerkbesef en aan een daaraan gehoorzaam, leven.

Nog altijd wil ik ihopen, dat velen in de afgedwaalde gereformeerde kerken dit alsnog met ons zullen inzien.

Want daar zijn onder de synodooraten ongetwijfeld twee groepen, die tot voor kort nog te onderscheiden waren.

Daar was reeds meer dan een kwart eeuw in onze kerken een strooming, die onder den invloed van allerlei buitenlandsche wijsheid en binnenlandsche ethische probleemziekte, eigenlijk omtrent de kerk tameüjk onverschillig werd, en veel meer ging hechten aan het werk buiten de kerk. De kerk werd dan zoo'n besloten groepje tot onderlinge geesteUjke versterking, goed, maar het wezenlijke werk lag op ihet brèede terrein van de wereld, en daar ging het dan om zielen te winnen voor Jezus; daar vond men de afgedoolde schapen, die immers de negenennegentig rechtvaardigen verre in waarde te boven gingen.

Deze lieden waren methodisten of door Kierkegaard en Barth aangestokenen, allerinnemendst en vriendelijk jegens een ieder, vooral met wie men zoo om een vuurtje op de hei de groote dingen van het geloof kon „benaderen", maar wien een rilling over den rug liep, als zij al te dicht kwamen bij een werkeHjk gereformeerde.

In de dagen van Geelkerken zag men hun wachtend wankelen. Daarna werd het weer wat stil. Maar thans zijn zij, ongetwijfeld zij de overwinnaars. Z ij geven den toon aan. Zij juichen hun synoden even hard toe, als zij die andere in 1926 becritiseerden. Zij zijn nu in hun geestelijken knollentuin.

Ik kom natuurlijk niet aan hun staat voor God of hun zuiverheid van bedoelen. Ik heb het alleen over hun werk en hun woord. Hun prediking, die door menigeen niet, goed werd begrepen. Want wij allen zijn doorgaans buitengemeen weer gevoelig voor een zuiver subjectivistische prediking, waarin de christen het heerlijk middelpunt wordt.

Nu reeds meer dan een kwart eeuw heb ik die strooming in onze kerken in mijn Mamix brieven naar mijn beste vermogen bestreden. Ben ik die menschen, ik mag het zoo wel zeggen, meer dan eens scherp te Ujf gegaan. En dat vonden vele menschen veel te erg.

Want als wij bezig zijn af te wijken en bang voor argumenten, die dit doen zien, dan werpen w^j ons op den „toon".

Wij mogen tegen iemand, die pikzwart is niet eenvoudig zeggen: gij zijt zwart; dat is scherp. Maar wij moeten b.v. verklaren: mijn beste vriend, neem mij niet kwalijk, en ik verzoek u wel mij te verontschuldigen, maar .uw kleur, nu ja uw teint ziet U, wijkt wel een beetje van 'het - witte af, is het niet waar? Ik merkte dat, naar ik meen zoo even op. Ik ben nu eenmaal niet van dat slag.

De zaak is er ook te ernstig voor, niet alleen voor de kerk des Heeren, voor onze eigen verantwoordehjkheid, maar ook voor die dwalende broederen.

Het is nu deze strooming, die, zooals ik zeide, thans de richting aangeeft. In alles. De afglijding gaat zeer snel.

Men lette maar eens op de rede door ds Munnik gehouden voor de synode van Zwolle met die verheerlijking van die heerlijke „dynamiek" ook in het doen, en van deze dynamiek in de kerkelijke jeugdzorg in Zwolle, waartegen ds Impeta wel eenig bezwaar had, als ik mij wel herinner.

Wat zal men zeggen van het , , oecumenische", dat zich sterk gaat maken? Hoe zal men met de Ned. Herv. Synode kunnen handelen over de goede Schriftuurlijke kerkenordening ? Daar is straks te praten met Jan en alleman; alleen maar een open en flink spreken met de Vrijgemaakte kerken, dat zie ik nog niet. En dat alles is koren op den molen van velen, die in h-un hart, naar mijn innige overtuiging, al lang niet meer goed gereformeerd waren, maar afgleden naar allerlei kant.

Ik zeg dat niet, alsof ik de Vrijgemaakte kerken veilig acht. Zeer zeker niet. De zuiging der wereld, ook der vrome wereld, is in onze dagen zoo ontzettend sterk.

Maar tegen alles, wat juist het zuiver gehoorzame gereformeerde leven in deze dagen bedreigt, zouden - wij, in de Vrijgemaakte kerken, en het ons nog nabijstaande deel in de nu gebonden gereformeerde kerken toch kradhtig behooren saam te werken. Terwijl wij ons lieten scheiden door besluiten, die, nadat zij hun - uitstootende werking hebben gedaan, in de gau-mgheid worden gereviseerd, terwijl men nu een ieder over den doop laat preeken, zooals hij maar - wil.

Kan dat Gode welbehaagUjk zijn?

Zoo kom ik nu tot de Cal-róiistische - wijsbegeerte. Maar daaromtrent een volgenden keer.

Met vriendelijke groeten en heiXhede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's