GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE NIEUWE ZAKELIJKHEID VAN ZWOLLE.

Men weet, dat een aantal Priesche predikanten in een bezwaarschrift aan de Zwolsche synode sprak van de concrete schuld der synode van 1943- 1945, die „zondigde in de schorsingen, weringen en afzettingen, voortvloeiend uit te ver gaande e i s c h e n dier synode". Deze predikanten constateerden terecht, dat de vervangingsformule van '46 ruimer was dan die van 1942. Immers in '42 werd iedereen gebonden aan het „te houden voor wedergeboren"; men moest veronderstellen, dat de wedergeboorte bij de kinderen reeds geschied was. 1946 daarentegen laat blijkens een noot bewust ruimte, niet slechts voor de opvatting, dat men die wedergeboorte moet beschouv/en als reeds geschied (perfectu m), doch ook voor die geheel andere, dat men de wedergeboorte zich denken mag als nog te zullen geschieden (futurum). Allen, die in het futurum zich kunnen vinden, waren i n '4 2 aan het perféctum gebonden. En ieder, die eerlijk de binding aan het perféctum van '42 weigerde, werd geweerd, geschor.st en afgezet. Daar kan men omheen praten; maar zoo zijn de simpele feiten. Indien nu, bUjkens de formule-'46 God aan leder kerklid ook de futurum-opvatting vergunt, dan had elk kerklid dat recht b ij God reeds in den jare 1942, want Hij verandert niet, al vervangt de synode haar formules. Dan had ieder in 1942 van Godswege het recht de binding aan het „te houden voor wedergeboren" te weigeren. En ook al schorste de synode, en bande ze uit. Hij deed dat niet! Maar dan zondigde de synode, die in '42 de futurumopvatting verbood, bindende allen en een iegehjk aan het perféctum alleen. Zij verbood een futurum, dat God aan niemand verbood. Zij ging dus ongetwijfeld te ver. Er is geen speld tusschen te krijgen: hier ligt concrete schulii

Hoort nu het antwoord der Zwolsche synode, gelijk het afgedrukt staat in „Trouw" van 4 October j.l.:

• „De meening, als zou uit de vervanging van de uitspraken van 1905 en 1942 blijken, dat de Synode van 1943-1945 eischen heeft opgelegd, die te ver gingen, waardoor zij dus concrete schuld op zich zou hebben geladen, is onjuist, aangezien in 1946 de zakelijke inhoud der vervangen uitspraken is gehandhaafd en bovendien als minimumeisch door genoemde synode nimmer is gesteld, dat men met de uitspraken van 1905 en 1942 volledig moest instemmen, maar slechts dat hetgeen men leerde daarmede in volle overeenstemming moest zijn.

De bewering, dat er concrete schuld is zou nog wel nader door de synode overv/ogen zijn, indien concrete gevallen waren aangewezen van geschorste .ambtsdragers, die naar de uitspraak van 1946 ongemoeid zouden zijn gebleven, maar zulke voorbeelden zijn niet genoemd".'

„Trouw" rangschikt deze uitspraak onder de „belangrijke besluiten". Ik doe dat ook; o.a. om de volgende redenen:

a) Deze uitspraak bewijst zonneklaar de onwaara c h t i g h e i d van de vervangingsformule. Men kan nu zien welk een schrikkelijk spel men speelt tegenover de schapen van Christus' kudde met het woord „vervangings formule" alsook met dat andere: „z a k e 1 ij k e i n h o u d".

In '42 was er slechts één mogelijkheid: het perféctum; in '46 zijn er twee mogehjkheden: perféctum óf futurum.

Zeggen ds Friesche predikanten, dat men m 1943-'45 te ver ging door te binden aan het perféctum, terwijl God liet futurum ook toeliet? Weineen, zegt Zwolle, de zakelijke inhoud is gelijk gebleven. U kunt toch nog wel rekenen ginds in Friesland ? 1 is toch „z a k e 1 ij k" = 2, en 2 is toch „zakeüjk" niet meer dan 1? U hebt toch op de lagere school het abc der Nederlandsche taal geleerd? Dan kunt ge toch weten, dat de voltooide tijd „zakelijk" gehjk is aan den toekomenden tijd? U kunt toch wel lezen, en logisch denken? Dan kan het u toch niet ontgaan dat een reeds geschiede vredergeboorte „zakelijk" hetzelfde is als een nog n i e t geschiede wedergeboorte ?

Concrete schuld bij de synode van 1943-'45? Weineen, want 1 = 2, en verleden = toekomst, en ja = neen, tenminste „zakehjk". Ja, die z a k e 1 ij k- h e i d ! Wie heeft nog den moed een brief te schrijven, laat staan een gesprek te beginnen met menschen, die de eerste beginselen dêr zakeUjkheid nog moeten leeren? Die concrete schuld loochenen, omdat 1 = 2, en verleden = toekomst? In Groningen ontbrak alle ^elfcritiek, zeiden ze; nu, daar was het dan ook een vrijgemaakte sjmode voor. In Zwolle, daar openbaarde zich de zelf crltiek, die echter alleen maar verbluft en bedroeft door een totaal gemis aan critisch vermogen.

Hoe stond het ook maar weer in de vervangingsformule? „Een eenvoudige mtspraak des geloof s". 't Is wel eenvoudig: 1 = 2, en ja = neen, en verleden = toekomst. Dit noemt men dan den eenvoud des g e 1 o o f s. Maar o, die eenvoudige geloovigen, wat moet er van hen terecht komen? Wat heeft het geloof met dezen baarUjken onzin te maken?

b) De tweede reden, waarom Zwolle de synode van '43-'45 vr^j spreekt van concrete schuld, is gelegen in het feit, dat laatstgenoemde synode als minimumeisch nimmer had gesteld volledige instemming met de leeruitspraken; men behoefde immers slechts te beloven zijn leer in volle overeenstemming te doen zijn met de formule van 1942. De suggestie is natuurlijk: in 1943-'45 ging men toch heusch niet te ver; men was zelfs soepel. Nimmer werd de eisch gesteld, dat de ambtsdragers zelf volledig met de uitspraken zouden instemmen; alleen hun léér behoefde maat met die formule in volle overeenstemming te zijn.

Laat ons zien. Is bedoelde eisch van instemming nimmer gesteld? Maar na een rappoi-t-Duursema besloot die synode aan een verzoek van Noord-Brabant en Limburg niet te voldoen, omdat: „a. het niet genoeg geacht kan worden, dat ambtsdragers de leeruitspraken niet bestrijden, maar als regel moet worden gehandhaafd, dat zij met de gedane leeruitspraken b e- hooren in te stemmen; al kan i n b e- paalde gevallen(!!)bij gebleken bezwaren tegen een bepaald punt(!!) genoegen worden genomen met de verklaring, dat men niets zal leeren wat met deze leeruitspraken niet ten volle in overeenstemming is". En alleen de „inatemmers" kwamen in aanmerking voor afvaardiging naar de meerdere vergaderingen (Zie mijn: „Tusschen ja en neen", p. 60v.).

Heeft men nimmer de eisch van volledige instemming gesteld? Maai- de stukken bewjjzei]^ dat men wel degelijk dien eisch heeft gesteld. Die eisch werd als regel gehandhaafd. Was de* minimumeisch inderdaad, dat men — in zijn leer in volle overeenstemming met de uitspraken moest zijn ? Een a 1 g e- meene minimumeisch? O neen, ze gold slechts „in bepaalde gevalle n", alleen wanneer men bezwaren had tegen een „bepaald pun t", een onderdeel dus. Waarom zegt Zwolle niet de precieze waarheid ?

Er is evenwel meer. Zwolle zegt, dat „men" (en uit het verband is duidehjk, dat het gaat over menschen, die „leeren", over a m b t s d r a g e r s dus) niet volledige instemming behoefde te toonen; men had alleen maar in volle overeenstemming met de formule te leeren. „Volledige instemming" met leeruitspraken is een ander woord voor: „gelooven"; en „leeren" is in de taal der kerk verkondigen met Gods gezag, en met bevel van geloof. Volgens Zwolle behoefden de ambtsdragers zelf die leer niet te gelooven; ze hadden slechts aan de gemeente te bevelen die leer te gelooven. Volgens Zwolle heeft de synode van 1943-'45 niet geëisclit, dat de ambtsdragers de leer van 1942 zouden gelooven, als ze van hun kant maar aan de gemeente den eisch van zoodanig geloof stelden. D.w.z. de Ambtsdragers, hadden vrijheden, die de gemeente niet had. Niet zoozeer de ambtsdragers, maar in de eerste plaats de gemeente is gebonden.

Voor wie het Vergeten mocht zijn, is nuttig de herinliering aan de 16 punten van Augustus '44. (Men is ook met die 16 artikelen nü blijkbaar verlegen; er komt zelfs een aparte uitspraak over het gezag van die 16 punten, als ik het goed begrepen heb). Maar in dit Verband is het gevrênscht te herinneren aan het 6e Van die artikelen, aldus aanvangende: „dat uit het karakter der leeruitspraken, waarin de synode met haar door Christus verleende profetische autoriteit optreedt, als vanzelf voortvloeit, dat inzonder» heid de ambtsdragers(!!) aan haar ge* bonden zijn enz.".

Zwolle probeert de Friesche dominees wijs te maken, dat de bhiding vooral de gemeente gold; dat de ambtsdragers zelf de hand lichtten met den eisch van instemming, fiat; als ze maar de gemeente, met de autoriteit van Christus, d.i. met absoluut gezag, gebood hiermee in te stemmen. Maar de synode van 1943-'45 zei zelf, dat het netandersom was: n i e t de gemeente, doch inzonderheid de Ambtsdragers waren gebonden. Is dat knoeien of niet, o Friesche predikanten? En wat nu? Een nieuw; gravamen? Men zal u antwoorden: de 16 punten, daarover praten we niet meer, vanwege de algeaneene verva(n)ging, weet n?

Misschien zegt iemand: de synode van 1943-'45 heeft bedoeld, wat de Ifeojlsdi© sjrnQde thans zegt.

[Alweer een „vervaitgingsfottnule'* dus. Maar dan zou ik hem, en met name de Friesche pre^ dikanten, de vraag willen stellen: beseft ge niet, dat de synode dan al haar predikanten gebiedt, om de menschen te belasten met lasten zwaar om te dragen, terwijl ze dien ambtsdragers vergunt, om zelï die lasten met geen vinger aan te raken? Weet gij niet, dat Christus dit het werk van „geveinsden" noemde? Zult ge nog langer t r a c h t e n den toegang tot. uw kansel te zoeken via de ambts-ethiek der geveinsden? Hebt gij niet gelezen, dat Christus Jezus het „wee" uitroept over zulke Schriftgeleerden? Waarom beeft ge niet, als ge Matth. 23 leest?

c) De synode van Zwolle zegt verder, dat ze de „bewering" der Friesche predikanten — tusaohen haakjes: dit heet een „bewering", terwijl het uit de feiten bewezen is; als het over een synode gaat, dan heeten het „argumenten" of nog Uever, dan „spreekt ze met profetische autoriteit, haar door Christus verleend" •— dat de Friesche „bewering" door haar wel nader overwogen zou zijn, indien concrete gevallen waren aangewezen van geschorste ambtsdragers, die naar de u i t s p r a a k van 1946 ongemoeid zouden zijn gebleven, maar zulke voorbeelden zijn niet genoemd. En Zwolle kent blijkbaar ook dergelijke voorbeelden niet.

Misschien mag ik de heeren — ik herzeg: heeren, want ik vergeet niet, dat zij ons hebben uitgebannen en den broedemaam ontnomen! — misschien mag ik de heeren een handje helpen. En één voorbeeld noemen. Plaats het met vette letters, drukker. Dat voorbeeld is: Prof. Dr K. Schilder! O neen, ik zeg niet, dat Prof. Schilder het eens is met de formule van 1946. Maar hij is geschorst vanwege het rond zenden van zijn praeadvies aan de kerken; er waren nog wat andere grondjes, opgediept uit de oude doos, uit het archief, waarin ze volgens synodebesluit begraven waren. De deur ging dicht, toen hij in zijn praeadvies de uitspraken van 1905 en 1942 bestreed als innerlijk tegensitrijdig, en dat aan de kerken berichtte. Dat mocht toen (zie ook het 14e van de 16 punten van Aug. '44) niet gezegd worden, en ook later nog niet. Doch er is niet één, die kans ziet te bewijzen, dat Prof. Schilder toen ook maar één letter schreef, die hem in moeihjkheden zou hebben gebracht, als toen de vervangingsformule bekend was geweest. Ik wil maar zeggen: de door de synode van 1943-'45 geschorste en afgezette hoogleeraar Schilder zou „ongemoeid" z ij n gebleven naar de uitspraak van 194 6. U moest heusch niet de Friesche predikanten om voorbeelden vragen, terwijl u ze zelf zoo heel goed weet. Maar U bekrachtigt zijn afzetting tot op den huldigen dag. En daarom: U zegt maar Vi^at, U leutert maar wat, U maakt slechts gebaartjes van vrede. Doch de waarheid betrachten in liefde? Daaraan is U nog lang niet toe, bhjkbaar.

Argumenten bij U? Zakehjkheid bij U? Zelfcritiek bij U? In Zwolle?

Neen, woordenspel, onzakeUjkheid, z e 1 f h a n d-

having!

B. H.

WAAROM SPREEKT Dr H. N, RIDDERBOS GROVE ONWAARHEID ?

Dr H. N. Ridderbos handelt in „Gereformeerd Weekblad" over de kwestie der samenspreking, ja of neen? Het bhjld; dat zijn synode niet wil ingaan op de door ons geboden mogelijkheid om z a k e 1 ij k, schriftelijk en dus d u i d e 1 ij k, met afsnijding van misverstanden, in contact te treden. Dat dit zoo wezen zou, wisten we al eenige weken te profeteeren: de zaak stond al vast.

Nu moet dr Ridderbos deze weigering van zijn synode aannemelijk maken.

De poging daartoe wordt helaas ingeleid door een grove onwaarheid. Hij schrijft:

„Vooreerst moest worden geconstateerd, dat door ; de vrijgemaakte broeders iedere vorm van samenj spreking met deputaten van onze kerken is ge- 1 weigerd".

Waarom spreekt dr H. N. Ridderbos zulk een schandelijke onwaarheid? Hij moet weten, dat deze bewering in strijd met de feiten is. De tekst van het besluit onzer synode zegt het heel anders.

Letterlijk staat er: „onoyerkomenlijke bezwaren... tegen de aanvaarding van de door de Utrechtsche vergadering terzake van de verlangde ontmoeting GESTELDE BEPALINGEN". En wederom letterlijk staat er: dat de gedachtenwisseling VOORSHANDS alleen schriftehjk geschiede.

Als een jongeling aan zijn verloofde voorstelt, op 1 November te trouwen, en zij zegt: VOORSHANDS nog niet, eerst moeten we iets anders in orde maken, — moet dan die jongeling openlijk adverteeren: dat zijn verloofde iederen vorm van huwehjk met hem geweigerd heeft?

Het staat er niet best voor, als men een synodaal besluit moet aannemelijk maken door een kras onware voorstelling.

Wie zóó handelen willen niet. En: deze hoogleeraar in de uit-legkunde gooit zijn eer als zoodanig weg. Dit is geen uitleggen meer. Pit is jokken.

K. S.

WAAROM VERVOLGT Dr H. N. RIDDERBOS MET ONWAARHEID SPREKEN!

Zijn beweringen verder op de hierboven geconstateerde onwaarheid bouwende, zegt dr H. N. Ridderbos, dat het rapport, door de Groningsche synode aanvaard, beweert, dat zijn kerken „de ongerechtigheid", „Belial", en „de honden" zijn.

Ook dit is een onwaarheid. Toen een kerkeraad over „honden" sprak, zei het Rapport van Groningen nadrukkeüjk:

„Wordt (door dien kerkeraad) herinnerd aan het Schriftwoord, dat ons verbiedt, het heilige te werpen voor de honden, dan geldt in het algemeen — ONGEACHT DE PARALLEL DIE HIER GE­ TROKKEN WORDT — dat daarnaast een evangelisch bericht staat inzake de 'kruimkens' die den honden toevallen; en blijft overigens met Calvijns opmerking te rekenen, die van oordeel is, dat onder 'honden' verstaan moeten worden diegenen die voor geen enkele medicijn toegankelijk zijn. En wie zal dit TEVOREN bepalen, zoolang niet definitief GE­ BLEKEN is, dat zulk een TOESTAND, GENERAAL GESPROKEN, aanwezig is? "

Hier staat dus duidelijk: het woord „honden" moeten we hier niet gebruiken!

A!s nu dr Ridderbos verklaart: ze noemen ons hier honden, ze zeggen, dat ze ons alleen maar willen terechtwijzen en dat, terwijl het Rapport, bl. 21, verklaart, dat de COMMISSIE (die is 't nog maar) het denkbeeld oppert (meer is 't nog niet eens) van een MOGELIJK OOK TERECHTWIJZEND WOORD en als ik nog meer van die fraaiïgheden aantref in het aitikel van den man, die zich wel wacht, het Rapport zelf te doen spreken, dan

Dan keer ik me van den schrijver af. Ik laat hem over aan God. En ik heb medelijden met ieder die

hem volgt. Hier-Iiegt-men. Men zit vast.

K. S.

„HONDEN" EN „VERSNIJDING".

Hoe armoedig het gebaar der synodalisten is, die zich aan een (zelfs dan nog misbruikt) onderdeeltje van het Groningsche Rapport inzake samenspreking vastklemmen, om van de klem van het Rapport af te komen, zagen we reeds met een enkel woord. Het misbaar over het door het Rapport NIET aanvaarde woord „honden" leert dat duidelijk.

Ik heb evenwel een vraAg.

Stel, dat het Rapport het woord „honden" wèl voor zijn rekening genomen had, WAT DAN NOG?

Dan ware het nóg kinderachtig, en een bewijs van het niet-meer-kennen van den kerkelijken stijl, er zoo veel misbaar om te maken.

Het woord „honden", dat weet een kind in de exegese, komt ook voor in Philippenzen 3:2: ziet de honden, ziet de kwade arbeiders, ziet de versnijding. Volgens de exegese van prof.. Greijdanus is dit een drievoudige kenschetsing van éénzelfde soort van dwaalleeraars. Welnu, deze leeraars, aldus prof. Gr., K.V. 66, waren werkzaam als Evangeliepredikers. Net als dr Ridderbos, en net als ik, tot diens zóó groote ergernis, dat, zoodra ik preekte na de dusgenaamde afzetting, die niet van Christus was, en die niet bond, omdat ze tegen de wet der kerk was, haar synode me dadehjk een briefje schreef van weledele heer en zoo, en dat ik geen penning nu meer krijgen zou; wat ik wel begrepen had.

Het waren dus evangeliepredikers. Ja, nog meer, zoo zegt prof. Gr. Het waren leden der gemeente. LetterUjk lezen we dit: „Z ij b e- hoorden dus tot de gemeente, wel niet tot die te Philippi, maar toch hadden zij den Heere Christus als hun Heiland beleden, en droegen zij den naam van geloovigenin Hem. Maar hun Evangeliedienst wasniet recht. Zij verkondigden het Evangelie niet zuive r".

We citeeren maar niet meer. Want het is genoeg. Er bhjkt uit, dat de Schrift het woord „honden" en „versnijding" (vanwege een valsche sacramentswaardeering) gebruikt, zonder dat de salontaai van dr Ridderbos' blad daar ook maar iets mee te maken heeft. (Hetgeen liij' biiiten het blad om zegt, kwam al eens ter sprake).

De synode van dr Ridderbos wil erg graag doen, alsof we broeders zijn.

Maar ze h é é f t gezegd: g ij z ij t honden, ge zijt versnijding, ge zijt kwade arbeiders, daarom: schorsing, afzetting. Geen kansel voor den hond-candidaat, die een valsche sacramentsbeschouwing huldigt.

En als wij nu eens die probleemstelling overnemen? En als wij op, onze beurt nu eens zeggen: gij hebt een valsche beschouv/ing, een valsche tucht, en gij verwoest de kerk, gij zijt de honden?

Wel, dan ware er geen „onbeleefdheid" tusschen salon jonkertjes gewisseld, doch dan ware een kerkwoord ernstig opgevat.

En dan kon DAARNA het gesprek beginnen. Maar de heeren Ridderbos c.s. willen geen zakelijk gesprek; dan komt er veel te veel los. En nu doen ze vreesehjk verontwaardigd over een woord dat wij NIET hebben gebruikt, maar dat, hadden wij het wèl gebezigd, NOG niets anders in geding zou brengen dan wat in geding was en is en blijft tot voor Gods rechterstoel; dat z^j, met al hun teroederlijiheidsvertoon, toch maar iets gedaan hebben wat in bijb eI« taal beteekent: henen uit, gij hond, gij versnijding, gij kwade arbeider.

Wie spreekt weer eens als een profeet? Wie gaat

eens staan op den bodem der FEITEN?

K. S.

HET MES BEGRAVEN»

Ieder die wel eens politieverhalen heeft gevolgd of een detectiveroman gelezen, kent het gegeven van verberging van het wapen waarmee de misdaad gepleegd werd. Wanneer er een moord is begaan en de revolver waarmee hij wei'd bedreven wordt later gevonden, dan kan deze vondst vaak leiden tot opsporing van den moordenaar. Vandaar de conclusie, dat de vindbaai'heid van het wapen een aanwijzing vormt omtrent de mate van „bekwaamheid", zeg liever geraffineerdlieid, van den misdadiger: het zijn alleen de onbedreven, onhandige beginnelingen' die hun moordtuig in handen der gerechtigheid laten vallen, de „de^undige" misdadiger zal in èlk geval zorg dragen dat zijn wapen spoorloos verdv/ijnt.

Intusschen, ook de meest geslepen poging om het misdadig instrarnent aan de vergetelheid prijs te geven, kan mislukken. Ik denk bijvoorbeeld aan een bekend verhaal — geenszüis uit het bovengenoemde genre - ~ waarin een oude strooper, na uit wraakoefening een moord te hebben gepleegd, met zorg het dolkmes waarmee hij zich „recht" heeft verschaft, in een sloot werpt waar de modder en waterplanten het zullen opslokken en voor goed verbergen. Evenwel, het wapen wordt, deze omzichtigheid ten spijt, niet aUeen toch gevonden, maar bovendien in een „tragischen" weg geïdentificeerd — het jonge vriendje van den ouden man herkent het hem vertrouwde mes.en stelt in zijn argelooze onschuld onbedoeld zijn ouden maliker als moordenaar aan de kaak. i

Den opzet en de waardeeringsoordeelen van den schrijver buiten beschouwing latend, zien wij in het verhaal ©en illustratie van deze gegevens: de misdadiger tracht zijn moordtuig te verbergen en door deze verbergingsdaad waant hy zich veiHg voor de straffende gerechtigheid — deze gereclitigheid evenwel achterhaalt de feiten en brengt met behulp en in den weg van de „blanke onschuld" de waarheid aan het licht. Dat laatste noemt de Schrift „God zal het zien en zoeken". We hoeven dan ook niet eens bij een roman of op het politiebureau terecht — verhaalt de Schrift zelf ons niet hoe A c h a n het bewijsmateriaal van zijn diefstal „in de aarde", „in het midden zijner tent" verborgen had? En hoe de Heere zelf niet rustte voordat het vergrijp aan Zijn heiligheid was aan het licht gebracht en aan Zijn recht volledig was genoeg gedaan?

Dengenen ten spijt, die altijd maar over den „toon" klagen, dat vidl zeggen die d& waarheid W'ot kunnen verdragen, spreken wij de aanklacht uit: aan zulk bedrijf als boven geschetst maakten en maken zich schuldig de Synodes van de zich noemende Gereformeerde Kerken. Dat wil niets minder zeggen dan deze twee ontzettende oordeeien: 1) zij moordden; 2) zij trachten vervolgens het wapen van dien moord aan het oog te onttrekken, het bloederige dolkmes waarmee de moord bedreven werd in de modder der vergetelheid te verbergen.

Tot deze conclusie moeten wij komen op onderscheiden grond. In de eerste plaats virijs ik hier op de kronkelwegen, die tot zeer onlangs door de Synodes te Utrecht en Zwolle bev/andeld v/erden om maar te doen vergeten het feit dat in de wering van ondergeteekende van den kansel op een zoodange wijze gesproken is van zijn zg. afwijking van art. 33 der N.G. Behjdenis dat het toen gevelde vonnis inderdaad mede daarop gefundeerd genoemd moet worden. Dat was de moord — één der moorden — in het jaar 1944. Men vermoordde een candidaat, op den weg naar het ambt, men deed zijn bloed vloeien met het tweesnijdend zwaard, waarvan de eène scherpe snede „leeruitspraken" en de andere „belijdenis" werd genoemd. Met dit wapen kon men toen beide kanten uit, het was letterlijk twee snijdend. Maar achteraf bemerkten de daders dat het gebruik van dit t w e e-snijdend zwaard hun door duizenden in den lande ook dubbel kwalijk v/erd geduid. En ziet — wat ik destijds reeds vermoedde en (artikelenreeks in Refórmatie-Stenunen) heb voorspeld dat gebeuren kon — geschiedde: men haastte zich het o r i g i n e e 1 e wapen waaraan het bloed nog kleefde, m de sloot te werpen en het te bedekken met de modder van troebele voorlichting, — men zeide nu immers „we hebben dat scherpe hatelijke tweesnijdend zwaard nooit gehanteerd, met de belijdenis niet gevonnist, vrij gebruikten slechts een heel onschuldig keukenmes van louter „leeruitspraken" en hebben daarmee heusch geen „moord" bedreven. En toen het bloedig wapen ook van onder die modder naar den hemel bleef roepen, toen onzerzijds der waarheid getuigenis bleef gegeven door de aanklacht „maar gij hebt met het tweesnijdend zwaard xcw handen bezoedeld" werden complete bmtengewone en gewone Synodes aan het werk gezet om nieuwe modder op te woelen en het noodlottig wapen voor hemel en aarde kon het zijn verborgen te houden.

We hebben hiermede nog maar weinig gezegd, maar genoeg om te wijzen op dat vreeselijk proces, dat zich voltrekt overal waar de zonde aan de hand wordt

gehouden; de moordenaar, die berouw en bekeering weigert, gaat voort tot de tweede zonde der waarheisverkrachting: teneinde zijn onschuldpretentie te handhaven zet hij alles in het werk om de naakte feiten van den öiisdaad aan het oog der gerechtigheid te onttrekken.

Overigens is het niet om over dit „geval" thans uitvoeriger te spreken, dat wij dit artikel begonnen. Zooals reeds aangekondigd door den redacteur is ondergeteekende doende alle gegevens van dezen ambtelijken doodslag te pubUceeren en naar die uitgave mag thans verder verwezen zijn. Maar dit artikel wil meer bepaald dienen om op de boven gesignaleerde actie van waarheidsverberging de aandacht te richten naar aanleiding van de voor eenigen tijd verschenen Acta van de Synodes „Berkouwer" en - „Duursema". Aanstonds na de verschijning daarvan heeft de redacteur van dit blad in een kort artikeltje gewezen op de tendentieuze samenstelling dezer officieele publieke stukken. Daai-na zelf deze Acta in handen krijgend, stond ik echter nog verbaasd over hetgeen de Synodes in de vaststelling daarvan hebben aangedurfd — of niet aangedurfd. Aangezien het hier met name enkele belangrijke punten betrof, waarover ik in het bijzonder kon oordeelen daar de stukken mij bekend en in mijn bezit zijn, besloot ik in een aanvullend artikel op een en ander de aandacht te vestigen. Zulks geschiedde bij dezen, wanneer hier (in chronologische orde), gewezen wordt op hetgeen de pubUeke „Acta" al of niet vermelden aangaande

a) „het geval-cand. Schilder" alias den c a n d i- datenmoord anno 1944;

b) de excommunicatie van de kerk van Bergschenhoek *— alias den kerkmoord anno 1944.

In de eerste plaats dus: de Acta en de candidatenmoord.

Het besluit tot wering van cand. H. J. Schilder uit het ambt van Dienaar des Woords wordt vermeld in Acta Synode-„Berkouwer" Artikel 429 (zitting d.d. 2 Juni 1944). Hier zijn de Acta nog zeer eerhjk; behalve het besluit (dat in de overwegingen de leernitspraken noemt) wordt óók opgenomen de mededeeUng dat de Synode dit besluit nam „nadat in het rapport is toegevoegd de uitspraak, dat cand. Schilder ook bhjkt af te wijken van wat de kerken in artikel 33 Nederlandsche Geloofsbelijdenis aangaande de sacramenten belijden". Bovendien wordt daarbij verwezen naar de „Bijlagen" waar op pag. 374/5 het betreffend rapport volledig te vinden is. Tot zoover valt de weergave te prijzen; de feiten zijn vreeseüjk, maar ze worden niet verbloemd, de Synode toont hier nog eerlijk het twee-snijdend zwaard: wering op grond van ieeruitspraken nadat eerst in het rapport een vonnis krachtens de confessie is opgenomen.

Maar nu.verder. Verder? Verder niets. In deze Acta namelijk. Alhoewel — ja toch, op pag. 130 wordt onder de ingekomen stukken op de zitting 22 Juni 1944 vermeld „schrijven van cand. H. J. Schilder inzake het besluit, dat de Synode in zijn zaak nam en een desbetreffend persbericht". Alleen al dat woord „persbericht" maakt deze mededeeling voor iemand die er iets van af weet, belangrijk. Nog belangrijker is het als ge weet dat hier bhjkbaar sprake is van twee brieven; dat blijkt wel niet duidelijk uit het pas gegeven citaat, maar ik heb in elk geval brieven geschreven d.d. 8 en d.d. 20 Juni 1944 die beide in die attingen kunnen zijn gememoreerd en behandeld; misschien moet hier dus als Ingekomen gelezen word^ „schrijven van cand. S. inzake het besluit dat de Synode in zijn zaak nam en een schrijven inzake een desbetreffend persbericht". Hoe het zij — het \? aren twee brieven, waarin het slachtoffer opheldering vroeg over den op hem gepleegden moord — men yergeve het stoute beeld. Maar als ge dan de volgende artikelen naspeurt om te vinden wat er in die brieven geschreven werd en wat de s3Tiode daarmee deed — zoekt ge vergeefs, want doodleuk komen de Acta op die beide brieven niet meer terug. Heeft de Synode ze misschien vergeten? Geenszins, want ik heb er zélf •antwoord op gekregen in den vorm van rapporten uitgebracht speciaal over die twee brieven! Maar ook van die rapporten is in deze Acta niets te vinden. Vond de SjTiode de zaak daarvoor te onbelangrijk? Maar dat zou vreemd zijn, want de Synode besloot tenslotte „op de basis van deze rapporten" een samenepreking met mij te houden. De Synode vond die rapporten dus bhjkbaar belangrijk genoeg! Evenwel, niet alleen is er nooit zulk een verzoek of aanbod tot samenspreking aan mij gedaan, maar ook wordt van heel de behandeUng van die brieven geen woord in de Acta vermeld. Dat ik nog een derden brief geschreven heb d.d. 14 JuU die ook onder ingekomen stukken op latere zittingen niet meer eens vermeld wordt, is een nog weer verder stadium van deze wegmoffelingsmethode.

En nu het wonderlijkste. In 1946 komt er weer een Synode bij elkaar, een „buitengewone", die in een uitvoerig kerltrechtelijk rapport ook het geval-eand. S. breed gaat uitmeten. En daarin citeei'en de rapporteurs in eens wél dat oude rapport, uitgebracht over mijn brief d.d. 20 Juni 1944. Wat bhjkt nu? Dat ook volgens deze rapporteurs-1946 cand. S. toch inderdaad wel reden had om te publieeeren dat hij afgewezen yras mede op grond van (vermeende) belijdenisafwijldng. Want dat oude rapport over mijn brief-20-

Juni 1944 spreekt van de leer dat het saciajnent aanwezig geloof verzegelt eenvoudig-weg als een „grond voor het besluit" (van mijn wering n.l.). Dat de rapporteurs-1946 zich vervolgens beijveren de juistheid van die woordkeus met een spitsvondige redeneering te loochenen, hoop ik in mijn „witboek" nader te bespreken; hier zij nu maar op gewezen dat zulk een rapport-1944 waarvan 1946 moet erkennen dat het mijn weergave der feiten duidelijk steunt, in de Acta- 1944 niet alleen niet werd opgenomen, maar zelfs totaal verzwegen, terwijl ook de inhoud van mijn brieven die scherpe informatie vroegen en de behandeling daarvan met geen woord wordt gepubliceerd. Als we bedenken dat deze informatie zich juist concentreerde op die vraag: in hoeverre was nu het zwaard enkel- dan wel dubbel-snijdend? — moet de conclusie zijn dat de eerst openhartige Acta verderop bezig zijn een hoes over de dubbele snee te hangen. En wanneer men wil tegenwerpen, dat die brieven „in comité" behandeld zullen zijn, kan dit onze aanklacht slechts verzwaren. Het betrof immers een openbare zaak, er was zelfs een persbericht in het geding, de zaak was in openbare zitting aangevangen (2 Juni) en ik verzocht juist informatie over die publieke kwesties. Heel de verdere afhandeling in besloten zitting en de camouflage van die preciese informatievragen in de Acta vallen derhalve onder het oordeel, dat boven dit artikel werd neergeschreven.

Dat het echter met de publieke weergave van de synodale handehngen jegens de geëxcommuniceerde kerk van Bergschenhoek, nog erger is gesteld, zij een volgend maal aangetoond.

H. J. SCHILDER.

VRAGEN NAAR DEN BEKENDEN WEG.

Onlangs kreeg ik een brief van een synodocratischen dominee. Hij schreef vertrouwelijk; ik laat zijn naam en brief dus achterwege. Hier volgt mijn antwoord in afschrift:

Kampen, October 1946.

Weleerwaarde Heer,

TT schrijft mij een „vertrouwelijken" brief over een zaak, die tenslotte handelt over „openbare" handelingen van een „openbaar^' gezag (I) dat tevens „openbaar" aanklager was ten aanzien van beweerde „openbare grove zonden", die en wat daar verder volgt. Over zulke zaken behoeft men geen vertrouwelijke brieven 'te schrijven. Ik zal er ook niet op antwoorden.

Wel zal ik TT bliijven beoordeelen naar ITw openbare werken. Daartoe behoort o.a. dit, dat ook TT, lid dor Zwolsehe vergadering, voor Uw rekening neemt de bewering, benevens de goddelooze consequentie uit die bewering, dat in 1944 „niet te veel geëischt is", toen men een „perfectum" („wedergeboren") oplei, om in alles daarmee volkomen in overeenstemming te zijn, toen men dus het „futurum" („te wederbaren") verbood, (wijl een kind weet, dat een futurum met een. per-, feetum niet ten volle in overeenstemming is), terwijl toch thans, in 1946, voor dit „futurum" ruimte gemaakt is voor V en anderen, die met de dwaze bewering, dat een futurum zakelijk hetzelfde is als een perfectum, de terwüle van het goddelijke (!) en exclusieve perfectum uit Christus' huis verbannenen laat liggen bij den grooten hoop der uitgeworpenen door Christus' mond.

Ik zeide U, TJ weet wel wanneer, met te gelooven, dat die-, genen in Uw vergadering, die de werkelijke leiding geven, niet inzien, dat dit „gemeen" is.

Ik zeg thans, niet te gelooven, dat TT niet inziet, dat dit „gemeen" is.

En als TT verklaart, te bidden, dat de oogen geopend mogen worden voor de bestaande verhinderingen, dan zeg ik TJ, dat God zulke gebeden niet hoort: TTw oogen ZIJN geopend. Maar TT wilt niet doen naar hetgeen TT weet. Ik heb eens gepreekt over 1 Sam, 6: de Filistijnen, die óók zich van den domme hielden, en Israels God „vermoeiden" met het vragen naa den bekenden weg.

En nu gaat TT schuilen in het asyl der formeele ethiek voor particuliere ruzie-tjes; men moet, zegt TT, niet „van beide kanten voor 100 % gelijk willen hebben". Maar ik dacht, dat TTw vergadering geen „partij" doch „rechter" wilde zijn; En ik denk. dat met zulke ulevellen-wijsheid uit de formeele burgermans-etliiek IEDERE „rechter", die zijn „in naam des Konings" gevelde „vonnis" aangevochten ziet, zich eruit kan draaien voor de dommen.

Ga nu voort en rust. Rust naast de lieden met wie U ten nauwste samenwerkt. Rust in de uitbanning van een candidaat, die goed gereformeerd is, en de dingen beter door heeft dan uw heer Grosheide. Rust in de uitgave van uw Acta, die de waarheid op essentieele punten vei-zwijgen. Rust in de probleemverschuivingen van uw naaste vrienden Ridderbos en Nauta. Rust in de buiten-verband-plaatsing van Bergschenhoek, en de verzwijging daarvan in de acta, die ons als verband-scheurders willen doen zien. Rust in de pei-soonlijke lastercampagne, die haar venijn tegen één van de honderden uitgeworpenen spuit tot in Amei-ika toe. Rust in al wat gemeen is en zing de gemeente verder in slaap met lieden van uw aan flarden gescheurde bejegeningsformule, maar vermoei God niet met sehij'n-orders. TT WEET dat er gemeen gedaan wordt.

Met verschuldigde achting,

(w.g.) K. SCHILDER.

Ik weet dat honderden verstrikt worden door de redeneer-methode die de correspondent volgt. Daar­

om geef ik dit afschrift hier.

K. S.

LEGENDEN INZAKE SAMENSPREKING.

In ons no. van 5 Oct. j.l. deelde ik mede bezoek te hebben gehad vaii twee leden der Zwolsehe synode. Tevens gaf ik te kennen wat ik den bezoekers had geantwoord. Uit correspondentie bhjkt me, dat nu reeds een synodocratisch predikant (ik meen: tevens lid der vergadering) rondstrooit, dat ik aan de Zwolsehe vergadering een samensgrektng geweigerd heb. Wetende dat dit praatje komen zou heb ik den bezoekers schriftehjk een verklaring meegegeven en deze meteen maar gepubliceerd; en nóg helpt het niet.

Overigens kan ik de mededeeling uit ons nummer van 5 Oct. aanvullen met het bericht, dat geen der beide bezoekers van dien avond de moeite genomen heeft zijn vraag op schrift te stellen, ^fet antwoord is dus nog steeds onmogelijk. Waarom de heeren hun ernstige vraag niet opschreven is mij, gezien hun bewering, dat zij het zoo serieus bedoelden, nog steeds niet duidelijk. Wel duideUjk is, dat het verhaaltje van

dien dominee een onwaarheid is.

K. S.

ZENDING (COLLECTEN EN BIJDRAGEN).

Deputaten voor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen doen bij deze het vriendelijk verzoek aan de kerken hun collecten en bijdragen voor de zending zoo spoedig mogelijk aan de classioale quaestores af te dragen; óók de zendingsgelden, die uit vorige jaren nog in kas mochten zijn.

Aan de classicale quaestores wordt verzocht de door hen ontvangen gelden zoo spoedig mogelijk af ' te dr-agen aan den Quaestor der Generale Deputaten, thans: Mr Dr J. Meullnk, Ie Veldkampstraat 1, Enschedé, girono. 399867. A.u.b. op de girostrook te vermelden: Voor de zending.

Namens Deputaten:

Ds H. VELTMAN, 2e sciba,

DE KAMPER-WEEK.

De middag-vergadering in de Nieuwe Kerk gaf een collecte van ruim 2000 gulden, en niet zooals we eerst

meenden ruim ƒ 1000.—.

K. S.

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL.

In de cijfers, die we verleden week gaven, moet nog eenige correctie worden aangebracht. Nog twee predikanten werden ingeschreven voor doctorale studie, en nog één student, van elders gekomen, liet zich inschrijven voor het candidaats-examen. Het

aantal studenten is dus geklommen tot 111.

K. S.

NOG EENS: ONS HANDBOEK.

In vervolg op het artikeltje van vorige week vestigen we er even de aandacht op, dat de Wijzigingen en Aanvullingen door de archiefbewarende Kerk te Groningen alleen ter beschikking werden gesteld voor de scribae der plaatselijke kerken. Ze zijn dus niet verkrijgbaar in den handel.

O. & Le C.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's