NA HET VONNIS.
Hoe vaak heeft mijn hart met krampachtig [gesmeelet:
j, 0 God, neem ze weg, deze 'beulen die doden de strijders voor 't recht en de angstige Joden, Crij feilloze Rechter, die misdaden wreekt."
Hoe fel was mijn haat voor de hrdllende taal, verguld door de leugen der godloze woorden. Hoe vuil was 't • motief voor de duizenden
moorden, hoe vuig de verrader in 's land's erezadl. Hoe snood was hun aanslag op ieder die fier zich tegen de duivelse moloch verzette, en — God zij gedankt — 't verzetswapen wette
tot strijd tegen 't alles verslindende dier. Hoe bitter werd vaak niet het onrecht gesmaakt, bedreven in naam dier waanzinnige leiders. Hoe heb ik verlangd naar de komst der lbevrijders
om Ood weer te zien als een Wreker, die waakt. Hoe scherp klonk het vonnis in Neurenberg's isaal; en wat zal ons bidden toch anders begeren: O God, wil ten laatste de zondaars bekeren tot U die verbrijzelt de harten van staal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1946
De Reformatie | 8 Pagina's