GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SAMENWERKING? II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENWERKING? II.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag komt op: „Hoe kan Van Klinken in zijn „Noodzakehjke voorwaarden van SchooUiervormuig en Onderwijsvernieuwing", niettegenstaande de gevaren, die ook hij niet ontkent, de eendrachtsgedachte toch zoo enthousiast propageeren? " Omdat, als de reorganisatie van het onderwijs, die op handen schijnt, niet plaats vindt, naar het beginsel van de souvereiniteit in eigen kring, zooals Van KUnken wenscht, ze zal worden opgelegd van boven af. Om het onderwijs vrij te maken van de al te ingrijpende staatsbemoeimgen, moet het komen tot samenspreking en samenwerking tusschen de drie richtingen op onderwijsgebied.

Zouden we niet mogen samenwerken met andersdenkenden? „Natuurhjk wel", zegt v. K., „immers de Antithese is geen scheidslijn, die een „ChristeHjk volksdeel" zou plaatsen tegenover een „Paganistisch volksdeel", maar is.de scheur die door alle Christelijk leven zelf gaat. De Bijbel leert het ons uitdrukkelijk en de ervaring van allen dag bevestigt het, dat alle menschen zondaars zijn en, hoofd voor hoofd, daarin soüdair. Doch niet alleen in het zondaar-zijn, ^? ok in de behoefte aan verlossing. We moeten den naaste tegemoet treden. Immers in drie opzichten zijn we hier solidair:

Ten eerste: in ons mensch zijn.

Zijn we niet allen „van Gods geslacht" en „van eenen bloede"? We staan niet los van onzen naaste; we zijn verantwoordelijk voor elkaar. Is het niet opvallend, hoe bij wezeniyk contact vele antithesen als vanzelf wegvallen?

Ten tweede: sohdair zijn we in schuld-verbondenheid t.a.v. den nood der wereld en dien van ons eigen volk. Het is, of het moet althanS' worden, zooals een van onze grootste dichters het zegt: „De nood d^r menschheid laat mij vaak niet slapen; haar schuld doorvlaagt mij als een bittre vlaag". Daarom ons niet verschuilen achter een barricade van „principes", maar naast den ander gaan staan in de vuurlinie.

Ten derde: solidair zijn we ook in ons burger-zijn binnen een en hetzelfde nationale verband.

’t Is deze drieërlei solidariteit, weUce op hooger dan menschelijk accoord of bestel berust, die tijdens de oorlogsjaren in 'de verzetsbeweging tegenstanders elkaar deed vinden in een diep gevoelde saamhoorigheid. Deze moet worden bestendigd en moet ons thans en voor de toekomst nopen, bij den opbouw van ons volksleven uit te treden uit ons zelfgenoegzaam, onvruchtbaar isolement om, waar maar eenigszins mogehjk, tot samenspreking en samenwerking te geraken".

Tot zoover Van Klinken.

Weet u, waaraan bovenstaande gedaohtengang mij herinnert? Aan de „Kleine Dogmatiek" van Dr G. C. van Niftrik.

Daar lees ik op pag. 73 en 74: „De leer der uitverkiezing zegt niet, dat er een op bepaalde wijze ingedeelde menschheid is, zoodat de menschheid in twee deelen uiteen zou vallen: een uitverkoren deel en een verworpen deel

Er zijn geen uitverkorenen en verworpenen, zooals er blanken en zwarten, mannen en vrouwen zijn. Het decreet (van God) kan aiet twee lijsten bevatten; één lijst met de namen der. uitverkorenen tot zaligheid, één hjst met de namen der verdoemden.

De prediking van het Evangelie zou met lamheid geslagen — de oproep tot het geloof en de bekeering zou onmogelijk zijn — als het zoo ware.

Wel is er een dubbele verkiezing, echter niet omdat de verkiezing twee categorieën menschen van elkaar scheidt, maar omdat Gods verkiezing een dubbelen inhoud heeft: erkiezing tot heil èn verwerping, genade èn verdoemenis. Dit weet toch ieder geloovige: oorzoover ik niet geloof in Jezus Christus, voorzoover ik niet de nieuwe mensch ben (2 Cor. 5 : 17), voorzoover ik niet de geestehjke mensch ben, die in Jezus Christus is, ligt de toom Gods op mij.

Zijn er dan geen verworpenen? Neen — zij z^jn er niet! Maar helaas! zij zullen er zijn.

God heeft Zich het' recht voorbehouden om in den dag des oordeels sonunigen aan Zijn rechterhand en anderen aan Zijn linkerhand te stellen.

Maar tot dien dag toe staan wij allen onder de predildng der genade in Christus en aia de oproep tot bekeering en geloof tot ona komt, wordt da ernst ieö het gemeende van dien oproep niet fictief gemaakt door den toch al vaststaaaden inhoud van Gods eeuwig decreet.

Wij zijn allen onder de prediking des Kruises gesteld. Er zijn onder het Kruis geen gereserveerde plaatsen. De uitverkorenen zijn daar niet apart. Ons allen roept de verkiezende God. En de ongeloovigen zijn onze broeders, voor welke Christus gestorven is". (Spatieering van mij, K. v. H.).

Ziezoo, daar is geen woord BVansch bij.

De ongeloovigen zijn onze broeders! Als dat zoo was, als wij, menschen, allen, zonder onderscheid, kinderen waren van één Vader, als daar geen hjn liep door de menschheid, aan den eenen kant waarvan de kinderen Gods staan en aan den anderen kant de kinderen der menschen, dan, ja dan was er geen reden voor afzondering. Dan zou samenspreking en samenwerking eisch zijn. Dan kon het en dan moest het. Maar — wat zegt Gods Woord?

Daar wordt gesproken van kinderen Gods en kinderen der menschen, van kinderen des Koninkrijka of kinderen des lichts en van kinderen des duivels of kinderen der duisternis.

Daar is een Konmkrijk Gods, dat komende is en zich manifesteert op de aarde en waartoe de gekochten des Heeren behooren..

Wat zijn dat voor menschen! Heiligen? Allerminst! Zondaren, met schuld bedekt, verloren in zichzelf, maar — gewasschen in het bloed van Christus, mensehen, die een beginsel hebben van de nieuwe gehoorzaamheid, in wie de oude mensch der zonde bezig is af te sterven, mensehen, die zieh medewerkers Gods weten, kortom, dié den goeden strijd strijden.

Tot die kinderen Gods behoorden een Abel, een Seth, een Henoch, een' Noach, een Abraham en zooveel anderen, ons niet bij name bekend misschien, maar in Gods beide handpalmen gegraveerd. Voor hen en hun zaad, voor het Bondsvolk dus, geldt het woord van Büeam: „Dat volk zal alléén wonen" en het Nieuw-Testamentische: „Trekt geen ander juk aan met den ongeloovige".

Ik meen, dat de Schrift samenwerking met wereldlingen uitsluit op alle gebieden, waar de beginselen Uit Gods Woord het laatste woord moeten spreken. En dat terrein is breed!

Door deze teksten, bovengenoemd, en vele andere, worden we het isolement ingejaagd. We hebben geen andere keuze. Tegen al het geroep om eenheid en eendracht in moeten we dit goed onthouden. Abraham moest uit Ur der Chaldeeën, Jacobs geslacht moest in Egypte, waar het afgezonderd was van alle andere volken, uitgroeien tot een eigen volk en als het later 't land Kanaan mag beërven, moet het-de Kanaanieten uitroeien, mag het zich met heidensche volken niet vermengen. Deze wet geldt voor alle kinderen des Koninloijks en wie haar niet respecteert, kan zijn einde aflezen uit wat de Schrift ons teekent in den ondergang der eerste wereld, als gevolg van de vermenging vkn de kinderen Gods met die der menschen.

En Israels geschiedenis is niet minder leerzaam in dit opzicht. Als Moabs opzet gelukt de scheidslijn weg te doezelen met het volk Gods, dan trekt het vlammende zwaard van Jahwe opnieuw de Mjn.

Zelden heeft de eenheidszang zoeter gekweeld dan in onze dagen. Laten we gewaarschuwd zijn, want de weg, ons hier gewezen, loopt dood. We hebben geen andere keuze, dan de weg van het isolement, hoe eenzaam en moeilijk die dan ook zijn mag.

Ik weet heel goed: als wij ons nauwgezet aan dien weg houden, dan verhezen we niet alleen aller sympathie, maar dan halen we ons den haat van heel de wereld op den hals.

Nu vindt ze ons — vrijgemaakten — nog wel wat SjTnpathiek. Dat wij het hebben aangedurfd tegen een Synode op te tomen, dat waardeert ze in ons, maar — als ze dóór krijgt, dat de achtergrond van heel onze actie is het onbeperkt gezag van Gods Woord hoog te houden, dan worden wij de geteekenden, de spelbrekers op het wereldfeest. Dat de wereld dit tot nu toe niet beseft, strekt ons niet tot eer, want dat is enkel te wiijten aan onze slapheid en lauwheid.

De reformatie moet doorwerken op alle terreinen van het leven, ook op schoolgebied.

Gods Woord moet daar tot meerdere heerschappij komen. En daarom moeten we onze kracht niet zoeken in samenspreken én samenwerken met andersdenkenden, alsof we hen zouden kunnen winnen voor onze ideeën. In ons isolement zit onze kracht, d.w.z. in het zuiver bewaren van het pand, ons toebetrouwd. En daarom moeten we den weg niet op, dien Van Klinken aanwijst, hoe goed hij het ook bedoelt.

Wel zullen we moeten komen tot een betere organisatie van ons schoolwezen met eigen schooltoezicht — en V. KI. heeft in dit opzicht meerdere waardevolle opmerkingen gemaakt, maar laat elk der drie richtingen eigen organisatie opbouwen, niet in den weg va^ wederzijdsche samenspreking, maar afzonderlijk.

En laat de regeering er zich dan toe beperken „coördineerend en stimuleerend" op te treden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

SAMENWERKING? II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's