GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij beleven wonderUjke dagen, waarin alles zoo gansch nieuw is.

Voor oudere menschen is het ietwat moeiUjker er zich aan te gewennen, in elk geval het fraai te vinden. • Maar zij hebben het natuurlijk mis. Enkele voorbeelden mogen hier duideUjk spreken.

Eertijds werden de kolen heel eenvoudig gedolven en men hoorde er eigenlijk niet van. Maar wij hadden het des winters in onze huiskamer warm. Thans worden er kolenslagen geleverd, en de couranten berichten er ons van in geweldig groote letter en de directeuren van mgnen geven aan ijverige journalisten interviews af, en staatshoofden zenden telegrammen van hulde aan de vurige, nietsontziende strijders van de kolenslagen in mijn en trein. Maar wij zitten in onze huiskamer in de kou.

Is het wonder, dat wg aan deze nieuwe wereld wat wennen moeten? Een ander ding.

Eertijds werd er in winkels en fabrieken en kantoren wel eens wat te lang gewerkt. En de overheid heeft de arbeidsuren beperkt ter wille van het behoud der werkers. Dat was goed.

Een mijner vrienden liep onlangs nog een boete van tien gulden op, omdat hij niet had voorkomen, dat een zijner kantoormeisjes, dat met haar werk door ziekte wat achterop was gekomen, geheel uit eigen initiatief het voor haar gezondheid onvoorzichtige en levensgevaarlijke besluit had genomen om een half uur langer dan dit mocht op het kantoor te blijven werken.

Dadelijk tWee controleurs, ernstig onderzoek en vermaan, tien gulden boete.

Ook weer goed, een regel moet worden gehandhaafd en de patroon was bHj te mogen opmerken, in dat meisje een conscientieuse werkkracht te hebben.

Maar terzelfder tijd lazen wij in de couranten van een elfstedentocht, waarbij tol van jonge, krachtige mannen hun gezondheid en leven in groot gevaar brachten door uren lang te rijden door ijzigen Oostenwind, die hun de ledematen deed verstijven.”

En heel de pers en de radio heeft ons van dit groot gebeuren geregeld op de hoogte gehouden. Heel ons volk scheen dus in groote spanning te verkeeren. Hier en daar was men vol geestdrift over deze prestaties, en de overheid was alleen maar op het strijdveld aanwezig in den vorm van een paar controleurs, die wilden voorkomen, dat den worstelaars op het ijs een stukje chocolade werd gegeven. Dit om de distributiewet.

Wie over deze dingen een beetje nadenkt, vindt ze alUcht wat vreemd, maar hij durft het niet hardop te Zeggen.

Er is zooveel, dat vreemd Is, wanneer het althans dienen moet, om den rijkdom van'de nieuwe wereld, waarin thans de socialisten regeeren, ons duideUjk te maken.

In Engeland kreeg men na den oorlog een socialistisch bewind, dat een heerlijk leven vol overvloed beloofde. Want de sociahst zou heel het leven goed , maken. Het gevolg van een en ander was, dat het Engelsche volk, hetwelk anders reeds heel wat zware proeven heeft doorstaan, o.a. twee wereldoorlogen in èen kwart eeuw, nu een harden winter als de zwaarste ramp vol dreigende onheilen moet doormaken. Da conclusie is, dat er nog meer socialisatie moet komen.

John Morley heeft ergens gezegd, dat er menschen zijn met een temperament eener politieke logica, die werkt als een vergif. Zij zullen niet rusten tot zij dea bitteren beker tot den laatsten droesem hebben geleegd. Dit geldt zeer zeker van alle revolutionair streven, dat nooit zegt: het is genoeg.

Zoo kan het niet alleen in Engeland maar over heel de wereld worden, wanneer „all tlie fools turn madman"; al de dwazen krank van zinnen worden.

Aan dit woord wordt men trouwens herinnerd, als men de lieden van de partij van den arbeid hoort over het gebeuren in ons Indië. Nu de opstandelingen daéir het pact met de revolutie niet willen aanvaarden, omdat het hun niet mooi genoeg nog is, zeggen zij: laat ons eens hooren, wat zij nog meer zouden willen. Maar geen geweld — d.w.z. van onzen kant. En nu het gevaar dreigt, dat wij Indië kwijt raken, wat heel ons maatschappelijk leven in de war zal brengen, gaat het socialistisch vakverbond zijn best doen, ons dit kwaad op den hals te halen. De communisten doen deze dingen ook, maar bij hen is er een andere logica, want zij willen nu eenmaal alles stuk maken.

Hen kunnen we begrijpen, maar die anderen? Van een zeker temperament van logica gesproken, wie daarvan genieten wil, kan.< rustig op het kerkelijk erf blijven, want-ook daar zien wij de wonderUjksta dingen gebeuren.

Eertijds — ik begin maar weer met het verleden —• schreven onze vaderen een belijdenis, gebouwd op de Schrift, en zij bevestigden dit belijden, als het moest, met hun bloed. Zoo gebiedt het de Heere, zoo zeiden zij en zoo meenden zij het ook.

Wij hebben in onze dagen een paar synoden bezig gezien om een belijden, naar zij meenden op grond van de gehoorzaamheid aan het Woord van.God, deugdelijk, nauwkeurig te omschrijven. En zij waagde» er het leven van anderen aan. Schorsen, afzetten, verketteren, eerloos verklaren. Dat waren zware dingen.

Maar als het wezenlijk om waarachtig belijden gaat, kan het dan anders? Hoe'zei iemand dat in de dagen der groote Reformatie? Hier sta ik, ik kan niet anders. " Wij gaan er in redevoeringen nog groot op. Nu kunnen wij voor zoo iets respect hebben, ook al is er een weg van dwaling. Ook de man op een dwaalweg kan door zedelijken ernst, door kracht van overtuiging, wat zijn persoon en karakter betreft, eerbied afdwingen. Wij zeggen dan: hoe jammer, dat zulks gaat voor een verkeerde zaak.

De apostel Paulus was, toen hij nog Saulus heette, zeker een man, voor wien men respect kon hebben, ook al noemde hij zich later den grootsten zondaar, omdat hij de gemeente des Heeren had vervolgd.

Als nu de genoemde synoden op hun stuk waren bUjven staan, als haar leiders dit nog deden, wü zouden zeggen: het is jammer, maar er is een rotsvaste overtuiging in hetgeen God hun gebiedt.

Maar helaas, toen het kwaad, dat anderen werd toegebracht, den leiders met niet voorziene gevolgen bedreigde, werd het reformatorisch woord van straks op de bekende wijze veranderd: hier sta ik, ik kan ook anders. En men wijzigde het ernstig beUjden naar den vorm, al bleef, naar men zei, dan het wezen gelijk; men deed het een en andermaal, zóó, dat de leiding misleiding werd.

En men laadde den schijn op zich, alsof het er alleen maar om te doen ware geweest, enkele niet gewilde personen te treffen.

De Pranschen zeggen in zulk geval: guand on veut noyer son chien, on dit qu'il est galeux. Wil men zijn hond verdrinken, dan zegt men, dat het dier schurftig is.

Maar wij zijn er nog niet. Wie thans met de ernstig aangekondigde tucht In aanraking wil komen, moet vlak voor de ooren der leiders zijn weigering, om het verkeerd belijden te aanvaarden, uitschreeuwen, en dan zeggen zij nog: wat blieft U ? Zij hooren liefst niets meer. Men kan preeken zooals men wil, storen zich gansch niet aan wat geboden werd, en er gebeurt niets. De weigeraars moeten smeeken, om gestraft te worden en, kan men er af en toe heelemaal niet omheen, dan durft men de werkelijke beteekenis van de artikelen van het kerkrecht, dat men misbruikte, niet te laten gelden. Zoo bang is men geworden voor de reformatie, die (ïod de Heere ons in Zijn ontferming gaf.

Ja — meer nog, het begint nu zelfs goed te staan ook een beetje bezwaard te wezen. Predikanten, die den moed hunner overtuiging missen, gewagen er van op vergaderingen met eenigen zwier. Zeker, ook ik ben bezwaard, ik onderschrijf zelfs alle bezwaren tegen het belijden dier. synoden, maar — daarom ga ik d« kerk niet uit!

En dit yoocbeel4 WQVdt geprezen. Ziet gij nu wel,

zoo wordt tot den eenvoudigen in den lande gezegd, die men op allerhande wijzen verhinderd heeft te begrijpen, waarover het nu '•'Tenlijlt gaat, dat die vreeslijke kerkscheuring niet noodig is?

Kijk maar naar die en die Zoo wordt vergeten, met welke ernstige dingen men hier in aanraking komt. Het hjkt een kerkelijk comediespel.

En dat is het meest beschamende in dezen strijd.

Een mijner vrienden ontving op een goeden dag bezoek van een kennis, een man van hooge positie. Deze zei, zoo onder Ijet gesprek door: en — hm, zoo hoor ik daar, nu ja, ook U ging de kerk uit?

Integendeel, was het antwoord; ik bleef in de kerk.

Gij zijt toch bezwaard? Zoo was de tweede vi'aag. Zeker niet, luidde het antwoord; ik ben vrijgemaakt van goddelooze bindingen.

Nu ja, zei toen die voorname man, ziet U, ik ben ook bezwaard, ik kan met die besluiten der sjTioden niet meegaan, maar men gaat daarom toch de kerk niet uit. En hij zette zich in deftig postuur.

Toen zei mijn vriend: hoor nu eens; gij zit in de kerk. Daar wordt het Woord Gods - verkondigd en het verbond beleden zooals dit Woord ons dat leert.

En gij luistert Niet waar? Gij luistert en stemt in met dat belijden. Naar uw innige overtuigi.ng: zoo zegt het de Heere.

Nu ja, zei de groote man, zoo is het.

Welnu, dus mijn vriend, ik ga verder. Daar treedt een afgezant van de genoemde synoden het kerkgebouw binnen, en haalt dien getrouv/en prediker van het preekgestoelte en jaagt hem als eerloos voor kerk en wereld naar buiten, en vloekt degenen, die hem volgen.

, En gij? Gij blijft zitten? Maar ik vraag U, waar blijft gij dan? En waar is nu de ware kerk? Bij die daar weggejaagd werden, of bij die bleven ? Geef daar nu eens een antwoord op.

, De voorname man, die het niet volgens zijn staat in het leven vond om met zoo'n armzalig hoopje mee te gaan — dat doet men toch niet — kon geen geschikt antwoord vinden. Laten wij, zoo zeide hij, over wat anders praten, want wij worden het toch niet eens. En ik vind dien toon van U en van anderen niet aangenaam,

Ik begrijp — zei mijn vriend en zweeg. Zoo gaat het dan thana.

Wij beleven wonderlijke dingen in onze dagen. "En mogen wel dagelijks bidden, dat velen toch de oogen mogen open gaan voor dit werk, dat; hoe men het ook moge zien, niet en nooit naar den vril van den Koning der kerk kan zijn. Want Hij wil van ons liefde voor waarheid en recht.

Met hartelijke groeten en heilbede,

uw toegenegen

uw toegenegen MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's