GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

17

Als nu het nieuwe formulier ons wil doen gelooven — en Jeeren. dat de kerk van Godswege, immers „böljw '' wende op de belofte", de kinderen (minstens tot hurt twintigste, zoo niet dertigste jaar, immers, zoolang zij niet zich als ongeloovigen openbaren) moet beschouwen en behandelen als zulken, die deelen in de wederbarende genade van den Heiligen Geest, dan liggen daar natuurlijk vérgaande consequenties in opgesloten.

Want wat van de ééne belofte geldt, dat is óók voor de andere van kracht. Als wij van' de ééne belofte moeten zeggen: wij nemen aan, dat ze reeds in ver-^-ulUng is gegaan, dan moet het ook van de andere •zoo gezegd worden.

Derhalve vloeit uit het synodocratièche formulier voort, dat men de kinderen ook dient te be.schouwen en behandelen als zulken, die deelen in deze werking van God den Vader, waardoor Hij hen van alle goed \'erzorgen en alle kwaad van hen weren of te hunnen beste keeren kwam. Dat Hij dat , , wir' doen, staat in liet doopsformulier; daar is gezegd, dat de Vader in den doop ons betuigt, dat wij door Hem tot zijn kinderen en erfgenamen worden aangenomen, en dat Hij daarom ons van alle goed verzorgen en alle kvyaad van ons weren of ten onzen beste keeren „wil"., Dit woordje „wil" ziet naar onze meening op de toekomst en onderstelt dan het geloof in wat God de Vader zegt en betuigt. Maar op het standpunt der synodes van 1905-1942-1946 is het woordje „wil" (dat in het doopsformulier er ook van den Heiligen Geest staat) niet meer een aanduiding van wat op voorwaarde van geloof toekomstig heet, doch een aanduiding van wat, geloof en wedei-gehoo.rte als geschied ondersteld zijnde, al in beginsel in vervulling gegaan is. Op het standpunt der Utrechtsche synode van 1946, met haar „vervangingsformule", moet men dus zeggen: de kinderen zijn te beschouwen en te behandelen als zulken, die deelen in de wederbarende genade van den H. Geest, en ook in de alle ding ter zaligheid leidende voorzienigheid van den Vader. Die werkingen van Vader en Geest ZIJN al begonnen.

Dit alles is op gronden, die we hier niet herhalen zullen, omdat ze reeds herhaaldelijk in ons blad ter sprake gebracht zijn, voor ons onaannemelijk. Het komt eenvoudig hierop neer: we beschouwen en behandelen de kinderen als zulken, wien niets kwaads, niets wérkelijk kwaads, meer overkomen kan. Noch in den tijd, noch in de eeuwigheid. Het is een leer, en die leer leidt tot een opvoeding („behandelen als"!), v/elke aan den eisch van geloof en bekeering pit en kracht ontneemt. Wie een kind behandelt als een wedergeborene, kan moeilijk zeggen: ik vermaan je, . niet als een ongeloovige openbaar te worden. Aan het^ „zelfonderzoek" Wordt hier de doodsteek toegebracht. Met verzuchtingen over anderen, die het zouden prijsgeven, wordt deze schade niet ongedaan gemaakt.

Maar juist uit dit oogpunt is de noot, die hier aan het vierde formulier wordt toegevoegd, zoo fataal. Men moet bij sommige polemisten altijd letten op bijzinnetjes, tusschenzinnetjes, en noten. Wat zij, tenslotte genoopt door hun tegenstander, wel moeten toegeven, nadat het eerst door hen fel bestreden werd, nu ja, dat zeggen ze dan wel, maar ze bergen het op in een tusschen-, een bij-zin, of — een noot. Royaal gaat'het niet, want ze willen geen kamp geven: hun oppervlakkige lezers merken nauwelijks dat het toch toegegeven is. Juist door die houding bederven ze alles.

Zoo is het ook met de befaamde noot, vi^aarover we reeds uit den treure hier hebben gesproken, en die*" dan ook in deze reeks maar vluchtig wordt afgehandeld. De tekst ervan luidt (het is een aanteekening bij de woorden „deelen in ^e wederbarende genade van den Heiligen Geest”):

De synode heeft deze uitdrukking gekozen^ om ruimte te laten èn voor de opvatting, dat de kinderen ; --< )? heschf^uwen ? , •«« alu reeds tcedergehoren. èn VOQT '^'''WB opvatfing, drif zij zijn tr heschpiiwen als kinderen 'die wedergeboren zijn of zullen worden, ivaarbij uitera-ard beide opvattingen gebonden zijn aan hetgeen in het vervolg der verklaring wordt uitgespro-* ken over de vrijmacht Gods”. ,

Tot zoover de aanhaling.. Waarom is deze noot zoo fataal?

In de eerste plaats om het vermoeiende woordenspel. Als ik een kind beschouw en behandel als „wedergeboren", dan beteekent mijn zeggen, dat het , , deelt in de wederbarende genade" hetzelfde als: deelen in de VERVULLING der belofte. Beschouw ik het evenwel als een kind, dat nog wedergeboren moet worden, en ool#zal worden, dan beteekent de uitspraak, dat het „deelt in de wederbarende genade" zoo iets als: , .deelen in de BELOFTE", die dan evenwel nog wacht op de vervulling. Men vraagt zich verbaasd af; hoe men zóó lichtvaardig met de juistin-geding-zijnde grondbegrippen omspringen kan. Hier is geen compromis-formule; zelfs dat niet. Want een compromis is een naar-elkaar-toe-komen; hetgeen, a 1 s 't m e e n e n s i s, slechts geschieden kan indien over en weer klare taal gesproken wordt. Hier even-, wel wordt geen taal meer gesproken. Hier wordt alleen maar wat gezwetst. Zoo in den geest van: zeg 't no.u maar zóó, dan vliegen ze niet langer op. Inderdaad, „ze" vliegen alleen maar erin. Het is de kerk volkomen onwaardig.

In de tweede plaats is die noot zoo fataal, wijl ze de , , bejegeningsnorm" cadeau doet aan de liefhebbers voor eiken prijs. Wilt u, evenals Schippers-Bouwmeester in de critieke dagen van 1944, de kinderen behandelen als reeds wedergeboren, en verklaren hierin een NORM te volgen? Best, meneer, als u maar *stil bent. En wilt u daarginds hen beschouwen als kinderen, in wie de wedergeboorte nog komen moet, en óók daatin een NORM zeggen te volgen? Ook best, — als u maar stil bent. En weet u daar ginds nu heelemaai niet meer wat een NORM is? Hindert niet, behoud uw zielepijn, als u maar stil bent.

In de derde plaats is die noot zoo fataal, omdat ze op de brutaalste manier nog eens, en dan alweer „bindend" (!) vastlegt, dat het verbond de uitverk(? renen bevat. Want er zijn maar twee mogelijkheden aan de dominees, de catecheten, de vaders en moeders opengesteld, daarginds:

1. behandelen als reeds wedergeboren;

2. behandelen als zullende wedergeboren worden

Maar alleen de uitverkorenen (ten eeuwigen leven) worden te eeniger tijd wedergeboren. En dus moet men de kinderen beschouwen en behandelen als uitverkorenen! Wat de bejegeningsnorm van daareven betreft: niet als verbondskinderen, doch als uitverkorenen moet u de kinderen bejegenen, niet naar de geopenbaarde dingen, die voor ons en onze kinderen zijn, doch naar de verborgene, die voor den Heere onzen God zijn. Aldus de.synodocratische redeneertrant. Laat u niet ophouden door de gedachte, dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zóódat de belofte niet vervuld wordt als er geen geloof is. Ge moet de kinderen beschouwen en behandelen als degenen, in wie God "gewrocht heeft of. nog werken zal wat •Hy van hen' eischt, — tenzij het anders blijkt. Dan moet ge het steunen op de „belofte" maar opgeven; de belofte is dan zeker niet zoo erg gemeend geweest.

- In de vierde plaats is deze noot zoo fataal, omdat ze zoo onzedelijk is. Dat hebben we evenwel al zóó vaak betoogd, dat we hier met een enkel woord volstaan. In 1944 heeft men gezegd: alleen maar wedergeboren, en anders geen plaats voor u in eenig consistorie, en geen plaats in de professorenkamer, waar het portret van Hel. de Cock en Lindeboom en Noordtzij hangt. En toen men met deze leus had weggewerkt, die men besloten had , , wel klein te krijgen" (zoo was de krijgsnianziel der kleinen, tot in den trein ten gehoore gebracht), toen zei men in '46: Wou u, ^; qt in die professoi-enkamer toe, soms óók iets anders leeren dan „wedergeboren"? Ook goed, meneer; een professor in de ethiek hebben we alweer, en de ander, die van onze V. U., vindt 't ook wel goed. Maar we nemen niets terug, hoor!

Die zóó spreken zijn, om met één van hun misleide pupillen te spreken, te persoonlijk om profetisch te zijn. En concreet zijn ze heelemaal niet meer. En ach, hun norm-bejegening........

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's