GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BATAVIA ca. EN WIJ, II. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BATAVIA ca. EN WIJ, II. (Slot.)

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Maar nu de groote vraag: wat moeten onze vrijgemaakte kerkleden ginds met dit gemanoeuvreer? Men zegt, dat er meer dan 60Ö ginds zitten, de handen in \\ ("'t" Vi t\ ajc

Ik kan me voorstellen, dat ze in de war komen. Ze kunnen redenesringen volgen als de onderstaande. Ik wil ze meteen maar van een kantteekening voorzien.

a) We komen hier in Batavia (of elders) aan. Daar hebben we een pi a a t s e 1 ij k e kerk. Die is weer een ding apart, vooral voor het besef van een „vrijgem.aakte". Zoolang die plaatselijke kerk geen vaische kerk is gebleken, of een scheurkerk, moeten we beginnen, ons daarbij aan te sluiten. Zoo niet, dan loopen we gevaar, zelf „soheurmaker" te worden.

KANTTEEKENING: .De redeneering is goed bedoeld, maar onjuist. Een plaatselijke kerk, die tot een bepaald verband behoort, wordt mede getypeerd door de officieel door het verband gencr-en besluiten, TBHZIJ ze zich daarvan vrijgsmaakt heffi, de gemeenschap onderhoudende met (hen, die de goddelooze besluiten hebben afgewezen, deswege zijn uitgeworpen, nadat revisie ettelijke malen geweigerd is. Batavia nu heeft zich niet vrijgemaakt, voegde zich nog onder de kerken die uitgeworpen hebben, staat daar niet blanco tegenover, en kan dus eerst met ons gemeenschap hebben, gelijk wij met haar, indien ze zidh heeft vrijgemaakt. Op mogelijke zelfstandig-wording loopen we niet vooruit: laat alle dingen, vooral kerkelijke Linggadjati's, eerlek en met orde geschieden. En aangezien Linggadjati's bezegelen de revolutie, kunnen zelfs de kèrkeüjke Linggadjati's niet eerlijk en met orde geschieden. Zoolang Batavia in het verband is, moet het daaraan gehouden worden. Dat Batavia saboteert is wel waar, maar is ook in hooge mate ongeestelijk; het is net zoo slecht als het synodale drijven. Saboteeren is ongeestelijk, vrijmaken is geesteüjk. Men moet niet met saboteurs aan de tafel gaan zitten Aaar met gehoorzamen. Sabotage is scheuring van alle mogelijke kerkverband. Vrijmaking is herstel van het rechte kerkverband, en w e r k e 1 ij k-making van zijn hernieuwde functioneering. Een plaatselijke kerk, welke de besluiten der vaische saboteert, wordt daarmee geen ware. Een roomsche parochie, die den paus saboteert, is daarmee nog geen belijdende protestantsche.

b) Batavia schreef, d.d. 11 Januari 1946, aan de synode der ultwerpers: „Wij achten het gevaar(!) niet uitgeslotenC.), dat het streven('.) om niet-centrale(!) waarheden van ons öhristelijk geloof steeds sdherper te willen formuleeren en goddelijke verborgenheden in woorden te willen uitdrukken, en dan onze formuleeringen en uitdrukkingen bindend te verklaren, als leer der kerk, noodeloos de eenheid der kerk bedredgt(!)". Welnu, is dat geen prachtig anti-synodalistisch zinnetje?

KANTTEEKENING: Heelemaal niet prachtig. Let op die voorzichtige formuleeringen, op dat blijven hangen in algemeene frasen, en het ontduiken van de concrete kwesties, kenbaar in de vijf vragen met „ja" of „neen" te beantwoorden. Bpvendien: dit zinnetje zullen alle synodocraten met een roerend amen v/illen overnemen, dadelijk. Alleen maar: zij zeggen erbij, dat WIJ de scheurmakers, ja (zie Knickerbocker Weekly) de ketter-jagers zijn (omdat we hun binding afwezen). Ze zullen zeggen: we hebben centrale waailheden gehandhaafd tegen de semi-remonstranten. Ze hebben gezegd: de zakelijke inhoud moet gehandhaafd worden. En Batavia doet daaraan mee; want het is nu al bijna April 1947, en de vervangingsonzedelijkheid kwam inmiddels ook nog voor den dag, weer met binding. Bovendien: Barthianen, liberalisten, kunnen precies hetzelfde mooie zinnetje onderteekenen. En Bavinck, niet te vergeten, die toch maar dapper heeft meegedaan aan de uitwerping van wie de betwiste zinnetjes niet als Gods Woord wilden eeren. In Nederland heeft bij de uitwerping noodig, om de synthese-beweging tebesche rmen tegen de groep, die haar niet wilde; en in Indië zulke mooie zinnetjes, om de synthese-beweging door te zetten. Batavia is ook van die synthese^beweging niet vrij: barthiaansche dominees, van de „Protestantsche kerk" mogen ook den preekstoel op.

c) Batavia wil geen uitspraak doen, en poogt zelfstandig te worden. Is dat geen goed teeken?

KANTTEEKENING: Als twee hetzelfde doen is het niet (hetzelfde. Behalve alles, wat hierboven gezegd is, merken we nog op: Batavia HEEFT helpen „uitspreken" (door zich niet vrij te maken); bovendien zijn ftiet alleen die uitspraken van '42 in geding, maar dat heele hiërarchische kerkrecht. Wie dat niet verwerpt, heeft geen andere keusmeer. Dat men de protestantsdhe kerk in Indië in de armen valt, bewijst al, dat men het kerkredht niet meer nauw neemt.

d) Batavia's kerk aanvaardt geen anderen grondslag dan de drie formulieren: wat wil een vrijgemaakte nog meer?

KANTTEEKENING: We willen eerst de formuleering van dien „grondslag" weten. Wie Barthianen toelaat, aanvaardt de drie formulieren NIET. Want Barthianen weerspreken ze op alle punten, met name in de fundamenten. Ook Barthianen zeggen plechtig, dat ze „op den bodem" der drie formulieren staan. Dat kan beteekenen: we aanvaarden ze als hist o-r i s c h e stukken, met respect — vanwege de bewogenheid, waarmee ze ontstaan zijn — te behaiidelen. Maar intusschen weerspreken ze ze toch. „Bode m" is trouwens wat anders dan „grondslag". Als barthianen worden toegelaten op den kansel, zij, of andere ketters, dan zijn de drie formulieren geen ACCOORD meer van gemeenschap.

e) Batavia laat vrijgemaakte predikanten. (is er een voorbeeld? ? ? ) en ambtsdragers toe. Batavia BINDT niet. Dat binden gaf den doorslag, in Nederland. Is het niet prachtig, dat we hier geen binding hebben? *

KANTTEEKENING: Dat is nog heelemaal niet prachtig. We hebben in Nederland niet maar negatief gevochten tégen de bindingsmensohen, doch positief gestreden vóór de onderiiouding der gemeenschap met de ten onrechte uitgeworpenen, want dakloos mag de gehoorzame niet zijn. Batavia laat hen 'dakloos. Het zegt alleen maar (als 't waar is, wat ik nog niet zien kan): de geschorste ambtsdragers mogen hier preeken. Waarom? Waar haalt die kerkeraad de ambtelijke positie der vrijgemaakten vandaan? Vam Christus? Laaï hen dah zicH VTÏgmaltèn, Wtoï Christus autoriseert niet tegelijk de ja-eisdhers en de neen-zeggers. En als Batavia zegt, wat het schijnt te zeggen: laat al die vragen rusten, accepteer een barthiaan en een vrijgemaakte, en de heele verdere theologengroep, die maar orthodoxe klanken hooren laat, dan zegt een vrijgemaakte: dank u wel; wij willen Christus zien inde'ambtelijke opdracht en de erkenning daarvan. Het nivelleeren van deze kwesties is even erg als het synodocratisdh drijven en bannen. Het is niet genoeg, dat men ons NIET uitsluit (in gelegenheidscontacten). Het is noodig, dat men ons POSITIEF insluit, op goeden grondslag.

f) Het kerkverband is geen kerk; als Batavia in het. synodocratische verband nog leeft, is dat wel jajnmer, maar het geeft den doorslag niet.

KANTTEEKENING: Zie de aanteekening op II, a).

g) We moeten „in" de kerk zuiveren, en als we in het buitenland komen, dan beginnen we met wat historisch geworden is, en gaaji dan „in" de kerk reformeeren.

KANTTEEKENING: Batavia behoort, zélfs na Linggadjati, formeel nog tot het Rijksverband. Het is dus geen buitenlandsehe kerk. Het draagt de financieele lasten der ultwerpers, en laat de uitgeworpenen alleen strijden. Batavia IS synodocratisdh geteekend, zoolang het zich niet vrijmaakt. Men kan. Ingeval van verhuizing naar het buitenland, in een buitenlandsehe kerk een procedure openen over punten van leer en kerkregeering, die daar tevoren niet behandeld zijn. Maar in Batavia staat het anders; daar hééft men de procedure gehad, men heeft zelfs met de synodocraten weer vergaderd in synodaal verband. De zaak IS daar aan de orde geweest, ook al hield men zidh indonesisch-doof. Op ficties grondt men geen avondmaalsgemeenschap.

h) Als Batavia niet bindt, stelt althans deze kerk niet, zooals de synodocratische, haar ordinantiën boven het Woord. Ergo, doe maar mee.

KANTTEEKENING: Het is onjuist gezien. Als Batavia barthianen toelaat, stelt het wel degelijk eigen ordinanties boven het Woord. En als het zidh van den heelennederlandschen rompslomp niets aantrekt, stelt het óók eigen inzicht boven Gods Woord! Want Gods Woord beveelt ons, dat we ons voegen bij de ware kerk, onrecht verloochenen, zonden afwijzen, . positief hen zoeken, die als David hebben gestreden tegen Goliath, en met hen gemeenschap oefenen. Anders aanvaardt men het systeem van het indifferentisme in ethisch, confessioneel en kerkrechtelijk opzicht. Dat indifferentisme stelt zich boven het Woord, hetwelk er wars van beveelt te wezen.

i) Batavia erkent de synodocratische tucht niet. Ergo

KANTTEEKENING: Als Batavia allerlei predikanten toelaat, ook barthiaansche, erkent het de tucht niet. Inderdaad. Ookde goede niet. En dan moet Batavia ONS wel tuchtigen. We hebben w.èl de tucht afgewezen, die niet naar de gemeene ordening der kerken was, maar heusch niet de tucht, die w è 1 naar die ordening wil bediend wezen.

j) In Indië is een ander ontwikkelingsstadium dan in Nederland. Ergo •*

KANTTEEKENING. Waarom zou Indië een ander ontwikkelingsstadium hebben? Het leeft tot den huldigen dag synodocratisch mee. En de verdere ondergrondsche ontwikkeling kon wel eens deformatie zqn. Zie de actie-ds Verkuyl. Zie het preeken van de predikanten over en weer.

III. We concludeeren dus, dat onze vrijgemaakte gereformeerden goed zullen doen, steun te verleenen aan het „Gerefonneerd Contact-comité voor Nederlandsch Indië (Art. 31) te Batavia". Correspondentieadres: Vdg. P. V. Bolhuis, H.K.A.G., III, A, Veldpost Batavia. Daar wordt contact gezocht^anet gereformeerden in verstrooiing; te Batavia is een kring tot bestudeering van de gereformeerde beginselen, in het gebouw „Arnhem", Noordwijk 15, Batavia, C. Wie aan vdg. Bolhuis adressen opgeeft, helpt mede, onze jonge menschen te bewaren in hun zwaren strijd. Laat hen zich organiseeren, en via den kerkelijken weg, b.v. door aanvraag van steun bij de kerkeraden, trachten te komen tot consolideering van een eigen kerkelijk leven. Alleen wie zelf weet wat hij wil, en zich organiseert met geloovigen van dezelfde belijdenis, kan DAARNA eventueel „logeeren" bij andersdenkenden. Maar bfl anderen „logeeren" is nog wat anders dan met die anderen „samen-wóne n". Als de kerkeraden zich de moeilijkheden indenken, kunnen zij, via classis, en particuliere synode, de zaken van ginds bij de generale synode aanhangig stellen. Zoo noodig, kunnen twee particuliere synodes een tusschentijdsche generale synode aanvragen. Liever die weg, dan improvisaties, die tot schade leiden, welke straks óók in Nederland haar wrange vruchten doet „oogsten".

K. S.

P.S. In een brief uit Batavia wordt me geschreven, dat van de zijde der Batavia-sche predikanten wordt geklaagd, dat onze ssmode niet heeft geantwoord op het schrijven uit Indië. Ze zou „taal nodh teeken" hebben geantwoord. Met dit argument wordt onze jeugd bewerkt om zich aan te sluiten. Afgedacht van het feit, dat tenslotte die correspondentie geen zoden aan

den dijk zet, en dat bovenvermelde feiten doorslaggevend zijn, wat het al of niet krijgen van een antwoord op niet-beslissende brieven nooit wezen kan, wijzen we erop, dat onze synode breed over de Indische brieven gesproken heeft, een antwoord vastgesteld heeft; dat de Acta, die al geruimen tijd geleden verschenen zijn, dit alles in extenso bericbten, en dat we ons niet kunnen voorstellen, dat het antwoord niet zou verzonden zijn. Misschien kom'en we hierop terug; we zullen informeeren.

K. S.

THEOLOGISCHE HOOGESCHOOL.

De Hoogeschool heeft goede dagen.

Niet alleen werd ons-door 't vrouwencomité onlangs f6000.— afgedragen, verzameld door haar prachtige actie ten bate van de Bibliotheek, en dit gedurende één kwartaal, maar ook kwamen we, daartoe in staat gesteld door bijdragen voor de verdere „aankleeding" van het gebouw, deze week in het bezit van een paar mooie rajnen van gebrandschilderd glas. In Kampen is een industrie, nog jong, maar reeds in eere (de heerën Van der Burgt-van Rossum). Haar directie vond het een eere, in de eigen stad een werk te kunnen leveren, en zoo heeft de firma ons iets moois gegeven voor een prijs, die als uitgave onzerzijds volkomen verantwoord was. We hadden toch — het vlakke ligt naast het verhevene — een bedekt raam noodig; en nu is het iets fijns geworden.

Grondmotief is allereerst de zinspreuk der school: abij U is het Woord (Rom. 10 : 8, Deut. 30 : l'W. Die spreuk is zoo door en door „gereformeerd", zi{ Calvijn in het bloed, vloeit in bepaalde boeken elk moment uit zijn pen, en is vooral thans tegenover een heirleger van Barthianen een wapenkreet, wijl een concrete, actueele geloofsbelijdenis.

Welnu, Paulus (Rom. 10) neemt die spreuk van Mozes (Deut. 30) over. De goede exegese heeft reeds lang verstaan, dat óók in Mozes' mond (al is hij de wetgever) toch die spreuk al bedoelde te zeggen, dat de rechtvaardigheid uit het geloof was. Gods kinderen behoeven niet den hemel in te klimmen, ook niet de zee over te steken (of: den afgrond in te dalen), teneinde alzoo door eigen inspanning den vrede, en wat tot hun vrede dient, te veroveren. Integendeel: het is nabij hen. Het ia vlak bij hen, in mond en hart; daar vrijwillig, genadig, eenzijdig gebracht door God..

Hierom heeft het raam 2 figuren: Mozes, die de wet draagt, Paulus, die het Evangelie laat lezen met de spreuk: rechtvaardigheid uit het-geloof. In het midden tusschen beide figuren. Het woord is vleesch geworden. Boven en onder hen, eerst in Mozes' hebreeuwsohe, dan in Paulus' grieksche taal: nabij u is het Woord.

In de zij-paneelen zijn aan Mozes' zijde emblemen van het Oude-, aan Paulus' zijde emblemen van het Nieuwe Testament aangebracht. Alle gevat in randen, die aan den wijnstok-met-ranken doen denken,

Aan het Oude Testament herinneren:

Mozes, die water uit de steenrots doet komen (de steenrots was Christus); de koperen zee, gedragen door runderen; de ark met den bloeienden staf van Aaron, de gouden kandelaar, en de rol van Deut. 30:14.

Naar het Nieuwe Testament wijzen:

1. het oud-christeUjke symbool van den visch. Het grieksche woord voor visch (i-ch-th-u-s) bevat de beginletters van de griekscihe woorden: I(esos) Ch(ristos) Th(eou) = Gods, U(io3) = Zoon, S(6ter) .= Heiland;

2. het oude symbool der Kamper School: de kerk op de rots; daaronder: eerst weer de rol van Rom. 10 het woord, het fundament; daarboveji: een doopvont (met de prachtige spreuk, die eens een oud christelijk doopvont sierde: ni(ps)ona nomêmata mêmonano(ps)in.

Men moet bedenken, dat in de grieksche taal de klank ps (ps) één letter is. Dan zal men zien, dat de woorden zoowel van voren als naar achteren gelezen kunnen worden; wat een prachtige vinding is bij een antiek doopvont, waar men om heen loopen kan van rechts naar links, maar ook van links naar rechts. De spreuk beteekent: laat uw zonden afwassphen, en niet alleen maar uw gelaat. Dat wil dus zeggen: niet alleen het uiterlijke waterbad, doch de afwassching der zonden zelve moet er zijn.

Daarboven vinden we de symbolen van het avondmaal: een schotel met brood en een beker.

Daarboven: een pelgrimskruik (antiek model).

Daarboven (de pelgrim in de wereld, die door het evangelie wordt bereikt) een antieke „wereldkaart"; Jeruzalem in het midden. Azië bovenaan, Afrika, Europa daaronder, deze twee onderling gescheiden door de Middellandsche Zee, terwijl links Gog en Magog staan aangegeven. Alles gevat in den „wereldoceaan".

En dan hebben we nog een andere kernspreuk: die van het studentencorps: Fides Quaerit Intellectum: het geloof vraagt om wetenschap, om begripsmatig kennen.

De figuur van het geloof, die het schild draagt, waarop de grieksche beginletters van den naam Christus. En daarnaast de wetenschap een strenge figuur. Het zal voor onze studenten een mooie gedachte zijn, dat hun zinspreuk met die der Sch, ool tezamen in zulk een concept verwerkt is,

Allen, die ik tot nu toe sprak, waren ten zeerste verrast met Bet fraai uitgevoerde werk. Ik hoop later te melden, welke kerk het meest heeft bijgedragen, zonder het te weten, aan deze prachtige schenking, die den bezoeker van ons gebouw heel wat te denken geeft. De voorstelling is, meen ik, in de keuze van haar grondmotieven, gereformeerd, en stijlvol in de uitwerking ervan. ~"

Komt u ook kijken op den Schooldag? Natuurlijk mag het ook eerder.

Onder ons gezegd: wij zijn in gedachten bezig met de geschilderde portretten der voormalige hoogleeraren van onze School. Van de overledenen hebben we reeds de professoren: De Cock, Noordtzij. In bewerking zijn: de professoren Lindeboom: en Hoekstra. Indien er kerken zijn, die een portret voor haar eigen rekening willen nemen, zal ik gaarne in correspondentie met haar treden. Wij hier in Kampen, Broederweg, verloochenen ons verleden niet, zooals „de Oudestraat" gedaan heeft. En dat willen we gaarne uitdrukken ook op deze van ouds de academie eigen manier.

K. S.

CLASSICALE „WEERLEGGINGEN", 1947. I.

In den schorsingsbul, dien ondergeteekende op 7 Februari j.l. door de classis Drachten der (syn.) Geref. kerken werd uitgereikt, komen onder de „overwegingen" o.m. deze woorden voor:

„dat ds H. J. Meijerink na uitvoerige behandeling en weerlegging door de classis van een door hem ingediende Verklaring van gevoelen, inhoudende zijn bezwaren tegen de Nieuwe Verklaring van de Gen. Synode der Geref. kerken van 1946, tütgesproken heeft, zich niet te conformeeren aan genoemde Nieuwe Verklaring".

De ingediende „Verklaring van gevoelen" was dus „weerlegd", zoo constateerde de classis. Derhalve, wat mocht men anders verwachten dan conformeering en bekeering ? Van de tegenargumenten die bij de besprekingen op de classis tegen deze z.g.n. weerleggingen door den bezwaarde waren ingebracht, werd in het Schriftelijk antwoord der classis op genoemde Verklaring met geen woord melding gemaakt. Hoewel bij de voorlezing van het concept-antwoord, opgesteld door een 's avonds tevoren benoemde, en aan het werk getogen commissie, herhaaldelijk gevraagd werd om nota te willen nemen van de bij de besprekingen aangevoerde tegenargumenten, werd hierop niet ingegaan. Dit-kwam trouwens een vlotte en vlugge afhandeling der zaak zeer ten goede: binnen 2 uur was het antwoord vastgesteld. Toen nog plm. één uur gelegenheid voor ondergeteekende om het nog eens te lezen, en dan: conformeeren, öf: de bediening van het ambt ontnomen!

Intusschen kan het zijn nut hebben over enkele beweringen in dit kerkelijk stuk nog eens wat rustig na te denken.

(Een week na de schorsing kwam Kiervoor de gelegenheid, toen het antwoord schriftelijk in het bezit van ondergeteekende werd gesteld.)

Veel kan blijven rusten, omdat de redeneeringen en betoogingen in bedoelde „weerlegging" voor een groot deel een zóó gewone repetitie zijn van de ook in dit blad al zoo dikwijls besproken, en dus bekende synodale argumentaties, dat vermelding daarvan gevoegelijk achterwege kan büjven.

In de inleiding der „Verkl. v. gev." was geklaagd over de ergerlijke „afhandeling", het feitelijk negeeren (de „Verklaring" noemt het „op dood spoor brengen") van het bezwaarschrift van ondergeteekende, — waarin de binding aan de „vervangingsformule" werd afgewezen — gericht tot de synode van Zwolle 1946. (De feiten betreffende deze „behandeling" zijn wel bekend.)

Het antwoord daarop komt echter hierop neer: Volstrekt geen reden voor zoo'n klacht. Appellant kan zich, over de wijze van behandeling van zijn bezwaarschrift, met zijn bezwaren wenden tot de volgende synode, en een verzoek om revisie, c.q. afhandeling indienen!

Welja, dan hebben we ook nog even den tijd om er „rustig over na te denken". Geheel in de lijn trouwens van generale deputaten, prof. dr J. Ridderbos en ds C. V. d. Woude, die op 31 Oct. j.l., den avond van hun ongevraagde en gratis verleende „voorlichting" aan den Kerkeraad te Drogeham, na de herhaalde verklaring van ondergeteekende, dat hij zich niet kon conformeeren, enz., heengingen, na de uitermate verlossende en practische woorden gesproken te hebben: „u moet er nog maar eens rustig over nadenken " (terwijl den kerkeraad geadviseerd werd „zoo maar door te gaan" (!). „Zóó" — dat beteekende (wijl het een antwoord was op een overeenkomstige vraag uit den kerkeraad): op de wijze als voorheen met den zich-niet-conformeerenden predikant). Dit noemt men tegenwoordig — vroeger, nog niet zoo heel lang geleden, zou men dat genoemd hebben; „leervrijheid toelaten in de kerk" — toepa^sèing van de „uiterste lankmoedigheid en geduld". (Ds C. v. d. Woude in de „Friesche Kerkbode'^ van 28 Febr. 1947.)

Voor ditmaal vermelden we nog deze bizonderheid: Op de mededeeling in de „Verkl. v. gfev.", dat de text van het bezwaarschrift van ondergeteekende aan de synode niet ter kennis van de leden der synode was gebracht, werd door de classis in haar antwoord niet gereageerd.

Intusschen schijnt ds C. v. d. Woude in de „Fr. Kerkbode" (14 Maart j.l.) den indruk te willen wekken, dat het bezwaarschrift wél aan alle synodeleden 13 voorgelezen, doch dit laat zicih kwalijk rijmen met de mededeeling van één der overige synodeleden, tevens lid der classis Drachten, dat hij het bezwaarschrift van ondergeteekende niet kende, hetgeen, naar zijn zeggen, een gevolg was van de „werkwijze" der synode.

De oplossing van deze schijnbare contradictie zal waarschijnlijk wel hierin gezocht moeten worden, dat (het is ons niet ontgaan) ds v. d. Woude niet spreekt van het bezwaar schrift van ondergeteekende, maat van zijn bezwaren. En zoo begngpen we het wel.

H. J. M.

ONZE JEUGD.

Als we den laatsten tijd kennis nemen van datgene, wat in de Synodocratisoh-gebonden kerken de jeugd wordt voorgehouden, dan verbazen we ons over eea zoo ontstellend loslaten van de schriftuurlijke beginselen. Zitten wij eiken dag met de vragen, die samenhangen met de voortgaande reformatie, aan den an^ deren kant openbaart zich de bange nood van de in alle opzichten consequenties trekkende deformatie. Spelea met recht en waarheid heeft ten gevolge, dat de Heer» ons hart gaat verharden, dat we onder de klem-van een geest der dwaling, een energie der dwaling, geen oog meer hebben voor recht en waarheid.

Nu moeten we natuurhjk altyd er voor waken, dat we ons niet afstooten tegen de anderen, maar iets anders is wel dit, dat bet gebeuren daar ons te meen kan en moet dringen ons te bezinnen, wat we zullen doea met onze eigen jeugd.

Ook onder onze jonge menschen zijn er de gevaren. Ik zie ook onze jeugd besloten in de klem van een valsche probleemstelling, inzake de cultuurproblemen. Ik zie ook, dat onze jeugd nog heel veel moeite heeft met de voortgaande refownatie, die heel het leven wil omspannen. Ik zie ook onder ons nog een ontstellend gebrek aan schriftkemiis; aan het willen onderzoeken van de schriften; aan het zich gehoorzaam willen geven aan datgene, wat de schrift zegt. Ik zie ook onder ons de groote moeite, die het geeft, om te willen loslaten de „heilige huisjes", die wij hebben opgebouwd. Als ik dat alles zie, dan heeft het alleszins zin, dait we ons bezig houden met de vragen, wat we voor de jeugd kunnen en moeten doen. Dat alles brengt ons onmiddellijk in aanraking met het werk van de jeugdbonden.

Nu zijn er drie instanties, die met dat werk te maken hebben. Daar zijn de kerkeraden. Het geldt de jeugd van de kerk, waarover de opzieners van da gemeente opzicht en tucht hebben te oefenen. Het zijn de ouders, die zich ook van hun Doopbelofte niet mogen losmaken, als de kinderen. 18 of 20 jaar geworden zijn en die zeker, als het geldt de kinderen des Heeren, die de Heere aan him zorgen toevertrouwde, niet zonder meer als toeschouwers aan den kant mogen gaan staan. Het zijn de jonge menschen zelf, die reeds in hun kindsche jaren van den Heere worden geroepen om naar de plaats, die de Heere hen in het leven gegeven heeft, te bedienen het ambt aller geloovigen.

Naar mijn oordeel is het een goede gedachte geweest, dat het besluit genomen is, om-de kwestie van de jeugd namens de Bonden eens met de kerkeraden in de provinciale verbanden te bespreken. Het levensverband van de kerk is onderscheiden van het levensverband van de jeugdorganisatie, maar zal de arbeid vruchtbaar zijn, dan zal er toch nauwe samenwerking moeten zijn. De jonge menschen zullen in de prediking en in de catechisatie in denzelfden stijl gebouwd pioeten worden: de stijl van het Woord. De stijl van de gehoorzaamheid in alles aan Hem, die hen Grode kocht met Zijn bloed. De jeugdvereeniging kan natuurlijk niet bestaan en werken, als ze niet voortdurend leeft uit het voedsel, dat ze in de kerk ontvangt. Waar de kerk in deformatie komt, daar moet dat zich openbaren ook in de andere levensverbanden. Als de menschen niet onderwezen en gevoed worden en tot het geloof bewogen en in het geloof gesterkt door de klare verkondiging van het Woord, dan zal de funeste invloed zich overal laten merken. Elke organisatie gaat achteruit, als de kerk niet getrouw is. De kerk, die het Woord verlaat, kan geen gezonde kinderen meer baren. Het zijn bloedarme kinderen, zoo het nog bloedarme kinderen zijn, want dan is er tenminste nog de openbaring van bloed; het kan ook veel erger worden en die bloedarme kinderen kunnen in het midden der wereld niet zooveel beteekenen in het strijden van den machtigen strijd van het koninkrijk der hemelen, in het vervullen van de taak, die de Heere hen gegeven heeft. Omgekeerd plukt de kerk ook telkens weer de vruchten van het door den Geest des Heeren door haar arbeid in beweging gebrachte leven. Wat is het voor de kerk niet een zegen ambtsdragers te bezitten, wier leven gefundeerd is in de schriften. Wat beteekent in het leven van menig jong en ook ouder predikant niet het omgaan met ouderlingen, die zoo echt gezond bij de schrift leven en die de lijnen en de verbanden van het Woord weten te onderkennen.

Het is daarom goed, dat er contact is tusschen da kerkeraden en de Besturen van de Jeugdbonden.

Natuurlijk moet de jeugdorganisatie de kerkeraden niet gaan gebruiken a^ de goedkoopste en gemakkeigkste manier om propaganda te voeren. Tegenwoordig wordt maar al te veel op de kerkeraden afgeschoven. De jonge mensdhen moeten er zelf op uit! Ze Saoeten hvn. mede-jongeren niet ongemoeid laten.

Een heel andere kwestie is, dat predikanten en ouderlingen zich hebben te bezinnen op de openbaring van het georganiseerde jeugdleven. Naar men vertelt, ontbreekt het hier en daar nog wel eens aan het medeleven. Aan de waarachtige belangstelling. Ook bij predikanten en ouderlingen is er soms vaak veel critiek over de methode van het werk; goed, laat die critiek er zijn, laat die critiek, wat mij betreft, op bepaalde punten juist zijn, dan is de taak en roeping, wegen en middelen aan te wijzen, die tot verbetering kunnen leiden.

Neen, het gaat er niet om, dat de kerkeraden er zich van kimnen afmaken, door af en toe eens op de vergadering van de jeugdorganisatie te verschijnen of door een goedkoop woordje te zeggen op een officieele jaarvergadering. Ik ken zelf het tijdgebrek, dat het wel eens onmogelijk maakt dan te doen, wat je graag zou willen, maar hier gaat het om: de jeugd moet weten: daar is belangstelling, daar is medeleven.

Als op een bepaalde plaats het met de jongelingsvereeniging of meisjesvergadering niet wil: als men hoort, dat de vergaderingen niet gedragen worden door het medeleven der leden, dan moeten daar oorzaken voor zijn, die, hoe we het ook keeren of dradien, liggen in de verhouding tot Jezus Christus van de jonge leden. In den regel is er één houding op de catechisatie en in de kerk en op de jeugdvereeniging. De jonge menschen, die in de kerk moeite geven, geven het daar ook. Het probleem van de galerij en van de achterste banken, waar de jonge menschen in de kerk zich onbehoorlijk gedragen, is hetzelfde probleem als van de jeugdorganisatie.

In ons spreken met en over de jonge menschen zullen de vragen altijd weer terug moeten brengen naar de grondvragen. We zullen daar de dingen hebben aan te pakken. We zullen het tekort aan belangstelling niet in de eerste plaats hebben te schuiven op critiek op de jeugdorganisatie, maar op een tekort aan leven naar den eisch des verbonds. Daar met elkaar de dingen aanpakken. We zullen dat doen in geloof in de kracht van het Woord. Ook hier vasthouden, dat het geloof wordt gewerkt door de verkondiging van het evangelie. Door de prediking de jonge menschen steeds meer dringen in het bepalen van de besliste levenskeuze. Daar is nog meer. De jonge menschen staan vandaag in den brand van een veelheid van vragen. Het is niet zoo heel gepiakkelijk om nu in de verschillende levensverbanden te vinden en te gaan den weg van het Woord, Is het niet noodig, dat we alles doen, wat mogelijk is, om onze jonge menschen daarheen te dringen, waar ze met elkaar ook kunnen onderzoe-' ken de wegen van het Woord in h'sel het leven.

Het mag niet gebeuren, dat op een bepaalde plaats de jonge mensdhen zeggen: we hebben niets aan onzen dominee. Ze moeten precies weten: we kunnen altijd bij onzen dominee terecht. Hij wil voor oris klaarstaan, ook als we allerlei moeite en vragen hebben, in verband met 't vereenigingsleven. De jonge menschen moeten weten, ook al zien we den dominee misschien niet zoo vaak op de vergadering: hij weet toch heel goed, hoe het gaat. We hooren telkens weer in de prediking dien'drang om toch persoonlijk en gemeenschappelijk gehoorzaam te zijn aan het VVoord van den Heiland: onderzoekt de schriften, want die zijn het, die van Mij getuigen. Onze jonge menschen moeten er van overtuigd zijn, dat het jeugdwerk ligt in den kring van belangstelling van de ouderlingen.

Ik heb er geen behoefte aan nu verschillende practisehe opmerkingen te gaan maken. De een uit zijn belangstelling heel anders dan de ander. Dat is niet erg. Ik wilde alleen de verschillende besprekingen met de kerkeraden op deze manier voorbereiden.

Ik wil alleen aan alle predikanten en ouderlingen een paar vragen stellen:

Weet ge iets van het georganiseerde leven, jeugdleven af? We hebben op onze kerkeraden telkens weer de vraag naar het toezicht op de lectuur: welnu, neemt ge nota van het feit, hoe de jeugd geleid wordt in de verschillende jeugdbladen? Het zijn de schapen en lammeren der kudde, die de Heere aan uw zorgen toevertrouwde. Zijt ge op de hoogte met het georganiseerde leven in uw eigen gemeente en, als het niet goed gaat, hebt ge u dan bezonnen op de vraag, waaraan dat ligt? Zijn de jonge menschen overtuigd van uw medeleven? Ziet ge toe op prediking en op catechisatie en bespreekt ge, of daarin ook stimuleerend gewerkt wordt op de bediening van het ambt aller geloovigen onder onze jonge menschen?

Als we de vragen centraal eerlijk stellen, komt het met de belangstellingsopenbaring aan de periferie wel terecht. De liefde der gehoorzaamheid en de gehoorzaamheid vindt vanzelf den weg.

De kerk bare ook door prediking en huisbezoek gezonde jonge menschen, ook wier lust het is, persoonlijk en gemeenschappelijk te leven uit de verwondering over het woord: hoe wonderbaar is me Uw getuigenis: dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren, en ik - wjilde alleen maar laten zien aan onze ambtsdragers, dat daarin het werk van de jeugdorganisatie van groote beteekenis kan en mag zijn. DEN BOEFT.

EVANGEL. VERBAND GEREF. KERKEN (ART. 31).

Op het Evangelisatie-congres in Sept. 1946 te Am-, .^-sterdam gehouden, is door de gezamenlijke afgevaar» digden der plaatselijke commissies besloten tot oprichting van een „Verband van Evang.-commissies" onzer kerken.

Daar is tevens een voorloopig bestuur gevormd. Het door dit bestuur opgestelde reglement noemt als middelen tot bereiking van het EvangeHsatiedoel o.a.:

a. uitgeven van een leidend orgaan,

b. eventueel organiseeren van conferenties, congressen enz.,

c. coöperatief aankoopen van hulpmiddelen,

d. uitgeven van lectuur enz.

De daarvoor benoodigde gelden moeten worden bijeengebracht door de plaatsehjke commissies.

Hoewel het in de bedoeling ligt deze commissies binnenkort alle aan te schrijven, verzoek ik nu reeds als penningmeester van het verband aan de plaatselijke centrales zoo spoedig mogelijk op mijn gironummer als penningmeester (n.l. 103772) een jaarhjksche bijdrage te storten en wel over '47 en een evenredig deel over het laatste kwartaal van '46. Door het bestuur werd als minimum vastgesteld een bijdrage van f 5 per jaar. Daar er reeds veel geld besteed werd en er in de toekomst zeker veel noodig zal zijn, verzoek ik namens het bestuur nadrukkelijk naar vermogen te wiUen bijdragen en het bedrag van f5.— inderdaad als een minimum te beschouwen.

Stelt ons door Uw ruimen geldelijken steun in staat om den weg in te slaan, die tot bereiking van onze sdhoone doelstellingen leidt.

Namens het voorloopig bestuur,

Gouda. (Postrekening 103772.)

A. HERSTEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

BATAVIA ca. EN WIJ, II. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 april 1947

De Reformatie | 8 Pagina's