GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

23

Het stuk vervolgt:

Degenen, die in ongeloof en cnbeheerlijkheid het verbmid des Heeren veraoMen, heeft de kerk uit haar gemeenschap uit te sluiten. Zij spreekt daarmee uit, dat de zoodanigen geen deel hebhen in het Rijk van Christus, en als bondsbrekers onder het oordeel Gods liggen, zoolang zij zich niet bekeeren.

We hebben hier dus te doen met degenen, aan wie de Heere niet „vervult al de beloften des verbonds". Althans niet zulkèn, in wier leven tot nu toe dat niet gebleken is.

Het zijn menschen die op een of andere wijze „gesteld zijn onder den eisclh des verbonds". In het voorafgaande gedeelte immers was al opgemerkt, dat de Heere van ALLEN „eischt", maar dat Hij alleen „aan" de „UITVERKORENEN" al de „beloften", des verbonds „vervult".

Het benauwende van deze constructie is, dat men dus nooit weet, of deze bondsverachters tot het verbond werkelijk hebben behoord. Want volgens dit formulier komt de Heere in het vérbond tot ons met de belofte des heils en OP GROND DAARVAN met den eisch van geloof en bekeering. Vroeger spraken we ons over die eigenaardige gedachtenverbintenis reeds uit, haar afwijzende. Ze houdt in, dat deze bondsverachters, gelijk nu achteraf blijkt, niet deel hadden aan de wederbarende werking, de wederbarende genade van den H. Geest. Aan de beloofde zaak hadden ze geen deel. Het „k o m e n" van God tot hen met de belofte des heils was dus voor wat hen betreft geen „krachtdadig" komen; geen „komen" met effect van bekeering uit geloof. Hij kwam tot hen wel met zoo'n zwak ding — we spreken nu naar den snensch — als de prediking, en met zoo'n zielloos ding als het „a a n b o d" des verbonds, waarvan men zich af moet vragen of het wel „ernstig" was (zooals de Dordtsche Leerregels zeggen), maar Hij 3, kwam" niet „kradhtdadig". Derhalve was ook de „eisch", die immers op grond van de belofte, of van hét „komen" met de belofte, gesteld wordt, in hun geval ook maar zwak. Het „komen" met den „eisch" was pro rato nog zwakker dan het „komen"' met de „belofte".

En nu is maar de vraag, vne lid van de kerk zijn.

Het vierde formulier zegt dienaangaande eerst: -„in Christus geheiligd" houdt (als gevolg: er staat „zoodat") in: „deel-h e b b e n aan de belofte en gesteld z ij n.onder den e i s c h". Het woordje „zoodat" houdt in, dat dit een , , gevolg" is van , , in Christus geheiligd zijn". Niet, dat het het EENIG mogelijke gevolg is. Niet, dat dit dus de essentieele inhoud van het „begrip" „in Christus g^eüigd" zelf is. En aangezien ilastesr gez^jd jwoudt, dat de „in Christus geheiligden" zijn te beschouwen en te behandelen als deelende in de wederbarende genade van den H. Geest, niet maar* in de belofte van .die genade, doch in die g e n a d e zelf, daar kan geen andere conclusie getrokken worden dan deze: dat Ihet „in Christus geheiligd zijn" als dieperen, wezenlijken inhoud tenslo1: te heeft: wedergeboren zijn. Deelen in e^n genade die wederbarend IS, houdt in: het beginsel van het nieuwe leven ontvangen hebiben.

Daar staan we d»s xreer. We zijn in een cirkel ixmdgedraaid. We hebt)en, sedert we van de oude formule van 1942 plechtig afscheid mochten nemen, héél wat woorden moeten aanlhooren, we moesten heel wat vreemde bochten meemaken, en wanen op een schip, dat, teneinde aan lastige torpedo's te ontkomen, almaar-dpor in zig-za.g-lijn vaart, maar we komen per slot van rekening toch terecht op 't oude puntje: onderstelde wedergeboorte; wat trouwens ook al bij het begin van de reis ons gezégd was toen men n.l. vooraf verklaarde, dat de zakelijke inhoud van 1905—• '42 moest worden gehandhaafd; we bew^sn reeds, dat daar onder valt de onderstelde wedergeboorte. We zagen dus de synodocratische „orthodoxie" in krampen; ze herinnert ons aan Chesterton. Willem Nieiiw^nhuis zegt van hem: „hij was als de man, die op reis was gegaan van Engeland. Orthodox was hij groot gebracht, maar hij wou iets nieuws ontdekken. Daar gaat de ontdekker: op zoek naar een vreemd en ver eiland. Hij zwalkt hier en daar; raakt de kust kwijt; zwerft alle kanten uit, en als liij eindelijk weer aan land komt, dan landt hij aan de kust van Engeland, vraar hij vandaan gekomen was. Hij komt a^n op het uur van het ontbijt, „toen de rook van gebakken spek ten hemel steeg". Hij meende een onbewoond eiland te hebben ontdekt en stapte aan wal met een bus ingemaakte groenten, een buks en een handleiding voor den omgang met kanibalen onder den arm, doch hij ontdekte de pier van Brighton en een drietal neger-minstreels speelden de nieuwste Europeesche hymne: Yes, we have no bananas". Zoo als Chesterton, gciat het, o neen, niet de synodocratische leiders, in eigen persoon, want die hebben zelf al gezegd: we varen van óns Brighton van 1905—1942, niet af. Maar zóó gaat het den goedmoedigen lezers, die dezen laatsten bazuinstoot niet zoo hebben opgemerkt, en die zich aan het woord „ver-van-ging" hebben vastgeklampt, denkende: heah, er k o m t nu w a t nieuws, we laten de kust van Brighton varen, en komen ergens elders aan. En kijk, nu zijn ze weer precies in Brighton terug, en ruiken de edele geuren van engelsch ontbijtspek, van bacon-1942-1905.

Maar dan blijft ons geen andere conclusie over, dan dat de \verbondsverachters toch eigenUjk nooit in het EIGENLIJKE verbond geweest zijn (volgens de synode, die hen slechts in de uitwendige-zijde-regionen weet te plaatsen). En dit niet alleen: ze zijn ook nooit ECHT lid van de kerk geweest. Want „in Christus geheiligd" is tenslotte „wedergeboren". De kerk (synodaal) kon dus sledhts onderstellender wijze zeggen: in Christus geheiUgd, dat is wedergeboren, en DAAROM ALS LIDMAAT VAN DE GE­ MEENTE behoorende gedoopt te wez^n. Ze weet dus niet, of „dit kind" wel wezenlijk kind van de kerk, wel wezenlijk en waarlijk kind des verbonds was. En nu ze het kind, ya zooveel jaren, uitsluit, uit haar gemeenschap, nu sluit ze het alleen maar uit de „uiterlijke" gemeenschap uit. De • uitwendige-zijde-regionen der kerkelijke gemeenschap zien dit kind uitstooten. Precies zoo was voor wat die „uiterlijke" (lees: rechtehjke) gemeenschap betreft, te Frankentihal de terminologie der wederdoopers.

Men weet op dit synodale standpunt niet meer of de AANNEMING echt was.

Maar dan feitelijk, óók niet, of de uitstooting echt was. Want..., ., het abc der wijsheid is, dat men ^ [Vaders drinken. (| slechts uitwerpen kan wie binnen geweest is. Is (Ö J. EKELEN. ^ iemand nooit ECHT binnen geweest, dan kan men hem •$< a5s& < a5!? > «!s®> < ass& 'S5? & < a#^< as!^< asï& < a5ï& < a; < ? > < a; =5> < 9sSG> '$> ook nimmer ÉCHT uitwerpen.

Hoe geheel anders staat het met hen, die „in Christus geheiUgd" laten slaan op het bepaald zijn door de rechten des verbonds. Zij weten dat de kinderen ALLEN wezenlijk lid van de kerk en van het verbond zijn. „Wezenlijk" beteekent Vv^at anders dan „getrouw", of gehoorzaam. Wie alle onderstellingen als grond voor kerkelijke bejegening afwijst, en verbond en sacrament weer ziet naar de belijdenis, die sluit de kinderen wezenlijk IN, en dan ook wezenlijk UIT, als het noodig is.

Wordt dan aan het gezegde nog deze paragraaf toegevoegd:

Nochtans zal de kerk ook voor deze afkeerigen, op grond van^ de belofte des verbonds, den Heere blijven aanroepen ,

dan vragen we ons af: op grond van welke belofte?

Zeker, er is een absolute belofte, dat-de kerk er altijd zijn zal. Maar met Ursinus onderscheiden we tusschen kategorische („absolute") beloften, die vast en zeker in vervulling gaan, b.v. dat de aarde eens niet door water doch door vuur zal worden vernieuwd, eenerzijds, en „conditioneele beloften" anderzijds, b.v. de verbonds-belofte, die bij hen, die tot opgroeien worden in staat gesteld, in't gesprek van God met zijn volk met een eisch van geloof en bekeering samengaat.

Men kan dus wel „pleiten" op de eerste belofte, ofschoon nimmer voorspeld is, dat God de kerk continueeren zal door dit en dat b e p a a l d e kind.

Maar men kan niet op een „belofte" pleiten, die me». zelf eerst van „den eisch" heeft losgemaakt.

En wijl dit formulier, goed gelezen, dit abstraiieerende „los-maken" toch aandurft, daarom is hetgeen hier over „pleiten" gezegd wordt ook nu wearfniihoogei mate onbevredigend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's