GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

de betere belofte (c). „allen” naar de „inwendige zijde”?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

de betere belofte (c). „allen” naar de „inwendige zijde”?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij allen ziillen Mij kennen, van hunne kleinen tot hunne grooten. Jer. 31 : 34.

Welhaast is er onder de meelevenden niemand, die niet weet, dat men in sommige kringen van theologen ondanks de nabijheid van filosofische termen-wegers voortdurend spreekt van een „inwendige" en een „uitwendige" , , zijde" van „het verbond" (c.q. den verbondskring). De „inwendige zijde" van het verbond, daartoe rekent men dan de in wedergeboorte vernieuwende gaven van den Heiligen Geest. En tot de „uitwendige zijde" ervan worden dan gebracht d^t „domme" getal der kerk, of der natie van Israël, en het getimmerte van haar „instituut" of die „slechts uiterlijke" bediening der sacramenten, die pas „vol" worden als er iets „innerlijks" in verzegeld wordt (het moge dan reeds present of nog absent, maar dan toch toekomend heeten), en die uiterlijkheden als „leer", „belijdenis" en wat dies meer zij.

Wij onderzoeken dit gedachtenschema hier thans niet: en vragen niet eens, hoe men het zou vinden, indien wij dezelfde onderscheidingen eens gingen toepassen op b.v. het gezin. Wij volstaan met 'n simpele afwijzing ervan. Wijl het schema de ketterij in zich bergt, als ware het vernieuwende werk des Geestes niet óók uiterlijk waarneembaar, of, als waren de in administratie gebrachte verbondsgoederen nu ineens vanwege die administratie van iiaar realiteit ontdaan. Is het ambt inwendig, doch de ambtsfunctie uitwendig? We wijzen het schema terug, omdat men — indien de onderscheiding serieus zou zijn — den hemel van straks, voorzoover door foederatief g e r e g i-streerden^) bewoond, zou moeten beheerscht achten door het verbond naar zijn inwendige zijde, en de hel van straks, voorzoover door foederatief geregistreerden^) bewoond, zou dienen beheerscht te achten door het verbond naar zijn uitwendige zijde. Maar die heinel zal ook naar de „uitwendige" zijde schitteren en de hel ook naar de „inwendige" zijde verteren. Zulks alles vanwege het eenmaal gesloten verbond.

Maar al wijzen we deze beeldspraak af, wij willen er toch wel even op ingaan.

Men heeft n.l. gezegd: als Jeremia 31 de „bétere belofte" geeft, en dan toegekomen is aan die uitspraak, dat het straks niet meer noodig zal zijn den profetens t a n d als intermediair te gebruiken, omdat zij allen den Heere zullen kennen, of gaan kennen, of willen kennen''), wel, dan is „de Godskennis waarvan hier sprake is, natuurlijk*) niet een uiterlijke" (wat is dat? ) „of zuiver verstandelijke kennis" (bestaat die? , zit het „hart" er niet altijd achter, wedergeboren of onwedergeboren? ), „maar de geestelijke kennis van de waarachtige godsvrucht", „de kennis die door levensgemeenschap met den Allerhoogste verkregen wordt" (Aalders K.V.). Waarna besloten wordt: „hetspreekt vanzelf»), dat deze profetie van het Nieuwe Verbond uitsluitend het oog heeft op wat wij noemen de onzichtbare kerk".

Dat beteekent dus, voor wie het woordenboek „inwendige-uitwendige-zijde" hanteert: der

het spreekt vanzelf, dat een profetie van het nieuwe verbond (of: het Nieuwe Verbond? ) uitsluitend het oog heeft op wat wij noemen , , het verbond naar de inwendige zijd e".

Er staat dan verder in Jeremia's uitspraak: ALLEN; ze zullen Mij — zegt de Heere — ALLEN kennen.

Welnu: „het zou" — aldus nog steeds Aalders — „het zou tot zeer verkeerde gevolgtrekkingen leiden indien men wat hier gezegd wordt wilde toepassen op de zichtbare openbaring") van de kerk onder de Nieuwe Bedeeling"').

Dat wil dus zeggen, voor wie het woordenboek der , inwendige-uitwendige-zigde" hanteert:

het spreekt vanzelf, dat deze profetie van het nieuwe verbond (of het Nieuwe Verbond? ) uitsluitend vervuld wordt in wat wij noemen: de „onzichtbare" kerk, den verbondskring naar de „inwendige zijde".

Het argument is: „er staat immers: allen? " Dat móet dus, zoo oordeelt men, de gemeenschap der uitverkorenen zijn. Een argiunentatie dus niet van een waar verbonds-coUectivisme, doch van een , , het-wareverbond-collectivisme", van een „het-100%-verbondcollectivisrae". Men schuift het dan op de rekening vaa den profeet Jeremia. Want terwijl de dogmatici weten, dat de optelsom der VERKORENEN nooit identiek zal zijn met de vergadering der ge-1 o o v i g e n, daar laat Jeremia dit „allen" (dat op de „onzichtbare" kerk heet te slaan) zóómaar óók op de collectiviteit der twee HUIZEN Israels slaan. Het zuiverste „ware-verbonds-collectivisme" dus; wanneer men het al niet zoo zéggen durft (uit respect voor Jeremia) dan moet men het toch wel zoo denken, als men dóór-denkt.

Maar bij dit door-denken kome nu Jeremia zelf ons te hulp. Eer we stukken en brokken maken.

Hij heeft ook hoofdstuk 9 geschreven. En daarin het laatste vers. Daar staat: „want alle volken zijn onbesneden, maar het geheele huis, van Israël zijn onbesnedenen van - har t".

Nu, daar komt het woordenboek van de „inwendigeuitwendige-verbondszijde" toch zeker ook aan te pas? Eén van' zijn samenstellers ^) heeft den vinger gelegd bij Rom. 2 : 28v, waar de apostel Paulus schrijft: Niet die is een Jood, die het in het openbaar is, noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vleesch is, maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, , niet in de letter, is de besn ij de nis" (statenvertaling). En de door ons bedoelde auteur heeft toen gezegd: Jood", dat is toch wel zooveel als „bondeling"; en „in het openbaar" en „in het verborgen" komt toch wel zeer dicht bij „uitwendig" en „inwendig".

Zijn zulke begrippen-paren terecht alzóó in het gelid opgesteld, dan mogen we de uitdrukking: „besneden van hart" opvatten als: „behoorende tot het vérbond naar de inwendige zijde" (indien ze, gelijk hier, gebezigd wordt voor besnedenen-in-het-lichaam). Gelijk, omgekeerd, we de besnedenen-met-een-mes, van wie Jeremia (zooals hier) zegt: ze zijn „onbesneden van hart" alsdan hebben te rangschikken onder „het verbond naar de uitwendige z ij d e".

Indien nu het woord „alle n" (of „g a n s c h Israël") strikt genomen beteekent: lle individuen zonder onderscheid, dan wil dus Jer. 9 : 26 zeggen, dat in Jeremia's dagen heel het huis Israël was opgenomen in (niet meer dan) het verbond naar de uitwendige zijde. Er waren dan geen uitzonderingen; „allen" is nu eenmaal „allen" en „gansch" is „gansch".

Maar wie dat zou willen aandienen als de goede exegese van Jeremia 9 : 26 (ons is intusschen niemand bekend, die dit aandurft), dan zou men hém in strijd moeten verklaren te zijn met wat de kerk later heeft beleden (art. 27 der Nederl. Geloofsbel.), " toen zij uitsprak: Deze kerk zal zijn tot den einde toe en wordt van (3od bewaard of staande gehouden... gelijk zich de Heere gedurende den gevaarlijken tijd onder Achab zeven duizend menschen behouden heeft, die hunne knieën voor Baal niet gebogen hebben".

Daarom blijft maar één conclusie over: n Jer. 9 : 26 zegt Jeremia wel, dat gansch Israël, het geheele hijis van Israël onbesneden van hart is, d.w.z aan het verbond Gods over heel de linie en naar alle „zijden" ontrouw, doch hij denkt er niet aan, te verklaren, dat er geen besnedenen-van-hart waren, geen verbondsgetrouwen. Want ook hij wist van, en leefde zelf onder: e „7000" die voor Baal niet de knieën bpgien.

Maar waarom zou hij dan wél in hoofdstuk 31 het woord „allen" willen opgevat zien als bedoelend: een optelsom van precies zooveel individuen als er uitverkoren (of eigenlijk: al wedergeboren) zijn?

Temeer klemt deze vraag, omdat hij, blijkens het spreken van , , klein" en „groot" blijkbaar zelf bedoelt: aller lei? Het volk in al zijn geledingen, in tegenstelling met één clericalen , , stand" UIT dat volk, den profetenstand ^) ?

Toen de profetenstand het volk geestelijk liet verkommeren, was het volk ontbloot. Maar als de Heere Zijn Geest (den Geest der openbaring) uit de engpassen der clericale afzonderingskaste weghaalt, en de Geesteswerking uitbreidt tot heel de kerk, dan wordt weer „het volk" tot het kennen des Heeren in staat, en ook daartoe gewillig Maar „allen" duidt de kerk aan, de vergadering der geloovigen. In die vergadering zullen ook dan weer hypocrieten zijn (want een vergadering is alt ij d wat anders dan een optelsom). Maar dat neemt niet weg, dat de kerk, dat „ganse h" Israël, weer tot bekeering geleid wordt.

Dat woordenboek van daar straks laten we dus voortaan maar dicht. Liever herinneren we ons, dat er vóór degenen, die het hebben willen uitgeven, iemand uitgegaan is, die — tot him waarschuwing — eens geschreven heeft over menschen, die zich beriepen (voor een overeenkomstig „concludeeren" uit het woord „gansch" of „allen") op prachtige uitspraken als deze: Uw volk zullen allen tezamen rechtvaardigen wezen" (Jes. 60 : 21); „Al uwe kinderen zullen van den Heere geleerd zijn" (Jes. 54 : 13); „Want zij zullen niet meer een iegelijk tot zijn naaste zeggen: ent den Heere, want zij zullen Mij aUen kennen van hun oudste tot hun jongste" (Jer. 31 : 34); „Alle menschen zullen vreezen en Gods werk verkondigen" (Ps. 64 : 10); „ , , Alle heidenen" zullen Hem welgelukzalig noemen" (Ps. 72:17) (en voorts op Ps. 86:9; Joel 2 : 2& ; Jes. 11 : 9). Deze auteur heeft toen daarbij aangeteekend: Hiermee vordert men intusschen niets hoegenaamd". Waarom niet? Onder andere hierom niet: de geheele reeks van Godspraken die het. volk des Hieeren als een volk van louter heiligen voorstelt, doelt op het tijdperk van glorie"; en „De gulden profetie van het , , kennen des Heeren" heeft in het minst geen numeriek individueele strekking""). En nog steeds dezelfde schrijver heeft eens, nadat hij eerst in één adem Jer. 31 : 34, 1 Cor. 2 : 13 en 1 Joh. 2 : 20, 27 genoemd had, ter beantwoording van de vraag, „wat deze woorden beteekenen'', van deze laatste plaats gezegd, dat hier gesproken wordt niet tot de individuen, maar tot de kerk in haar geheel 11).

Want ook deze autexu-komt ergens terecht bij diezelfde tegenstelling, als welke ook ons in ons vorig artikel pakte: de tegenstelling: afhankelijk van den hierarchischen clerus, ja dan wel neen? Het was eertijds j a, en het werd na de tuchtiging der ballingschap Peen. „Wel leerde Rome, dat niemand in de Schrift gelooyen zou tenzij de kerk het hem geleerd had", maar onze vaderen hielden tegenover dit clericalistisch beweren steeds staande, dat God zelf zijn kinderen onderwijst, en dat ze alzoo „van den Heere geleerd" niet meer de een tot den ander zeggen zullen: „ken den Heere", want „dat ze Hem kennen zullen van hun oud­ ste tot hun jongste toe". ^^)


1) Maar er zullen er veel meer zijn dan zulken.

2) Maar er zullen er veel meer zijn dan zulken.

3) Zie de noten onder ons vorig artikel, vgl. ook het Grieksche woord „pisteuoo", herhaaldelijk te vertalen door „gaan gelooven", of „zich bij de geloovigen gaan voegen".

4) Een typeerend maar wel eens hinderlijk woord bij den door ons aangehaalden auteur.

5) Zie noot 4.

6) Is er ook een onzichtbare openbaring? En heeft een gezin, een vergadering, openbaring noodig?

7) Sclïrijver gaat dus „zoomaar"(!) over van een „nieuw verbond op het „Nieuwe Verbond"! Met welk recht? Ridderbos, althans in zijn publicaties van vóór 1944, betwist de legitimiteit dezer hoofdletters.

8) Dr J. Ridderbos, aangehaald in K. Schilder, Looze kalk, 1945, p.

9) Zie artikel vorige week.

10) Dr A. Kuyper. Dat de genade particulier is. Uit het Woord, IV, 106/107. Vergelijk in datzelfde geschrift bl.196 v. („Voor 'allen'"), 202 v. (Oppervlakkig aanhalen).

11) Locus de S.S. II, 111.

12) E Voto, I, 112.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

de betere belofte (c). „allen” naar de „inwendige zijde”?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's