GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Activeering van hel Ambt aller geloovigen...”?

Bekijk het origineel

„Activeering van hel Ambt aller geloovigen...”?

Met eeden en gebeden

59 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Prof. B. KOLWERDA

• Tot voor heel kort had ik het vaste voornemen, geen letter over Oosterbeek te schrijven. Niet, dat ilï het met die beweging eens was. Ik zag heel wat gevaren En ik kon me in den opzet heelemaal niet vinden. Want men zei heel wat over het ambt aller geloovigen, doch men ging van meetaf niet in den kei'kelijken weg. Ik kan het best hebben, dat sommigen overtuigd waren dat inzake de „samenspreking" een andere houding althans moest worden overwogen, dan de synode van Groningen aan haar deputaten had voorgeschreven. Maar wel heb ik me afgevraagd: als er broeders van een andere meening waren, waarom hebben ze die dan niet aan de kerkeraden bekend gemaakt? De nieuwe synode van Amersfoort was toch in zicht? Als men bezwaren had tegen het Groningsohe besluit, waarom deed men dan niet de normale stappen om dat besluit teruggenomen te krijgen, en een anderen aanpak der dingen te bewerkstelligen? Waarom kropen enkele broeders van onzen kant sarnen bij mensohen van gindschen kant in een conferentie? Men wilde toch kerkzaken doen? Het ambt aller geloovigen moest geactiveerd worden, vond men. Best! Maar dat houdt toch in, dat het bizóndere ambt tekort schiet of ontrouw is? Is dan niet het eerste, dat menschen als Bos, de Goede, Schelhaas etc. op de betrokken kerkelijke vergaderingen hun ambtsbroeders vermanen? Dat ze dat zoo noodijg doen met andere broeders samen? Maar nu gaven ze de hand aan menschen als Toornvliet en Volten, die de kerk van Christus mee hebben uiteengejaagd, en zeiden: komt broeders synodocraten, helpt u mee om ook ónze menschen wakker te krijgen. Ik had het vanzelfsprekend gevonden, dat ds Bos c.s. eerst in den geordenden weg hun bezwaren hadden kenbaar gemaakt; ik had het ook nog denkbaar geacht, dat ze eventueel daarna met andere vrijgemaakte broeders de reformatie onzer kerken via het ambt aller geloovigen hadden ter hand genomen, wanneer n.l. gebleken mocht zijn, dat de dragers van het bizóndere ambt ontrouw bleven en traag. Maar wat ik niet heb kunnen verstaan, is dat men direct een conferentie van enkele synodocraten en een gelijk getal vrijgemaakten heeft bijeengeroepen, een heelemaal niet kerkelijke vergadering — ik geloof ze'fs een zeer onkerkelijke vergadering — en dat men nu meent als niet-kerkelijke c o n f e r e n t i e te moeten en te mógen ingrijpen op het leven der kerken. Zoo heeft de Heere Christus ons nooit de taak der kerkreformatie aangewezen. Maar het is de geest van den tijd: heterogene conferenties, die aan het bizóndere ambt èn aan het ambt der geloovigen voorbijloopen en daarin hun onkerkelijkheid bewijzen, geven boodschappen uit en communique's, richten zich tot de leden der kerk, werpen zich op als regeerders der kerk, hoewel de Heere hen daartoe niet geroepen heeft, en dringen zich eigenmachtig in op het arbeidsveld en in den dienst van hen, die door de gemeente en mitsdien door God zélf daartoe wél geroepen zijn.

Het stond van meetaf voor me vast, dat kerkzaken zoo niet behandeld mógen worden, en dat daarom deze conferenties als zoodanig de reformatie der kerk nimmer bevorderen. Wij mogen, hoezeer we ook dö eenheid der kerk willen dienen, nooit de wegen verlaten, die de Heere ons in zijn Woord heeft bekend gemaakt.

Toch kon ik or met toe komen, tegen deze broeders te polemiseeren. Want ik achtte het wel ondoordacht en overijld, v/at ze ondernamen; maar ik vond het woord van ds Bos in zijn concrete voorstel toch spontaan, impulsief en warm. Sommige dingen waren me wel onbegrijpelijk, maar ik was toch overtuigd van de goede trouw. Ik dacht ook: ze zullen zelf wel heel gauw inzien, dat het zoo niet mag en zoo niet gaat. En vooral: ik zag op tegen de verdrietelijkheid van een polemiek. Het maakt je zoo moe, en onze menschen worden ook moe. Het is toch ook ontzaglijk afmattend: eerst de jaren van strijd voor de vrijmaking, toen drie jaren een moeizame correspondentie met de deputaten van ginds, waarbij ze stelselmatig de kwesties ontweken, en door vrome woorden al maar de reformatie saboteerden; we vorderden niets. Op den duur ben je het zoo beu; en het verveelt den menschen ook, steeds maar dezelfde dingen te lezen, 'k Heb vaak gedacht den laatsten tijd: wat is het toch ellendig, dat we telkens weer „worden opgeho'uden, en aan thetisch, positief werk bijaa niet toekomen. Wat zijn er niet een massa dingen, wasir we noodig eens positief aan moesten beginnen. En je kunt achter de kerkkwestie maar nooit een punt zetten. Dus dacht ik, en ik heb het ook wel tot anderen gezegd: maar eens zien, wat er van Oosterbeek komt.

Maar er komt toch een oogenblik, waarop zwijgen bepaald onverantwoord gaat worden, en je eenvoudig den vermoeidheidsfactor niet meer mag tellen, omdat de Heere tot den strijd roept. Ik geloof, dat ten aanzien van Oosterbeek dat moment nu is gekomen. En nu moet ik wel tot het begin teruggaan.

Iedereen heeft ongetwijfeld gevoeld den warmen en bewogen toon, waarin ds Bos zijn concrete voorstel formuleerde; diezelfde toon was er ook daarna vaak ik zijn artikelen. Maar nu moet ik eerlijk zijn: afgezien van de bezwaren die ik boven aanduidde, het meest heeft me g e h i n d e r d zijn herhaalde verzekering, dat hij deze dingen deed voor het aangezicht des Heeren. Ik herinner me niet precies meer, hoe al die zinnen precies geformuleerd waren. En ik vifeet ook, dat we alle dingen moeten doen in het diepe besef, dat de Heere ons ziet. Maar ik weet ook, dat we dat pas in de uitèrstenoodzaak mogen zeggen. Want dit beteekent: ds Bos ging telkens een eed zweren. En de Heiland heeft ons dat toch wel heel nadrukkelijk verboden. Zweert gansohelijk niet. En de Catechismus spreekt hierin ook heel duidelijk. Zondag 37 mag dan voor heel veel kerkmenschen een minder aantrekkelijke stof zijn, hier wordt toch het hart van ons christelijk leven geraakt. Als we op het punt van den eed slordig worden, worden de fundamenten van 't Christelijk leven geschokt. Het is me opgevallen: als je eens in een gesprek enkele bezwaren tegen Oosterbeek ca. opperde, kreeg je telkens weer te hooren: „maar ds Bos bedoelt het toch zoo vroom; hij zegt telkens, dat de Heere zijn hart kent". De eeden oefenden hun invloed op de menschen, ze vroegen niet meer of dit behoorde tot het „een réchten eed zweren", en of deze bezworen voorstellen en plannen naar dsn wil des Heeren waren. Dat is het verschrikkelijke van den eed, dat hij heel vaak het blinde geloof aanv/akkert, maar zoo het ware geloof verhindert. En daarom belemmert om i» de waarheid te wandelen.'

Ik zeg niet, dat ds Bos dit bedoelde. Maar Christus had ook tot hem gezegd: laat zijn uw woord ja ja, neen neen, en wat boven deze is, dat is uit den booze. Waarom noemde hij niet simpel de feiten, en gaf hij niet zonder meer zijn argumenten; waarom moest alles het karakter hebben van een eed?

Daarmee hangt samen mijn bezwaar tegen de g e - beden van Oosterbeek. Men heeft in beide beknopte communique's dat aan de menschen bekend gemaakt, . dat men samen gebeden had. Oosterbeek I: „Zij hebben samen, elkaar over en weer als broeders in Christus erkennende, gebeden, gedankt en gezongen".

Oosterbeek II: „hebben onder gebed" met elkander ernstig gesproken'"

Ik begrijp van dit gebed niets. O ja, het is een gewoonte om elke vergadering met gebed te beginnen. En ieder Christen zal voor hij tot zijn arbeid gaat daarover den zegen des Heeren vragen. Ik kan me dus begrijpen, dat Ds Bos toen h\j naar Oosterbeek meende te moeten gaan, gebeden heeft, zooals ik dat ook van ds Toornvliet verstaan kan. Maar ik zit met het probleem van het gemeenschappelijk gebed.'Ik weet niet met welke formule ds Bos is geschorst; het feit ligt er, dat ook hij door ds Toornvliet e.s. tot de scheurmakers gerekend wordt. Nadat officieel die zonde bewust naar het avondmaalsformulier was gekwalificeerd en naar de K.O. desgelijks. Geen sterveling mag knoeien met de formulieren, zeker niet als hij bidden gaat. Als ds Bos dus door ds Toornvliet als • scheurmaker wordt aangewezen, dan verkondigt hij hem, dat hij geen deel' heeft in het rijk van Christus vanwege een zonde, die in elk lid der afsnijding waardig is. Scheurmakerij is altijd een zonde, die den broedemaam onwaardig maakt, en die daad verbreekt den broederband.

Nu komen ze bijeen om over dat droeve feit te spreken. Maar ze beginnen met samen elkaar als broeders aan den Heere voor te stellen, a l s o f er geen scheurmaker ij in geding is.

Ik huiver voor zulk een gebed. Hizkia breidde de brieven uit voor het aangezicht des ïleeren, en bad: o Heere, doe Uw oogen open en zie en hoor al de woorden van Sanherib. Als men in Oosterbeek zoo eens geteden had: Heere, hier liggen de schorsingsbullen; doe Uw oogen open, hier ligt de tekst van het avondmaalsformulier en die van artt. 79 en 80 K.O.! Hoor

al de woorden, die ze in Uw naam over ons gesproken liebben. Maar men gaf handen rechts en links: broeder! Dag broeder! Toen zei men tot den Heere: hier staan de broeders voor U.-Men nam zelf de teksten niet serieus, van geen van beide kanten. De feiten noemde men den Heere niet, en ook elkasir niet; want het ging al dadelijk over bedoelingen.

Maar in den bijbel lees ik nog altijd: zoo gij dan uw gave op het altaar zult offeren, en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, laat daar uw gave voor het altaar, en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder, en kom dan enoffer uw gave. Verzoening dient voorafte gaan aan het offer, en daarom ook aan de offerande der gebeden. Maar men bidt in Oosterbeek, en moet na de tweede conferentie nog voorbereidend werkzaam zijn om den weg tot elkaar te vinden. De verzoening is nog niet geschied.

Waarom maakt men er zoo weinig ernst mee, dat de Schrift het „k w a 1 ij k bidden" bestraft? Is gehoorzaamheid niet beter dan offerande en opmerken dan het vette der rammen?

De menschen zeggen: ze bidden daar - samen! Nu gaat het goed! En ik denk, dat men met het oog daarop dit gemeenschappelijk gebed wereldkundig maakt. Wat men gebeden heeft, en h o e men samen bidden kón, dat verneemt niemand. Doch het volk moet weten, dat men samen heeft gebeden, gedankt en gezongen. Men maakt de gebedshandeling publiek. Maar ik mis daarin den heiligen ernst tegenover God. En de mededeeling van. het gebed heeft plaats, vrees ik, „opdat ze van de menschen gezien m.ogen worden". Maar Christus zegt van zulke bidders, dat ze hun loon weg hebben; hun loon is, dat de menschen hen prijzen, een loon bij den Vader is er dan echter niet. Gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer. En bidt geen ijdel verhaal van woorden. En uw Vader zal het u in het openbaar vergelden. "

Ik mis hier zoo geheel den stijl van de bergrede.

En ons volk moge zich niet door deze eeden en gebeden laten betooveren. Als onze deputaten motiveeren waarom ze niet mógen, ingaan op het voorstel van de Zwolsche gedeputeerden, om de handelingen te beginnen met gemeenschappelij k gebed en in die acte als éérste daad Voor God en menschen elkaar als broeders te erkennen, dan gaan er stertmien op, dat die weigering liefdeloos is en onbroederlijk. Als de Amersfoortsche synode het besluit neemt om gezien de feiten geen nieuwe deputaten voor „samenspreking" te benoemen, dan zeggen diezelfde menschen: onbroederlijk. En ze vergeten dan maar, dat dat besluit ook is omlijst met gebeden en dankzeggingen. Ik vind het best, dat men ri.an niet zegt: ze hebben gebeden! Want een besluit wordt niet goed door begeleidende gebeden; de vraag is maar of het besluit zélf is naar de wet Gods. Laat men dan dus maar niet over gebeden praten, maar op de Amersfoortsche argumenten ingaan. Doch ik kan het heel slecht hebben dat diezelfde menschen opeens zoo enthousiast over Oosterbeek zijn, en zeggen: toenadering, want zie, ze bidden. Ze bidden samen, en noemen elkaar al bij voorbaat weer „broeders". Zoolang men over de feiten heenloopt, beteekent die broederlijkheid niets, en zijn die gebeden als aote-van-erkenningals-broeders-over-en-weer (bidt men nu eigenlijk tot Gód of tot de menschen? ) — ik zeg: zoolang zijn ook die gebeden slechts verwij dering; immers vervreemding van Gód en de heiligheid van zijn troon, en daarom ook een kracht van verwijdering tusschen de menschen, die elkaar naderen.

Waar is hier de ernst? Ik zou die vraag misschien nog niet gesteld hebben als de vorige week niet verschenen was het persverslag van het optreden van ds Bos in Stadskanaal, waar hij o.a. beweerde, dat als de „groote Klaas" zegt:2x2 = 7, direct 80 pet. van ons volk hem dat na zegt. Dat beteekent: at als K. S. een grove onwaarheid zegt, bijna al onze menschen hem in den leugen volgen. Ds Bos zegt zoomaar, wat de synodalen ook' altijd weer zeggen, dat het bij ons een „Schilder-zaakje" is. Hij beweert dat van laat ik zeggen 75.000 menschen, van wie hij er misschien 1000 kent. Dan vergaat me de lust tot debatteeren, en ik zeg alleen maar: oo grove laster in den mond van hem die van zijn actie telkens zegt: voor Gods aangezicht". Spaar me uw eeden, ds Bos, want U zegt lichtvaardig en zonder eenigen ernst schandelijke dingen van de meesten uwer broederen.

Een persoonlijke uitval van een emotioneel man tijdens een debat? Ik geloof het niet, want enkele dagen later zit hij met de Goede, Schelhaas, F. L. Bos, de Waard, Troost weer in Oosterbeek, onder g e-b e d e n ! ! en dan lasteren ze samen, biddende, weer even gruwelijk over hun broederen: de kerkelijke gemeenschap werd ondermijnd door de wijze, waarop vele!! bezwaarden agitatie hebben gevoerd" (slot stelling VIII). Bewijzen? Ho maar. Persverslag immers? Maar ze sturen dit de wereld in, d e z e n laster ook, „met de bede, dat de Heere deze woorden moge gebnflken om het ambt dergeloovigen te activeere n". Ik begrijp er geen jota meer van, wat zij als het ambt der geloovigen zien. Moeten' de menschen in hun ambt der geloovigen nu maar gaan roddelen, omdat de heeren in Oosterbeek onder gebeden verdachtmakingen lanceeren? Ik begrijp niet, waar ds Bos den moed vandaan haalt om zijn broeders voor 80 pet. publiek te beleedigen en dan ook nog meent daardoor het ambt der geloovigen te activeeren. Want dit is een pertinente onwaarheid. Niet K. S. zegt:2x2 = 7, maar Ds Bos in zijn vulgaire soheldpartijtje en zijn kornuiten in hun gedrukte communiqué zeggen:2x2 = 7; en dan BIDDEN ze, ^dat de Heere alle geloovigen in hun. ambt van Zondag 12 bewegen zal tot het herhalen van dezen laster.

Zoolang dat gehandhaafd blijft, geloof ik ook niets \an den ernst der eeden en gebeden.

Bedoelingen en handelingen

De menschen van Oosterbeek spreken nu in dit communiqué in 11 punten „hun overtuiging uit". Ja, dat interesseert me weinig, want het is subjectivisme. Ik voel meer voor de f e i t e n. En in ieder geval hooren we in dit communiqué niets van de feiten, die de heeren tot hun overtuiging hebben gebracht. Als ze vruchtbaar werk hadden willen doen, hadden ze feiten moeten bekend maken, en normen moeten verkondigen. Want alleen daardoor kan en mag het ambt der geloovigen worden geactiveerd. Nu maken ze alleen maar hun subjectieve overtuiging bekend, en ze probeeren die ingang te doen vinden door het al even subjectieve motief van gebeden en gezangen. Maar dat is toch zeker geen activeering van het ambt der geloovigen? Ik meende nog altijd, dat het ambt een opdrach.t inhield, een mandaat, een instructie. Toen ik indertijd in mijn ambt bevestigd werd, heeft gelukkig geen sterveling me opgehouden met zijn persoonlijke overtuiging, doöh men heeft uit de kerkelijke foimulieren mij voorgelezen, wat het Woord zei over mijn taak als dominee, en men heeft me vermaand die taak getrouw te volbrengen. Dat was activeering van het ambt. En als men het ambt' der geloovigen activeeren wil, houd den menschen dan Zondag 12 voor, en de 10 geboden, maar niet uw 11 Oosterbeeksehe overtuigingen..Die zijn geen norm. Verkondig als het om de goede werken gaat toch alleen de wet Gods, en niet wat op uw goeddunken en op uw ménschelijke inzettingen gegrond is. Moeten we nu heusch elkaar weer het. abc gaan leeren? Uw heele spreken over het , , ambt der geloovigen" en de activeering ervan is een mooie naam, waarmee U de menschen tracht te spannen voor uw Oosterbeeksehe karretje; maar ze moeten trekken den wagen Gods. Uw stellingen raken in feite nergens den dienst Gods, doch uw subjectieve hereenigingsideetjes en - weggetjes.

Subjectivisme, wat de klok slaat. Eeden, gebeden, overtuiging. Maar we zijn er nog niet. Want in I spreekt men uit, dat de „Gereformeerde Kerken" in haar synoden van 1942—43 ongetwijfeld de b e d_o e-1 i n g hebben gehad, de wacht te betrekken bij de waarheid Gods etc. Het maakt me kriebelig: zullen we nu eindelijk eens niet over de feiten beginnen ? Waaruit U die bedoelingen ontwijfelbaar hebt opgediept, hoort geen mensch. Maar ik vraag me af, wat Acta eener synode zijn. Voor u zijn het blijkbaar psychologische mémoires, waarin een synode haar bedoelingen uit. Ik meende evenwel, dat we daarin de handelingen dezer vergaderingen vonden, opgeteekend. Het maakt me kriebelig, zeg ik; want hier blijkt dat men den bodem der feiten verlaat. En ik kan het heel moeilijk hebben, dat U louter goeds zegt van de bedoelingen der synode en zooveel kwaad weet van de bedoelingen der broeders (agitatie!).

Het was te vreezen, dat het dezen koers uit zou gaan. Want ds Bos had in zijn concrete voorstel dit pad al ingeslagen: heel wat fouten bij de synode, doch allemaal goed bedoeld. De liefdeloosheid etc. was aan den kant der bezwaarden. Nu, ik kom er nog wel op terug.

Bewijzen blijven weer achterwege. Maar nu Oosterbeek zich aldus uitspreekt over de bedoelingen der bekende synoden en zegt, dat die ontwijfelbaar goed waren, dan moge ik daartegenover stellen, met argumenten, waarom ik van-die ontwijfelbaar zuivere bedoelingen niets geloof.

Wantrouwen, zegt U? O neen, de feiten spreken hier duidelijk. Hoe is in '36 op de synode van Amsterdam de misère begonnen? Met een voorstel uit den koker van Hepp; geen enkele kerkelijke vergadering had erom gevraagd. Zooiets doet een synode niet, die de wacht betrekken wil bij de waarheid Gods. Hoe is het daarmee gegaan, met dat voorstel? De wildste beschuldigingen zijn geuit; niet van eenzijdigheid hier of daar, maar van confessioneele ontrouw, „erger dan in Assen". Wat U in IV zegt over het afwijzen van „bepaalde e e n z ij d i g h e d e n" is een legende; men begon met de k e 11 e r-jacht. Zulke legenden dienen de hereeniging niet. U weet precies evengoed als ik, hoe partijdig en bevooroordeeld men een onderzoek instelde: de meeningen van Waterink niet, die van Vollenhoven wel; die van Aalders niet, die van Schilder wel. Noemt u dat de wacht betrekken bij de , waarheid Gods? God vloekt die partijdigheid. Collectief werden een aantal menschen in de verdachtenbank geduwd; namen werden officieel niet genoemd, alleen maar officieus gefluisterd. De wacht betrekken bij de waarheid Gods? O neen, alleen maar een wacht bij een aantal gangbare meeningen, en een jacht op wie die meeningen niet deelden. O ja, het is best mogelijk, dat deze of gene op de synode niet begreep wat er gebeurde. Maar de figuren die aan de touwtjes trokken! Zonder eenige aanklacht werd zoo maar een aantal ongenoemden publiek in staat van beschuldiging gesteld. Kijk, ik geloof van orthodoxie niets als er zoo met de geboden des Heeren wordt gespeeld. De Farizeën waren ook erg precies op hun inzettingen; maar Christus zei: uw ethiek, mijne heeren. Gij laat na de barmhartigheid en de trouw en het recht. Toen sprak Hij niet meer van goede bedoelingen, doch noemde hen „geveinsden". Wie voor de waarheid Gods in brand staat, en de wacht betrekt, wacht zich voor lichtelijk en onverhoord beschuldigen en veroordeelen; anders heet hij bij Christus een „geveinsde".

Hoe ging het daarna met de commissie? Weet U niet meer van Greijdanus, Schilder, Vollenhoven? En de diplomatie tegen hen?

Toen in '42 de uitspraken, terwijl aan sommigen de mond gesnoerd was. En toen de groote massa der Gereformeerden smeekte de zaak niet door te zetten. En toen er tenslotte uitspraken kwamen, waarbij niemand werd gerehabiliteerd, waarbij ze bedektelijk werden veroordeeld. U zegt: goede bedoelingen ongetwijfeld, doch ik vraag: waar waren de barmhartigheid, de trouw en het recht?

Was de geest in '42 goed op de synode? Och kom; ' ik heb het zelf van nabij meegemaakt, want ik heb toen op het matje moeten komen.

Nu zal ik eindelijk het verhaal maar eens doen, juist omdat U de synoden van '42—'43 noemt. Het conflict tusschen de synode en Amersfoort viel in dien tijd. November 1942.

De synode had pas haar ultimatum aan Greijdanus en Schilder gesteld. En Amersfoort kreeg kennis daar-, van; ik mag het nu wel zeggen: van Prof. Greijdanus. Al beweerde Prof. Ridderbos, dat Schilder er achter zat. Amersfoort besloot de bes'.uiten sinds het moment der zelfcontinueering vooralsnog en zonder meer niet voor vast en bondig te houden, gaf daarvan kennis aan alle kerkeraden en wendde zich tot de classis. Enkele dagen later kregen de kerkeraden een tweeden brief van Amersfoort, waarbij werd meegedeeld dat het eerste schrijven werd ingetrokken om den vrede der kerken te dienen.

Meer wisten de kerken niet, maar ondertusschen was er heel wat gepasseerd.

We hadden op Maandag classisvergadering gehad, en de classis benoemde een deputatie om op Dinsdagavond met den kerkeraad te spreken en hem het oordeel der classis bekend te maken. We hadden nooit kerkeraad op Dinsdag, en het was een lastige avond, en moeilijk om de leden te convoceeren. Maar we voerden geen agitatie en werkten dus mee. Toen ik 's avonds op den kerkeraad kwam, zat daar een deputatie van de synode: de voorzitter Ds Meijster, de professoren Den Hartogh, Nauta en J. Ridderbos en Ds P. de Jong. Ze waren niet genoodigd. Maar ik heb ze laten zitten, we voerden geen agitatie. Hoe ze wisten, dat de 'kerkeraad vergaderde? Och, ze hadden hun handlangers wel. Toen is er heel wat gepraat. En we kwamen niet klaar. En de synodedeputaten wilden graag, dat het modéramen van Amersfoort den volgenden dag in de Oosterkerk nog eens met hen kwam praten. Het uur werd ons genoemd. En we gingen, we

voerden. geen agitatie. Toen we er kwamen, op het afgesproken uur, hebben ze ons meer dan een uur laten blauwbekken in de onverwarmde kerk. Toen begon de samenspreking.

Ds Meijster zei toen, dat ons schrijven den indruk had gewekt, alsof Amersfoort agitatie beoogde, en het kerkverband verbrak.

Toen hebben onze afgevaardigden gezegd, dat ze niet begrepen, hoe die indruk kon ontstaan: we hadden slechts een médedeeling aan de kerken gedaan; geen adhaesiebetuigingen gevraagd; aan verbreking van het kerkverband geen seconde gedacht: we gingen immers met ons besluit naar de classis? En ze boden, geheel uit eigen beweging, aan om een tweede rondschrijven aan de kerken te richten, waarin zou staan, dat ons eerste schrijven een zuivèrinformatorisch karakter droeg; dat de kerkeraad natuurlijk het verband niet verbrak en dat, indien de synode onverhoopt niet tot andere gedachten kwam, we in den gang van zaken wilden berusten.

Maar toen kwam de aap uit den mouw: „berusten" was veel te zwak, Amersfoort diende zich te onderwerpen. En voorts: het eerste rondschrijven moest form, eel worden ingetrokken. We hebben gevraagd, op welk artikel van de K.O. die eisch rustte, maar kregen geen ander antwoord, dan dat onze brief in strijd was met den aard van het kerkverband.

Toen we tot Intrekking niet bereid waren, liet één der synodedeputaten al doorschemeren, dat het dan tot onze schorsing en afzetting zou komen. Tenslotte zei de synodepraeses — ik heb dat letterlijk opgeteekend: „Elke formuleering, waar b ij het stuk niet formeel wordt ingetrokken, zal de synode niet slikken. De synode zal dan onmiddellijktot de pijnlijkste maatregelen overgaan." De heer Stap, mede-Oosterbeekiaan, was er bij tegenwoordig!

Goede bedoelingen, zegt U? O neen, louter een prestige-en machtskwestie. Op dat officiëele dreigement hebben we, omdat de gemeente volkomen onkundig was en in grooten nood zou komen, toegegeven. Of men dat verstandig of laf wil noemen, interesseert me niet. Ik weet alleen maar, dat het ontzaglijk bitter was te zwichten voor het grofste onrecht.

Toen was de kous af ? O neen, toen we 'opstonden, vroegen ze ons, welken brief we nu gingen schrijven, in welke bewoordingen we ons intrekkingsbesluit aan de kerken zouden meedeelen. Ik antwoordde, dat de kerkeraad daarover zou beslissen. Maar we waren niet meer vrij in de redactie. De synode moest den tekst eerst hebben goedgekeurd. Ik heb geprotesteerd, en Ds van den Bom niet minder; maar de stok stond achter de deur, de stok waarmee men ook de onderd a n i g e n wilde slaan. Prof. Ridderbos heeft het briefje geconcipieerd, 's avonds is dat door de synode goedgekeurd, en toen kregen we een telefoontje, dat we dat aan de kerken mochten schrijven. Je reinste terreur. En toen schreef de synode ook een brief aan de kerken, waarin ze haar blijdschap uitsprak over .de - houding van Amersfoort, en waarin ze de andere bezwaarde kerken opwekte dit voorbeeld te volgen. Ze zei niet, dat Amersfoort gedwongen was, en evenmin dat dit briefje niet door óns zelf was ontworpen. Ze prees de zoete jongens, maar vertelde niet op welke manier men ze murw had gemaakt.

„Ongetwijfeld de bedoeling om de wacht te betrekken bij de waarheid Gods", zegt U nu, nietwaar? U kunt me meer vertellen! En uw overtuigingen interesseeren me geen zier. Ik heb toen voor het eerst begrepen, hoe ernstig de situatie was en dat het kwaad tenvoUe was besloten. En toen we naar het station liepen, heb ik tegen Ds van den Bom gezegd — we waren allebei verbijsterd en geslagen —: nu duurt het geen twee jaar meer. Dat was heusch geen profetische geest, maar ik had in die enkele uren in de Oosterkerk begrepen, welke geest de kerkelijke samenleving dirigeerde. Schilder was dan ook binnen twee jaren al afgezet, Greijdanus geschorst, etc. etc.

Praat nu maar in Uw communiqué over de bedoelingen van de synode, en zeg maar: „ongetwijfeld" en „overtuiging" en suggereer dit maar aan het uiteengeslagen volk met gebeden en wat dies meer zij. Maar in 1942 was de synode bereid om over 1 ij ken te gaan. Vertel deze feiten nu maar eens aan de menschen instee van uw legenden. Misschien begrijpt U toch een beetje, waarom ik het niet neem, dat U de bedoelingen der synode prijst, en vele bezwaarden van agitatie beschuldigt.

Het is gemakkelijk om in Ooster beek dierbare woorden te schrijven over de bedoelingen van de synode van '42: U hadt maar eens in de Ooster kerk aan de Maliebaan in '42 op het matje moeten komen. Zooals Ds van den Bom en ik.

U bidt daar samen in Oosterbeek, heel broederlijk. Nu, Prof. Ridderbos heeft de boven vermelde handelingen ook met gebed besloten. Ik heb er bijgestaan met de iianden in mijn zak. En zegt U nu maar gerust, dat ik liefdeloos en goddeloos was, omdat ik niet meebad. Maar ik zou het vandaag weer doen. En ik zeg tot iedereen, die betrokken wordt in zulk een gebed: de oogen open, en handen in de zak. Want onze God is een verterend vuur.

Activeering of narcose?

In het vorige artikel sprak ik over de Oosterbeeksche overtuiging omtrent de ontwijfelbare bedoe.ingen der Synode van '42. En ik zei', dat ik daar geen woord van gelooven Igjn, eenvoudig omdat de feiten heel anders spreken.

Maar men noemt ook de synode van '43. Was daar de bedoeling dan misschien wel om de wacht te betrekken bij de waarheid Gods? Het spijt me, dat ik weer moet opponeeren. Wcintrouwen? Ach neen, weer heel simpele feiten.

Want de kerkeraad van Amersfoort heeft bij de synode, ^van '43 een bezwaarschrift ingediend, opgesteld door Ds Popma; en daar bij gevoegd een door mij geschreven bijlage. Daarin was o.a. — we noemden veel meer dingen — ook een verslag gegeven van de behandeling, die de kerkeraad van de synode van '42 had ondergaan; en we vroegen aan de synode om aan de kerk«n garanties te geven, dat dergelijke dingen niet weer zouden gebeuren. Die synode betrok de wacht bij de waarheid Gods o.m. met betrekking tot de rechte beteekenis van den Heiligen Doop, zegt U. Nu wat die beteekenis van den doop aangaat, het doopsformulier spreekt dan ook breedvoerig van de nieuwe gehoorzaamheid. En de synode, die, de wacht betrekt op de door u geponeerde wijze, zal zich, dunkt me, dan ook ernstig rekenschap geven van de vraag, of die nieuwe gehoorzaamheid betracht was in de wijze, waarop de synode Amersfoort behandelde. Het ging toch immers niet om een verbonds beschouwing en een doops-theorie, maar om de „rechte beteekenis van den doop", die niet theoretisch, doch practisch is? Wat heb ik aan een synode, die leeruitspraken over den doop formuleert terwijl ze zelf met de nieuwe gehoorzaamheid speelt?

Nu, laat me maar heel kort zijn: de synode van '43 heeft op de klachten van Amersfoort in dezen maar heelemaal niet geantwoord! Zeker omdat ze bedoelden de wacht te betrekken etc? Laten we ons maar houden aan de feiten, want ook synodes kennen we aan de vruchten.

Waarom zegt U deze dingen over de bedoelingen der synode? Zelf hebben de synodes telkens gezegd, dat ze niemand om de leer hadden bemoeihjkt, doch dat het een ordekwestie, was. Ik weet wel, dat er wel sommige menschen moeilijkheden kregen vanwege de leer in feite. Maar U spreekt over bedoelingen. Welnu, ze hebben zelf telkens gezegd, dat ze het gezag der synode bedoelden te handhaven; en zoo zijn de leeruitspraken ook gehanteerd, niet ter beveiliging van de waarheid Gods. Prof. Ridderbos (H. N.) heeft toch ook heel duidelijk gezegd, dat het niet vastzat op de leer, maar dat men al die jaren gezocht had den partij-geest te bedwingen. Het ging tegen het Schilder-schisma, zei hij immers? Ik wou wel eens weten, hoe U aan Uw overtuiging komt, dat de 'synode ongetwijfeld bedoelde voor de waarheid Gods te waken, terwijl haar daden en haar eigen woorden omtrent die bedoelingen een heel ander getuigenis geven.

Het y'eft me, dat U niet spreekt over de synoden zonder meer, maar over „de „Gereformeerde Kerken" in haar synoden". Dus het gaat niet maar over wat synodeleden bedoelden, maar het is veel breeder: U is overtuigd ten aanzien van de bedoeling der kerken, die in synode bijeenkwamen. Maar die kerken waren in meerderheid tegen de behandeling , der leergeschillen. In '36 hadden ze om leeruitspraken niet gevraagd, en in '42 waren ze in groote meerderheid tégen een voortzetting der kwesties. De kerken vonden het dus heelemaal niet noodig, dat de wacht betrokken werd. Toch was het.haar bedoeling, zegt U? De synode ging haar gang tegen de uitgesproken bedoeling der kerken in.

O ja, ik weet het \*el; vele kerken legden zich klakkeloos bij de besluiten neer, en voerden ze slaafsch uit. Maar deden ze dat met de bedoeling en in de overtuiging, dat ze zoo de wacht betrokken bij de waarheid Gods? Weineen, ze waren verlegen met het geval; ze haatte de misère die de synode ze berokkende. Ze durfden eigen zelfstandigheid tegenover de synode niet te handhaven.

Was in de kerk van Amersfoort b.v. ooit gebeurd, wat er in '45 is gepasseerd, als de synode niet bevolen had een bepaalde leer te prediken en wie dat weigerden te schorsen? Nooit! Die kerkeraad zag heusch wel toe op de leer, doch hij heeft nooit aan Ds van den Born of mij ook maar één vermaning gericht inzake onze preeken. Toch zijn wij beiden afgezet. Omdat de kerkeraad de bedoeling had de wacht te betrekken bij de waarheid Gods?

Kom, kom; toen in Juni '45 de zaak aan de orde kwam, zei de ééne ouderling, dat hij me „op het dogmatische" niet aangepakt wilde zien, een ander, dat hij de kwestie niet beoordeelen kon, maar dat de synode voor • hem autoriteit was; een derde beklaagde zich, dat ik de zaak aan den kerkeraad had voorgelegd, en niet eigener beweging was heengegaan etc. De wacht betrekken bij de waarheid Gods, zegt U?

U zult misschien zeggen: leen plaatselijke aangelegenheid. Ik geloof dat niet, want onder de Oosterbeeksche conclusies staat ook thans weer de naam van dhr I. Stap, lid, en als ik het wel heb ook ouderling van de gebonden kerk van Amersfoort. En daaruit kan ik het iedereen duidelijk maken, wat Oosterbeek eigenlijk is.

Want in Juli '45 was de behandeling van de kwestie op den kerkeraad te Amersfoort zoover gevorderd, dat 31 van de 60 leden verklaard hadden zich niet te binden aan de leeruitspraken, noch aan de op grond daarvan geschiede tuchthandelingen. 4 Juli werd dat ^en kerkeraadsbesluit. 6 Juli ging het over de wijze van uitvoering van dat besluit. Ik had nog maar een paar opmerkingen daarover gemaakt, toen de minderheid onder leiding van Ds Popma verklaarde, dat wij het kerkverband gebroken hadden, dat dat zonde was, dat zij (de 29) thans de wettige kerkeraad van Amersfoort waren, en dat er niet meer te praten viel. We stonden toen nog allemaal binnen het oude verband, maar de minderheid proclameerde zichzelf tot wettige kerkeraad, en zei den eerstkomenden Zondag afzonderlijk te willen vergaderen. Toen verdwenen ze, en pas daarna \del het besluit tot vrijmaking. Ik sla maar over, welke beweringen die mmderheid deed over wat er op den kerkeraad gebeurd was. Maar Zaterdag 14 Juli .'s avonds om 11 uur vond ik een brief in de bus, waarbij me werd meegedeeld, dat ik met ingang van 11 Juli was afgezet, omdat ik scheurmakerij had gepleegd, afzonderlijke kerkdiensten had be-. iegd; verder stond erin, dat ik evenals de 30 anderen ais „trouw-ambtsdrager in de gemeente van Christus niet meer geduld kon worden" en het eindigde op de gebruike.ijke wijze met heilbede en broedergroeten.

Atgezet door de classis op grond van artt. 79 en 80 K.O. Maar, ik hoorde dat pas drie dagen later, want de classis had ons niet gehoord, nietvermaand, niet geschorst, zoomaar pardoes afgezet op grond van een valsche beschuldiging.

De wacht betrekken bij de waarheid Gods?

Toen was de heer Stap geen lid van den kerkeraad. Maar d.enzélïden Zaterdag handelde de heer Stap in het ambt-van-alle-geloovigen. Want hij liet mee anderen mee, een „ingezonden" plaatsen in de synodocxatische kerkbode; het werd ook aan ons ter p.aatsmg aangeboden, doch door mij geweigerd. Dat ingezonden SLUk luidde aldus:

„Aan alle leden der Gereformeerde Kerken van Amersfoort.

Ondergeteekenden, ernstig bedroefd over het conflict m onze Kerken en in 't bijzonder in onze plaatselijke Kerk, doen een dringend beroep op de consuientie van al nun broeders en zusters, om niet mede te werken aan het verbreken van het verband met onze Gereformeerde Kerken. Zelis indien er fouten mochten zijn gemaakt aan de eene of de andere-zijde, is het toch onze overtuiging, dat we alles moeten doen om de van God geboden eenheid te behouden, of, waar d.e te loor ging, te herkrijgen". Dan vo-gen de namen, o.a. van I. Stap.

Ik schrijf dit over, niet omdat het anders van zooveel belang is, maar omdat diezeifde I. Stap thans weer over de nereeniging schrijft, en het ambt aner geioovigen activeeren gaat met ds Bos c.s. Nu moet IK aan dat briefje denken van 14 Juli '45. Ik laat dat meervoud „kerk en" in het adres maar loopen. Maar wat openbaarde de heer Stap toen? Droefne^d over IICL coniuct; een dringend beroep vanwege het ambt aller ge.oovigeu op de consciëntie van alle broeders en zusters. Tot zoover ging het nog. Maar een beroep op de consciëntie beteekent onder Gereformeerde menschen: hun de wét Gods voorhouden. En hun de feiten voorleggen, opdat ze die aan den geopenbaarden, wil Gods zouden toetsen. Niet aldus dhr Stap. Hij iaat — en dat is typeerend — de schuld-vraag in het midden. Of er fouten zijn gemaakt, en zoo ja aan wélken kant, zegt dhr Stap met. Maar tóch: wie geiyk heeft, maken we niet uit; doch blijven aan den kant van de synode. Dat gebiedt Gód, zegt dhr Stap, althans dat is mijn „overtuiging". Hij had dus toen ook al een overtuigirtg inzake de eenheid, net als in Oosterbeek. Maar vanwege die overtuiging wekt hij op aan de vr ij making niet mee te doen. tiet eenige, wat hij nog min of meer in uitzicht stelt, is het herkrijgen van de eenheid. Hij spreekt niet over het wegdoen van de zonde, die de scheur bracht. Die kwestie blijft in het midden.

Eenheidsprofetie, die de kwesties onbeslist laat, op eenheid aanstuurt, doch van vrijmaking niets hebben moet, en daartegen het ambt aller geloovigen activeert. Eenheid, ook al is de binding aan de leeruitspraken fout, ook al 'zijn de afzettingen onjuist, zegt dhr Stap. God gebiedt de eenheid naar mijn overtuiging, hoe ook de kwesties liggen. En zoo richt hij zich tot de consciëntie van alle broeders.

Nu hij opnieuw via Oosterbeek de eenheid propageert, is het voor iedereen van belang om te weten, wat dhr Stap tot herkrijging der eenheid, waarvoor hij naar zijn eigen woord, in gemoede „overtuigd" was „alles! te moeten! doen" sinds 14 Juli '45 heeft gedaan. Hij heeft niets gedaan, niets anders dan nu in Oosterbeek een nieuwe exclamatie aan het papier toevertrouwen.

Hij had sinds Juli '45 best tijd gehad om de kwestie fe onderzoeken, en bij gebleken fouten van de zijde der synode daartegen kerkeraad en gemeente te activeeren via een gravamen b.v. Dat is niet geschied.

Hij heeft zich, sindsdien een benoeming tot ouderling laten welgevallen, en is gaan zitten op de plaatsen, waarvan men ons op een schandelijke wijze verdreven had; hij heeft schorsingen, of neen, het waren alleen maar afzettingen in dit geval, gesanctioneerd en ook ambtelijk de vrijmaking tegengestaan.

In het laatste jaarboekje van zijn kerkengroep stond onder de officieele mededeelingen van Amersfoort achter den naam van Ds van den Bom en mij de aanteekening: zich onttrokken. Daarover heb ik aan dien kerkeraad geschreven, en toen een briefje ontvangen, o.m. met dezen zin: „In het midden latende of de woorden „zich onttrokken" juist of onjuist zijn, wil de kerkeraad er wel moeite voor doen, dat in het volgende Jaarboek deze mededeeling niet meer voorkomt". Ook dhr Stap is lid van dien kerkeraad, die wel ergens moeite voor wil doen, maar weer de feiten in het midden laat. Notabene, ik vraag toch geen vriendelijkheidje van die menschen ? Ais het waar is, moet die mededeeling blijven staan; is ze onwaar, dan moet die kerkeraad vanwege de waarheid en het recht Gods dat terugnemen. Wat heb ik aan alle mogeüjken ijver van dhr Stap, zoolang hij de eenheid propageert maar de kwesties in het midden laat?

Nu zie ik zijn handteekening onder Oosterbeek staan. De man, die al jaren het ambt der geloovigen tot de eenheid activeeren wil, maar nooit eens de kwesties stelt, en daarom het ambt der geloovigen in slaap wiegt. Het ambt der geloovigen was voor hem: bij e'.kaar blijven en komen, < en ook achter zondige besluiten der synoden zich stellen. Synoden kunnen wel fouten maken, zegt hij; maar dan gebiedt Gód ons onder die synode bijeen te blijven. En deze man zou nu onze menschen kunnen activeeren in het ambt aller geloovigen? De man, die activeert tot onderworpenheid aan een sy-'node, en de kwesties open laat? Die als ouderling nog niet één protest heeft ingediend tegen de schande der afzetting, doch die alleen maar helpt om die schande te verbloemen door officieel afzetting te laten vervangen door „zich onttrokken", en die het volgend jaar wel weer wat anders wil gaan zeggen, echter alt ij d in het midden latende hoe de dingen nu precies zijn?

Eenheidsapostolaat, dat het ambt der geloovigen zégt de activeeren, doch de menschen alleen maar onder synodocratische eenheids narcose brengt. Is dat nu de wil van God, dat 11% avondmaal moet yieren met menschen, die eerst in het midden laten wat men aan de broeders doet, ' en die daarna in het midden laten, wat men over de broeders zegt?

Want zoo gaat het. Kort geleden was ik op een morgen in mijn vroegere wijk, en ik kwam bij een mevrouw, die zei dat ze ook weer was „teruggegaan". „Het was toch maar zoo'n klein verschil". Toen vroeg ik, waarom we dan waren afgezet, en of soheurmakerij niet een heei groot verschil was, een verschil tenslotte zoo diep als de hel. Mevrouw antwoordde: „U is heelemaal geen • scheurmaker; de ouderling, die me bezocht, zei nog expres: van den Bom en Holwerda beschouwen we heelemaal niet als scheurmakers. Als ze wilden, ze konden Zondag zoo terug komen". Hereeniging? Maar de kwesties worden al meer bedolven door leugen. Je kunt soms tandenknersen, omdat je zoo machteloos staat tegenover de eenheidspropaganda, die de kwesties in het midden laat en ook begraaft, a!s de hereeniging maar wordt bevorderd.

Daarom bedroeft het me, dat ik de handteekeningen van Bos, de Goede etc. hier broederlijk zie staan naast die van dhr Stap. Allemaal aansturen op hereeniging, allemaal het ambt der geloovigen activeeren. Ze hadden hem eerst eens moeten vragen, wat hij onder het ambt der geloovigen verstaat en hoe hij dat tot dusver heeft geactiveerd. Maar zónder naar zijn eigen activiteit tot dusver een onderzoek in te stellen, zeggen ze: „broeder Stap, U kunt zoo mooi met ons ook onze menschen activeeren in hun-ambt. Wij hebben U noodig, want Ds van den Born^is nalatig!" Welja: eenheid!

Bos, de Goede, de Waard presenteeren zich ongenood als Commissie voor Goede Diensten ook aan de vrijgemaakte kerkleden van Amersfoort, zeggende: Menschen, 't is bij jullie niets gedaan. Jullie brengen niets van 't ambt der geloovigen terecht. En Van den Bom activeert jullie niet. Wij hebben een prima kracht gevonden, die jullie activeeren kan en zal. Hierzoo: onzen synodocratischen broeder Stap. Hoort hem!

Begrijpt de v r ij g e m a a k t e Ds de Goede nu niet, dat hij hier aan de vrijgemaakten van Amersfoort den synodocraat Stap presenteert ...... nu ja, als OUDERLING (immers 't ambt der geloovigen activeerend? ), opdat hij zou bouwen wat de vrijgemaakte Ds van den Bom afbreekt, of althans laat liggen?

Ik zie Jan Schouten al Soekamo introduceeren bij de kiesvereenigingen ter activeering van het ambt aller Antirevolutionairen. (Men lette op het derde van vergelijking). Nonsens? Ja, in de politiek! Maar in de kerk kan alles, tenminste voor conferentiegangers.

kerk kan alles, tenminste voor conferentiegangers. En dan achteraf weer roerende verzuchtingen en schuldbelijdenissen, dat we niet in staat bleken om elkaar vast te houden! Laat men liever niet beginnen met de pas herstelde gemeenschap te ondermijnen, en daarin elkaar los te laten!

Twee maaS twee is zeven!

Ds Bos moet niet veel hebben van de rare rekenmethode van' K. S., die door 80 pet. van ons domme volk zoomaar wordt overgenomen. Hij zal mij ook wel rekenen onder die 80 pet. Maar ik geloof nog altijd dat 2X2 = 4, en daarom ben ik zoo tegen Oosterbeek.

Want wat waren nu toch wel de punten der leer, waarbij volgens Oosterbeek de synodes van '42—'43 ongetwijfeld bedoelden de wacht te betrekken? Hoort: „bijzonder met betrekking tot Gods souvereiniteit, de krachtdadigheid der genade, de leer der verkiezing in verband met de leer des verbonds, de volharding der heiligen en de rechte beteekenis van den heiligen doop".

Van die opsomming ben ik wel een beetje geschrokken. En Oosterbeek mag verzekeren onder gebeden, dat het „ongetwijfeld" aldus was, alle suggestieviteit ten spijt liggen de f e i t e n toch a n d e r s. In '42 ging het over „algemeene genade", over „zelfonderzoek", over de „onpersoonlijke menschelijke natuur van Christus", over de „pluriformiteit der kerk". Het is me niet duidelijk, waarom men een leeruitspraak over de „algemeene" genade doet, om de krachtdadigheid der „bizondere" genade veilig te stellen; evenmin, waarom en hoe men de „souvereiniteit Gods" handhaven kan door een uitspraak over het zelronderzoek des menschen; noch ook, dat men waakte over de leer van de volharding der heiligen toen men een uitspraak deed over de twee naturen van Christus. De wacht betrekken bij de waarheid Gods? Waarom kan die wacht dan opeens na '42 inrukken, als men eindelijk eens wat moet zeggen over de pluriformiteit?

Men moest nu eens geen fabeltjes verkondigen, als men van „ongetwijfeld" spreekt. O ja, in Nov. '43 zei de synode wel iets, dat heel in de verte wat op deze Oosterbeeksche catalogus van te bewaken waar-_ heden lijkt. Ds Bos deed toen ook al zoo enthousiast" daarover; het was van den Heere geschied, zei hij toen. Later, nog geen maand later, begreep hij, dat van een wonder geen sprake was geweest. Maar nu ZijU de oogen hem en anderen blijkbaar weer dicht gegaan.

Van dit lijstje hebben twee punten te maken met wat de synode werkelijk uitsprak. Voorloopig laat ik „de rechte beteekenis van den heiligen doop" maar even rusten. Maar het ging werkelijk over z o o i e t s als „de leer der verkiezing in verband met de leer des verbonds". We zijU wel ongeveer in de buurt, zegt Prof. Schilder nog wel eens, als een candidaat op een examen zoon antwoord geeft.

Maar als men het ambt der geloovigen activeeren wil, moet men precies spreken. Want dat de leer der verkiezing verband hield met de leer des verbonds was toch eigenlijk ook weer niet in geding. 'Ook de leer der schepping staat in verband met die des verbonds, en die der laatste dingen. Er is geen twist geweest over de vraag of het eene met het andere „in verband" stond. Maar de synode wilde, dat de leer der verkiezing „in" de leer des verbonds tot haar*: recht zou komen. In de leer des verbonds waren twee hjnen: Gen. 17 en in spanning daarmee Rom. 9; eenerzijds „allen", anderzijds toch ook weer „niet allen". Men loste die spanning op door de constructie van een „versterkt aanbod" voor a.len, en een „onvoorwaardelijke belofte" voor de uitverkorenen. Uitwendig en inwendig in het verbond zijn. Men ging die heele constructie van de leer des verbonds invoeren vanwege de verkiezing. Dat beteekende het, dat de leer der verkiezing „in" de leer des verbonds tot haar recht moet komen. En daarop fundeerde men het „te houden voor wedergeboren". Men maakte met de leer der verkiezing de leer des verbonds tweeslachtig en innerlijk-tegenstrijdig. Maar dat was niet meer „de wacht betrekken bij de waarheid Grods", doch een krachteloos maken ervan. Begrijpen onze broeders in Oosterbeek niet, dat ze op deze manier de zaak niet slechts verdoezelen, maar eigenlijk al capituleeren ? Omdat zij hier spreken van „de waarheid Gods naar de belijdenis die ons van de vaderen overgeleverd is"?

Erger vind ik evenwel iets anders. Men apprecieert het blijkbaar, dat de synode de wacht betrek-

ien ging. Want m spreekt blijkbaar met in-.stemming over het afwijzen van bepaalde eenzijdigheden. Men heeft bezwaar, als ik het goed begrijp, tegen de positieve uitspraken, maar niet tegen het afsnijden der eenzijdigheden. Het bezwaar tegen die positieve uitspraken is, dat ze „naderhand!! (het kwaad begon niet bij de synoden!) in feite ! ! (de synoden bedoelden het heelemaal niet verkeerd!) de confessioneele onrust!! (het waren dus niet maar eenzijdigheden, al heeft men dat woord voor zijn verdere plannen noodig; de confessie was in geding!) vergroot".

Daar heb je de capitulatie aJ, over de hééle linie enjin vollen omvang.

Capitulatie? Ja, allereerst voor 1936. De sjnaode zegt: er is reden tot verdenking, gevaar van confessioneele afwijking, symptomen daarvan. Oosterbeek zegt: accoord! Ze laden althans op een deel der broederen de verdenking, dat ze confessioneele onrust in de kerken hebben gebracht.

De synode van '36 zegt: het wordt tijd de wacht te betrekken bij de waarheid , Gods. Oosterbeek zegt: ze hadden gelijk!

Capitulatie ook voor '42. Want de synode zei, niet officieel, maar toch duidelijk genoeg: we betrekken de wacht bij D o r d t tégen de Re monstrant e n. Oosterbeek zegt: inderdaad, ze bedoelen de wacht te betrekken bij de krachtdadigheid der genade etc, bij al de kwesties die in Dordt in geding waren. Oosterbeek suggereert ook: er waren Remonstranten, - wier „eenzijdigheden" moesten worden afgewezen. Oosterbeek lanceert in feite net als '42 de beschuldiging van Remonstrantisme tegen een deel der broeders.

De synode zei: binding aan de uitspraken, die positief werden geformuleerd doch de negatieve strekking hebben om het gevaar van Remonstrantisme den kop in te drukken. Oosterbeek antwoordt: daartoe hadden we geen positieve uitspraken noodig; maar met de binding aan de negatieve strekking der uitspraken zijn we het hartelijk eens.

1936 en 1942 noemden geen namen; de beschuldiging eerst, en de bedekte veroordeeling daarna, geschiedden collectief, en zonder het noemen van namen; men wist wel wie bedoeld waren. Oosterbeek volgt dien eleganten christelijken stijl: geen namen noemen, maar een deel der broeders in verdenking brengen. Dat een aanklacht concreet moet zijn, en moet worden ingediend bij den betrokken kerkeraad, interesseerde de synoden van 1936 en '42 niet, en Oosterbeek evenmin. Mij is er niets van bekend, dat Bos, de Goede etc. ooit een klacht wegens „eenzijdigheid" (== confessioneele^afwijking!) tegen iemand van hun collega's bij diens kerkeraad hebben ingebracht; maar desalniettemin lanceeren ze hun aanklacht publiek in een communiqué. De weg naar de hereeniging? O neen, naar de scheuring, want met die methoden jaag je de kerk uit elkaar. Ze hebben pas het lesje heel aanschouwehjk geleerd, dat dergelijke anonieme collectieve aanklachten de kerk uiteenjagen. Maar dat is geen bezwaar: we loopen precies datzelfde weggetje naar onze hereeniging, zegt Oosterbeek. En „Trouw" zegt: „belangrijke toenadering". Het doet er niet toe, hoe je beschu'digingen lanceert. Komen er brokken van, dan zeggen we achteraf weer theatraal en pathetisch: we hebben elkaar niet kunnen vasthouden, laten we .=!chuld belijden. En al schuldbelijdende blijft men loopen, of gaat men opnieuw verkiezen den krommen eenheidsweg van 1936—42, en zegt dat dit de straat is, die tot hereeniging leidt, de straat die genoemd wordt „de Rechte".

Dogmatisch hebben ze een heel deel der broeders al in de steek gelaten.

En kerkrechtelijk? Wel, ze vragen herstel van de schorsingen, voorzoover die veroorzaakt zijn door het voor de consciëntie niet kunnen aanvaarden van de binding aan het „te houden voor wedergeboren". Voorzoover!!! Het rechtsherstel wordt niet verlangd ten aanzien van allen. Want „de kerkeUjke gemeenschap werd ook ondermijnd door de wtjze, waarop vele bezwaarden agitatie hebben gevoerd! Agitator beteekent volgens Van Dale „onruststoker, woelgeest, iemand die op godsdienstig gebied de gemoederen opruit, drij-V e r". In kerkelijke taal: iemand, die secten en muiterij in kerkelijke regeeringen probeert aan te richten (Avondmaalsformulier), die zich schuldig maakt aan scheurmakerij (K.O.).

Prof. Dr H. N. Ridderbos kan zich in de handen wrijven; het begeerde „srrfaldeel" stoomt al in volle vaart op hem af.

Natuurlijk, men blijft net als bij het dogmatische in den stijl: geen namen noemen. Maar iedereen kan wel zoo ongeveer vermoeden, wie Oosterbeek rekent onder die vele agitatoren. En ze zeggen hier in feite: die vele hadden de schorsing en afzetting verdiend. Ze voerden agitatie op een zeer aanvechtbare wijze. Ik begrijp alleen niet, waarom de Goede, Bos c.s. dan nog altijd gemeenschap houden met die agitatoren en die booze muiters in hun kerkgemeenschap toelieten. Pas op de sjoiode heb ik niets gehoord van eenige aanklacht tegen wien ook maar. Maar nu zeggen ze het in Oosterbeek hardop., Er was een ordekwestie.

Capitulatie ook voor '44. Ze handelen in zuiversynodocratischen stijl, hebben precies dezelfde ellen-, dige methoden, en geven de synoden zoowel dogmatisch en kerkrechtelijk wat het eigenhjke betreft gelijk. Ik vind dit al geen „aanval" meer op de vrijmaking als acte van trouw, want een aanval doet je den vijand nog vóór je ontmoeten, en maakt gebruik van eerlijke wapenen. Maar dit is verraad in eigen gelederen.

En ik maak me geen illusies meer. Ze hébben al tégen de vrijmaking gekozen en velen der broederen al losgelaten met hart en mond. Het eenige wat me benieuwt is wanneer ze zelf de consequenties gaan trek/k e n. Geef me dan liever een overtuigden synodocraat; dan weet je tenminste waar je aan toe bent.

Maar Ridderbos Jr krijgt zijn smaldeel wel. H e r-ee ni gi ng? Weineen; de b r eu k lij n wordt in Oosterbeek alleen y e r 1 e g d./ En daartoe, tot hel trekken van een scheur in eigen kerken worden onze geloovigen thans geactiveerd. Wat heb ik aan klachten over „de droeve gebeurtenissen, die de kerkelijke scheiding hebben veroorzaakt" (begin Oosterbeek II), als ze daar dezelfde droevige zonden begaan, en daarmee al een wig drijven tusschen wie vandaag kerkelijk één zijn? Het wordt tijd, dat de kerkeraden de geloovigen tégen .Oosterbeek gaan activeeren.

Fifty-Fifty: Het compromis zonder bekeering

Nu nog iets over de methoden waarmee en de basis, waarop Oosterbeek hereeniging zoekt te bereiken.

Hierboven wees ik al op het eigenaardige woord „eenzijdigheden", waarbij men toch dacht aan confessioneele afwijkingen, die af te wijzen vielen. Oosterbeek wijst dan in II ook enkele dingen af: uiterst links de veruitwendiging van het verbond, o.a. uitkomend in een puur voorwaardelijk achten van de verbondsbelofte, maar evenzeer uiterst rechts de verenging van het verbond, die de verbondsbelofte laat opgaan in onvoorwaardelijke heilsverzekering. K. S. heeft er al op gewezen, dat men met die afwijzing van de veruitwendiging van het verbond de vrijgemaakte kerken niet raakt, omdat die zooiets niet leeren; maar de suggestie die Oosterbeek zoo bij velen wekt, is deze: Oosterbeek ziet naar twee kanten eenzijdigheden, de laatstgenoemde in de positieve uitspraken van de synoden, de eerste dus vermoedelijk bij de vrijgemaakten. Anders had stelling II trouwens ook geen zin; bij de bemiddelingspogingen tusschen vrijgemaakten en synodocraten, die men wil aanwenden, zal men probeeren het juiste midden te vinden tusschen de beide aanwezige uitersten. Men zal toch niet bedoelen hypothetische ketterijen af' te wijzen ?

En hier bewijst het woord „eenzijdigheden" zijn nuttige functie. Want als men bij beide groepen confessioneele afwijking bespeurde, was de eenige consequentie dat Ds Bos, de Goede c.s. een nieuwe kerkformat/ie probeerden te stichten, omdat ze het dogmatisch noch kerkrechtelijk (stelling X) eens konden zijn 'met vrijgemaakten of synodocraten. Men had dan rond en open moeten zeggen, dat men niet bezig was hereeniging tusschen vrijgemaakten en synodalen voor te bereiden, doch dat men beoogde uit 'beide formaties een deel der leden af te scheiden, om dan daarna het losgemaakte eskader der vrijgemaakten te combineeren met het afgescheiden sma deel der synodocraten, om uit die beide afgescheiden groepen te vormen de derde vloot, die den naam „Gereformeerde Kerken" voeren gaat. Als het Oosterbeek met die confessioneele trouw in het afwijzen rechts en links m e e n e u s was, zou men moeten kooien vanwege de confessie tot' nieuwe afscheiding. Maar dat past natuurlijk niet in, het raam van een fusiebeweging.

Toen deed de term „eenzijdigheden" zijn goede diensten. Want ketterijen wijst men af, doch e e n z ij d i g-heden vul je aan door beide kanten van de zaak te combineeren. Niet alleen dit maar ook dat. Nietwaar? Als iemand al een Gen. 1 zóu preeken, dan zou dat zeer eenzijdig zijn. En zijn kerkeraad zou tot hem zeggen: dominee, er staan meer hoofdstukken in den bijbei. Maar die kerkeraad zou nooit van hem Vragen om Gen. 1 af te w ij z e n.

Welnu, Oosterbeek w ij s t rechts en links a f, doch «preekt van eenzijdigheden, en gaat daarom ook het verschil deelen. •V^at geven en wat nemen. De belofte is niet puur voorwaardelijk, ook niet uitsluitend onvoorwaarde.ijk, maar onvoorwaardelijk-voorwaardelijk tegelijk. Vraag maar niet, wat dat tusschenstandpunt nu precies inhoudt. Vraag ook maar niet, of de menschen het begrijpen uit de krant.

De suggestie is voldoende: in den dogmatischen strijd lag de waarheid in het midden. Niemand hoeft te weten, waar dat midden precies op de kaart ligt. Het is voldoende, als de menschen weten, dat de waarheid in het midden lag. Willen ze er meer van weten, dan kunnen ze als ze het willen hun toevlucht nemen tot het project Bos-Van Teylingen, als ze tenminste uit die in-en uitpraterij wijs kunnen worden.

En nu komt de m y t h e der gemeenschappel ij k e b e 1 ij d e n i s. Er is een dogmatisch conflict geweest, Schilder had niet heelemaal gelijk, Ridderbos ook niet; maar ze hebben net als alle synodalen en vrijgemaakten toch nog een gemeenschappel ij ke belijdenis. Het is niet waar, Ridderbos beschuldigt ons van afwijking van Zondag 27 en wij hem; we hebben dus alleen maar denzelfden tekst in ons psalmboek, maar lezen dien tekst juist tegengesteld. Bos c.s. zeggen: dat komt van hun eenzijdigheden, maar ze ontmoeten elkaar toch in hét midden van de gemeenschappelijke beUjdenis.

Nu is het procédé vrij eenvoudig. We keeren dus samen tot die gemeenschappelijke belijdenis terug, of liever we zijn op die basis altijd bijeen gebleven en we zijn alleen maar wat binnen die ééne belijdenis beiden wat „eenzijdig" een verschillenden kant uit gegaan. Maar nu praten we over die eenzijdigheden niet langer. Als iemand zegt: de belofte voorwaardelijk, dan knikken we allemaal: u hebt gelijk, voorwaardelijk, hoewel niet puur voorwaardelijk. En als de ander zegt: onvoorwaardelijk, dan zeggen we: u hebt ook gelijk, al is onvoorwaardelijk bij de belofte niet het eenige. We hebben voorts de eenheid in de gemeenschappelijke belijdenis.

Hoe staat het nu met het herstel van den confessioneelen vrede? Wel, het is voldoende, dat we weer weten dat we allen een gemeenschappelijke belijdenis hebben. Ridderbos moet dus, al is het een beetje zuur voor hem, zijn uitspraken 1942—1946 loslaten; we hebben het zalf je al bij voorbaat gereed gemaakt: hij en zijn menschen hebben het ongetwijfeld goed bedoeld. Dat is de concessie van gindschen kant. Maar voor wat hoort wat. Er was toch ook door Schilder of door anderen confessioneele verdenking gewekt, waarover de consciëntie van Ridderbos terecht verontrust was. Dus verwijzen we Schilder of wie het maar mag zijn, ter geruststelling van Ridderbos, naar bepaalde gedeelten van de belijdenis.

Fifty-fifty: het verschil deelen, een mixture van voorwaardelijk en onvoorwaardelijk, en klaar is Kees; de confessioneele vrede is hersteld. Terwille van Schilder moet Ridderbos zijn „onvoorwaarde.ijke" artikelen prijsgeven (hij had ze goed bedoeld, hoor! en hij had ook wel wat geUjk, alleen hij was wat eenzijdig) en terwille van Ridderbos moet Schilder een verwijzing naar bepaa; de stukken van de belijdenis ontvangen (hij had ook wel wat gelijk, hij was ook wat eenzijdig, en zijn bedoelingen — o neen, de man voerde agitatie, en wekte confessioneele onrust; dus hier geen zalf je voor de pijn).

En de vrede is confessioneel geteekend.

Meent u het heusch? Als men terwille van Ridderbos' consciëntie Schi.der verwijst naar Zondag 27 en zegt: u moet om Ridderbos u daar aan houden, dan zal Schilder terecht zeggen: dank je feestelijk voor die vermaning; zeg het maar aan Ridderbos, dat hij zich daar aan houdt. En als men tot Ridderbos zegt: laat '42—'46 nu maar vallen, Schilder staat ook op basis van Zondag 27, dan zal Ridderbos natuurlijk antwoorden: dat zégt hij maar, doch het is niet waar.

Er is geen gemeensch appel ij ke belijdenis van Zondag 27!

Men zal zeggen: ja, dat komt omdat die beide h e e r e n koppig hun eind vasthouden, eenzijdig als ze zijn. Maar de massa van het volk wil dat niet. De menschen over en weer hebben wél een gemeenschappelijke belijdenis. Maar dan vraag ik: heusch? Zoo ja, wat is dan de belofte? En voor wie is die dan? En komt ze allen gelijke.ijk toe? Dan zegt Oosterbeek: daar begint het gezeur weer; we hebben een gemeenschappelijke belijdenis, meneer, en daarnaar verwijzen we als de consciëntiën verontrust zijn.

Ik ben bang, dat de massa ginds het zal willen. Ik heb vele synodalen gesproken, die de hee e leer van het verbond niet meer interesseerde; ze begeerden vrede. Ze zullen zich waarschijnlijk niet druk maken om de vraag, waar dat midden zich bevindt, waar de waarheid heet te liggen. Half om half? Best als er maar eenheid komt.

Maar ik heb kinderen, en ik zie den antichrist komen; en ik wil nu zekerheid hebben, wat mijn kinderen geleerd zal worden omtrent de belofte en den eisch des verbonds. En Barth is in de buurt, en infecteert ook de Nederlandsche Christenheid. Nu zeg ik nooit: fiftyfifty, eenheid vanwege de waarheid in het midden, maar ik zeg: profeteer en zeg precies, wat de waarheid is. Want ik wil mijn kinderen niet opgevoed zien in den geest van Ridderbos; hij mag toch in die eenheidskerk van Oosterbeek pok op den kansel staan, vanwege de gemeenschappelijke belijdenis? En ik wil ze niet onderwezen zien in de ijzer-en leemartikelen van Bos-Van Teylingen.

Worden we het vandaag eens? Geruststelling van de consciëntiën, zegt U; dat is voldoende. Maar over 25 jaar? Want in 1905 gaven ze ook een korte verklaring ter geruststelling van de consciëntiën, maar ze praatten de kwestie niet uit. Geruststelling? Ja, toen ook. De eene groep ging rustig slapen, en de andere groep ging rustig haar gang. En het einde is de scheuring, kijk maar naar '44. Moeten we nu hetzelfde spel weer spelen?

Gesteld, dat we ons over en weer laten geruststellen, maar we zijn niet w e r k e 1 ij k één in de beüjdenis.

Dan kan over enkele jaren, als we ingedut zijn, weer een Hepp aan het alarmtouw trekken a Ia 1936, en dan begint het lieve leven opnieuw. Dan krijgen we weer de bittere gevolgen van het niet-uitpraten der kwestie: de waarheid was in het midden gelaten, men heeft een poosje elkaar ongemoeid gelaten, maar als de kans schoon is en de één of ander ziet weer kans om zijn gangbare meening als belijdenis vastgelegd te krijgen tegenover de meening van een ander, dan komen er weer oommissies, en weer uitspraken, en bindingen, en ordekwesties, en scheuringen, en afzettingen en dan kan weer enkele jaren later iemand klagen: we konden elkaar niet vasthouden, op naar Oosterheek of een andere plaats. Maar we krijgen de zaak niet gezond. God wil, dat de kerk profeteert, klaar en helder; maar geen waarheid in het midden liggend, waarbij de precieze plaats van dat midden ook nog in het midden gelaten wordt.

Kerkrechtelijk gaat het net zoo. Waarschijnlijk heeft dat concept Bos-Van Teylingen de geesten betooverd. Wettige besluiten, maar geen ratificatierecht (zie art. van coU. Deddens). Geen mogelijkheid om de wettigheid vast te stellen, en zelfs geen recht daartoe. Dan kan in 1962 weer Amersfoort op het matje komen, omdat ze de wettigheid van een besluit betwist, maar de synode zal dan met recht kunnen zeggen: u hebt geen ratificatierecht. Want weer speelt men het spel. Ik heb geen behoefte aan een regeling van de procedure naar art. 31, zooals Oosterbeek wil; maar behoefte aan de handhaving van art. 31 zooals het er ligt. Maar Oosterbeek suggereert — weer ten onrechte, zie artikel van K. S. — dat ook kerkrechtelijk de waarheid in het midden ligt. Men zegt niet precies, wat de vrijgemaakten over dit artikel denken; men suggereert simpel: de vrijgemaakten lezen art. 31 uitsluitend zoo, dat ze „het" voor zichzelf bewezen achten; ' de synodalen zoo „totdat het aan de synode bewezen is". En men zegt weer: beide standnunten zijn e e n z ij d i g. Ook k e r k-rechtefrjk lag de waarheid in het midden.

Men gaat weer het verschil deelen. Net zooals men het dogmatisch deed. En de menschen, die beu zijn en eenheid willen, zullen zeggen: dat is de oplossing. Half om half.

Nu zegt men niet, gelijk men het deed bij de dogmatische kwestie: we hebben één belijdenis, ondanks eenzijdigheden over en weer. Men drijft hier de menschen niet naar de K. O. terug, maar zegt: art. 31 blijft staan, maar er moet een r e g e l i n g van de procedure naar dit artikel komen.

Welke regeling, zegt men niet. Waarschijnlijk het concept Bos-Van Teylingen, of iets in dien geest. Ik geloof niet, ' dat we aan een dergelijke regeling behoefte hebben. En ik hoop, dat we bewaard worden voor een regeling als die twee heeren ontwierpen, waarbij het ratificatierecht eenvoudig fictief wordt. Want de synodocratie ging ditmaal wel haar gang, maar ze moest daartoe grof tegen de K.O. zondigen; en zoo bleef de reformatie mogelijk; men kon naar récht en plicht de besluiten verwerpen. Maar bij het ontwerp Bos-Van TeyUngen heeft de synodocratie vrij spel, en zijn de menschen gedoemd al.e wettige besluiten te aanvaarden; en de kerken hebben niets te ratificeeren. Dan is het hek van den dam; en de mogelijkheid tot reformatie afgesneden. Rutgers heeft dat wel heel scherp gezien, dat met art. 31 elke reformatiemogelijkheid staat of valt. Maar nu wordt dat artikel door de voorgestelde procedure krachteloos gemaakt (zie opmerkingen K. S. over dat concept).

j\jen zegt misschien: maar dat concept is nog niet aangenomen. Er moet immers in onderling overleg een regeling worden ontworpen? Nu, zoo'n regeling komt er nooit!! Want men kan wel doen, alsof beide groepen één artikel 31 hebben; ja, in theorie staat hetzelfde op papier. Maar de eene groep „onderhoudt" dat artikel, de andere „houdt het ten onder". Hiei-staat ja contra neen. Zonder dat verzoening der st^, ndpunten mogeUjk is. En zoolang men het over den zin van een artikel vierkant oneens is, moet men geen regeling over een procedure naar dat artikel ontwerpen. Het lukt niet, zoolang de partijen eerlijk aan hun standpunt vasthouden en dat ook in de regeling wil'.en zien verdisconteerd voor 100 %. En lukt het wél, dan hebben ze elkaar voor den mal gehouden, en dan komen er den eersten den besten keer ongelukken van, omdat ieder ^ den tekst van de regeling anders verstaat.

laaar ik wil een moment aannemen, dat in onderling overleg de meest prachtige, zuivere, vrome regeling tol ; i, and komt. Dan komen mijn grootste bezwaren. Want in concl. 11 staat: „dat vervolgens alle oo grond van de verschillende opvattingen van art. 31 K.O. tegen de kerkelijke gemeenschap gepleegde iden etc. behooren te worden geacht voor dood en begraven". Hier staan zware woorden: „zonde", „schuldbelijdenis". En ales moet dan begraven zijn, alle bittere uitlatingen ook. Prachtig, prachtig. Maar juich niet te vroeg. Waaruit wordt openb a , w i e er. in 1944 vv. tegen de kerkelijke gemeenschap gezondigd heeft, en w a a r i n hij dat heeft gedaan? Men kwam tot die zonden over en weer door ve: "-lillende opvattingen over art. 31. Maar dat interesseert me niet, hoe men tot de zonde kwam. Ik wil weten, hoe beide partijen aan hun zonde ontdekt moeten worden, waaruit ze hun ellende leeren kennen.

Nu zie ik daar dat woord „vervolgens" staan, d.w.z. na het tot stand komen van de bewuste procedureregeling.

Niet de tekst van art. 31 ZELF, die al eeuwen oud is, ontdekt aan die zonde, want beide partijen zeggen: we leven conform art. 31. Doch de tekst van de nieuwe procedureregeling, die zeg in 19 5 0 in onderling overleg tot stand komt, zal de oogen openen voor de zonden, die van beide kanten tegen de kerkelijke gemeenschap werden gepleegd. Want eerst moet die regeling er komen, zegt Oosterbeek, en vervolgens zullen de zonden tegen de kerkelijke gemeenschap, die gepleegd werden op grond van verschillend inzicht in art. 31 — dustegoeder trouw aan beide kanten, in de overtuiging dat men niet zondigde — beleden worden en vergeten.

Maar dat is eenvoudig nonsens. Ook al komt er in 1950 de prachtigste regeling en al zegt iedereen dan: we hadden in '44 die regeling moeten hebben, in 1944 w a s d i e regeling er niet, en zondigde niemand tegen de kerkelijke gemeenschap, zooals de nieuwe regeling daaromtrent voorzieningen treft. Ik kan mijn oude zonde nooit leeren uit een nieuwe wet!

Oosterbeek zegt: eerst een nieuwe wet. Vervolgens schuld bel ij denis over zonden tegen de kerkeUjke gemeenschap.

Ik zeg: eerst schuldbel ij denis over de zonden, niet tegen de kerkelijke gemeenschap, maar tegen de WET, de OUDE wet, voor het oefenen dier kerkelijke gemeenschap, de wet van art. 31, 79, 80 K.O. Daarna valt desnoods over een procedureregeUng eens te praten.

Oosterbeek zegt: een nieuwe w e t is noodig.

Ik zeg: als het goed zal komen, is een nieuwe genade noodig, een genade van God, waardoor ze hun vergrijpen tegen de bekende wet eindelijk mogen gaan zien. Gaat daarom bidden, want God is machtig. En verhindert gij die genade niet door de mythe_ van gemeenschappelijke belijdenis, en de plannen voor een nieuw kerkrecht. Het was hun en ons toch b e-kend gemaakt, wat goed was?

Zegt dus niet: we gaan een nieuwe regeling maken, en zoo tot schuldbelijdenis den weg banen. Dat wordt nooit waarachtige bekeering. Dat wordt hoogstens een excuus voor goedbedoelde vergissingen ; het is een heel goedkoope schuldbelijdenis, die straks zeggen zou: ik wou dat ik in '44 geweten had, wat ik in '50 uit de nieuwe regeling leer. Maar ja, ik wist het toen niet, ik kón het niet weten. Onder het mom van schuldbelijdenis is dit zelfrechtvaardiging.

U stuurt aan op schuldbelijdenissen van den onwetende; en u laat schuld belijden straks over daden, die gepleegd zijn toen de nieuwe wet er nog niet was, maar die toch naar de nieuwe wet beoordeeld zullen worden. Zulk een schuldbelijdenis nu is altijd zonde.

Ik zie het gevaar komen: een compromis zonder bekeering, hereeniging met belijdenis van schuld op punten, waar geen wet nog was en daaromookgeenovertreding. Belijdenis van s c h ij n-scnuld, en daarom ook maar s c h ij n-belijdenis van schuld. Vermoei daarmee den Heere niet. En verlok daarmee de zondaren niet. Want U houdt daarmee tegen de waarachtige belijdenis van werkelijke zonden.

Elke hereeniging, die de verhouding van wet en zonde op den kop zet, is instrument van verharding. En waarheid en recht Gods verdragen nim'mer een compromis!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

„Activeering van hel Ambt aller geloovigen...”?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's