GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De advocaat die zijn „cliënten" aanklaagt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De advocaat die zijn „cliënten" aanklaagt

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is één die u aanklaagt, n.l. Mozes, op wien gij gehoopt hebt. Joh. 5 : 45.

Het vijfde hoofdstuk van het Johannes-evangelie is weer vol van dispuut. En het eindigt buitengewoon scherp: hoe kiint gij gelooven? „Gelooven", dat staat daar zoo maar „absoluut": ge kunt dat niet. Moet Ik u, zoo vraagt Christus aan de Joden, moet Ik u aanklagen bij den Vader? En denkt ge soms, dat Ik daar overal zit te broeden? Niet eens noodig. De aanklager is er al: het is nu nét precies de man, dien gij als advocaat meent te kunnen intereffseere'.i voor uw geval. Ja, van wien gij vermoedt, dat hij zich op uw „zaak" zal werpen met alle macht, om u bij God te verdedigen. Die advocaat zal van u straks zeggen: zulke cliënten laat ik loopen; inplaats va; n hun zaak te verdedigen, zal ik hen in staat van beschuldiging stellen.

Christus spreekt dus tot deze Joden in termen, die aan een rechtsprocedu r e ontleend zijn. Er is een Rechter; .een forum; een aanklager, en men zoeXt naar een verdediger. De Joden klagen den Nazarener aan; en , , hopen" voor zichzelf op Mozes, , vs 46. „Hopen" wil hier zeggen: meenen, dat men op hem kan rekenen in de procedure zoowel in de zaak tegen den Nazarener, als ook in de zaak van de aanklagersvan-den-Nazarener zelf. Want o o k d i e is er. Een man-der-w e t is eigenlijk altijd onzeker: gaat hij nu den hemel in, of wordt het tóch nog de hel? De balans klopt immers nooit? Maar toch, ze hebben zóó zich uitgesloofd, dat ze wel hopen, dat die heele , .Mozes", dat wil zeggen: al zijn boeken, wetten, instellingen, de complete en complexe Mozes, hun advocaat-a-décharge zal zijn, als eenmaal God de boeken openwerpt. Dien completen Mozes keeren ze dus alvast tegen den Nazarener: d i e zal het met Mozes te kwaad hebben, straics.

Nu keert Christus de rollen om. Van Hem verwachten ze, dat H ij hun aanklager wil wezen ? Niet noodig: er is al een aanklager tegen hen, en dat is juist die Mozes, op wiens pleidooi-ten-gunste ze hadden gerekend.

Want wat de zaak-van-den-Nazarener zelf betreft: ozes is vóór Hem. De complete Mozes heeft in heel zijn schriftelijke werkzaamheid geschreven over den in den Nazarener verschenen Messias. Hij wist al, zooals trouwens later ook Paulus uit Mozes' afscheid (een terugblik!) weet aan te halen: ij wist al alles van de genade, die het einddoel van de wet is (Deut. 30 : 11—14 en Rom. 10 : 6—8). Dat wil dus zeggen: eel de Mozaïsche openbaring, inclusief zijn methodisch-paedagogisch ingerichte wettencyclus, was evangelisch gericht. Evangelie is het einddoel der wet. Het was de EVANGELIST Mozes, die tot GETUIGE nam hemel en aarde, dat hij leven en dood had verkondigd ALS evangelist' (Deut. 30 : 19, 20). Daar hebt ge de éénheid van wet en evangelie reeds bij Mozes!

Nu, dat probleem houdt ook de Joden bezig. We zijn hier betrokken in een lang twistgesprek; en alles draaide om een door den Nazarener genezen patiënt in het , , badwater" Bethesda.

Over zoo'n „b a d w a t e r" hebben Joodsche rabbijnen hun gedachten laten gaan: ant 'n hebreeuwsch woord voor „h o o p" is „miqwêh", 1 I< ^ron. 29 : 15 Ezra 10 : 2; en Israels God heet daarom „Miqwêh Jisjraëel", de Hope Israels, Jer. 14 : 8; 17 : 13 50 : 7. Nu wil het geval, dat de hebreeuwsche taal hetzelfde woord „miqwêh" óók kent in de beteekenis van „verzameling" (b.v. van water, Ex. 7 : 19; Lev. 11 : 36) of, kortweg, voor reservoir („miqwah): es. 22 : 11. Koen vraagt nu een rabbijn: ls nu in Jer. 17 : 13 Jahwe heet de „Miqwêh Jisjraëel", w a a r o m zou men dan niet vertalen: et badwater van Israël? Wie , , badwater" zegt, die zegt ook: o o p w a t e r (b.v. bij een proselietendoop). O dat water! Zijn „miqwêh" reinigt ons, de doop behoudt ons (vgl. 1 Petr. 3 : 20). Het badwater reinigt de onreinen; alleen maar: en moet er in kunnen en mógen onderduiken; er moet er één zijn, die met verlof van God uerin laat neerdalen.

Nu was daar een' man, die daar in Bethesda al zoo lang gelegen had; en hij had maar nooit zoo'n vriendelijk man, zoo'n paracleet, zoo'n advocaat, die voor hem pleiten wou bij God, dat het met hem wel in orde was; hij had geen vriendelijken bode om hem in het „Badwater Israels" te Jeruzalem te doen onderduiken ter reiniging; de stakker zelf durfde niet: nomisten-leerlingen liggen óók altijd te zweven tussehen hoop en vrees. En toen had de Nazarener hem, zónder water, zóómaar pardoes door een machtwoord laten opstaan en wandelen: hij was ineens klaar: hij had op dezen weg een Paracleet gezien, en dan wel een, die zoo maar, zelfverzekerd, beschikte over het „Badwater Israels", over. de , , Hope Israels". Dat was ongehoord: wie zoo iets doet, die maakt zich schuldig aan blasphemie: hij maakt zich den Zoon Gods gelijk.

Vandaar die heftig disputeerende Joden. Ze vragen Jezus of hij zich legitimeeren kan; de oude vraag. En bij voorbaat ontkennen ze, dat hij geldige papieren, een goede „Ausweis", zal kunnen vertoonen; hij heeft vast geen , , permit", althans niet één, dat goed gesigneerd is, door Mozes n.l.; want hij heeft nog pas den sabbath geschonden.

- Maar dan komt het hooge woord eruit. Gij Joden, en vooral gij, joodsche leiders, en wetgeleerden, gij weet alles en nog wat van de „Miqwejh Jisjraëel"; en ge vertrouwt, dat als straks het uurtje slaat, Mozes u als _paracleet in het badwater, in de „Miqwêh Jisjraëel", zal werpen; dat hij uw publieke paracleet wel wezen zal; want och, ge hebt toch zoo'n prachtigen staat van secure diensten. Maar er staat al een man klaar, om u bij het beslissende doopvont tegen te houden; uw k a t e g o o r, uw a a n k l a g e r is hij, inplaats van uw s y n e g o r, uw paracleetadvocaat. Wie het is ? Juist die Mozes, op wien ge hadt „gehoopt", die u de „miqwêh" was, omdat ge hem in qualiteit van wetgever, niet van evangelist, zoo trouw hebt gevolgd (vs 45). Mozes, uw „e lp is" uw „h o o p", uw „miqwêh". Als ge dien Mozes maar goed gelezen hadt, daii zoudt ge hebben gezien, dat iiij tenslotte evangelist is; en dat hij d a a r oi m juist NIET aan in-zich-zèlf-genoegzamen om hun - wèrken-van-wèt, doch aan de op den B o n d s g o d hun , , miqwêh", hun hoop, vanwege zijn GENaDE bouwenden, het certificaat geeft van toegang tot den doop, het badwater, dat ons behoudt, ons. Bethesda:1 Petr. 3 : 21. Daarom zijn het de Schriften, (vs 39), en dus ook Mozes, die van en vóór den Nazarener „getuigen"; hier moet „getuigen" wéér worden verstaan als term uit het procesrecht. De thora, Mozes' geschriftenreeks, is doorloopende pleitrede vóór den Paracleet der vrije genade; want Mozes schreef over Christus (minstens) op vierderlei vidjze: n historische berichten aangaande openbarings-en heilshistorie; in onderscheiden adumbratiefiguren (schaduwen); in bepaalde directe profetieën; en in het geven van de wet, die een paedagoog tot Christus was. ^) Wie alleen een WET hoort, en de stem der vrije genade smoort, die hoopt op een advocaat, en krijgt een openbaren aanklager. Zijn ON­ GELOOF, DAT heeft hem verdoemd. Geen Bethesda, geen doopvont zal hem redden. Want do op en, in de miqwêh onderduiken, dat is niet maar afgepoedeld worden naar het lichaam, doch dat is vragen (ambtelijk) om een goed geweten: echtvaardiging door hetgeloof alleen (1 Petr. 3 : 20; 21).


1) Joh. Ferus, In S. S. lesu Chrlsti Euang. sec. loannum, Antverpiae, 1556, 138, a. Zie ook Kittel over de Joodsche leer van een „hoop", die toch niet zéker was, bij rabbijnen-nomisten, S. 524; zelfs slechte dingen vallen onder de „elpis", 526. — Over „miqwêh" als badgelegenheid, S. Hammelburg, De Misjha, deel II, Séder Mo'ed, Amsterdam, voorw. Oct. 1939, bl. 253 („vooral noodig" voor wie den tempel w^il bezoeken, die alleen reinen toeliet. — De in dit werk geciteerde plaats uit Jona VIII, 8—9, is, zelfs voor wie aan de woordspeling (van R. 'Akiba) inzake „miqwêh" niet al te veel crediet schenkt (wat overigens de kwestie niet is, omdat de vraag slechts is, waar de Joden crediet aan geven, die door Christus, die de harten kent, in hïin eigen taal worden aangesproken), zeer leerzaam, zie bl. 352, op 9, 7 over het werkwoord qwh tn Kal (Jes. 40 : 31, Ps. 25 : 3; 69 : 7) in Pi'el Gen. 49 : 18, hopen, verwachten, vertrouwen, doch in niphal, Jsr. 3 : 17 zich verzamelen, vooral van water, Gen. 1:9; vandaar „miqwêh" als hoop, verwachting, Ezra 10 : 2; 1 Kron. 29 : 15, maar ook waterverzamelplaats, , Bx. 7 : 19, Lev. 11 : 36; en m de rabbijnsche litteratuur reimgingsbad. Zie ook bl.\ 353 over dat toekennen van den titel , , reinigingsbad" aan Jahwe, op Jer. 17 : 13, in verband met Ezeeh. 36 : 25, de paraenese: iet weer zondigen en denk daarbij aan Joh. 5 : 14. — Vergelijk in hetzelfde werk Mo'ed Katan, I, 1, over het herstel van de watervergaarplaatsen, badgelegenheden, (miqwêh), reinigmgshadeu, minstens 3 kub. dL groot (een zieke kan er niet in zonder vertrouwensman; dooper, parakleet), a.w. 544, vgl. bl. 140. Instructief is ook, in verband met de kwestie va; n de „miqwêh" of „miqwaoth" het doopbad ter reiniging m allerlei cultische ramen (ook b. d. proselietendoop): . H. Othonis Lexicon Rabbinieo-Philologieum, Genevae, 1675, 337.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De advocaat die zijn „cliënten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's