GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ? 1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ? 1)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

In „Federatie", - ) het orgaan van.de Nederl. Federatie van beroepsvereenigingen van kunstenaars, No. 3, 1947, kan men lezen, hoe ruim 300 kunstenaars een manifest onderteekenden, waarin zij als „kunstenaars" stelling kozen t.a.v. de vraag, of het gebruiken van geweld %. Indonesië geoorloofd is. Zij achten het n.l. „als hun onafwijsbaren plicht, stelling te nemen tegen de door de Nederlandsche Regeering bevolen militaire geweldpleging in Indonesië".

De kwestie op zichzelf interesseert ons hier niet, doch wel het volgende uit het manifest: „Er van overtuigd, dat het niet de eerste maal zou zijn, dat de dragers en behoeders der cultureele waarden intuïtief helderder en verder zagen dan politici en militairen, bezegelen ondergeteekenden hun collectief en krachtig protest en hun eisch tot onmiddelhjke stopzetting der mihtaire acties in Indonesië met hun respectieve handteekeningen".

Het symptoom is belangrijk, dat hier kunstenaars als cultuurdragers naar buiten treden en zich den prof etenmantel omhangen door te veronderstellen, dat zij intuïtief en helderder zouden zien dan politici en miütairen. Nu zou het zeer interessant zijn om te weten, hoe de ruim 300 onderteekenaars politiek gegroepeerd zijn, ook al wordt er verzekerd, dat onder hen vele politieke en godsdienstige verschillen zijn.

Verder zou het van het grootste belang zijn te weten, of b.v. geen enkele van de onderteekenaars lid is geweest van de „Kultuurkamer". We zouden dan n.l. zeer twijfelen aan hun , .intuïtieve helderheid".

Slechts een nadere kennismaking zou uit kunnen maken, of nu waarlijk de profetenmantel al die onderteekenaars past, afgezien nog van hun „kunstenaar" zijn en het daarbij aan bevoegden overlatend, om te beoordeelen, of alle onderteekenaars nu wel politiek onbevooroordeeld zijn.

We raken hier problemen van diepgaande strekking, die de plaats, die de kimstenaar in de samenleving inneemt, raken.

Over de oplossing dier problemen zijn wij, daar waar de kunstenaar zich aan Gods Woord gebonden weet, niet in het onzekere. Aan Gods Woord zal echter het overgroote deel der kunstenaars zich niet gebonden weten, dat bUjkt ook uit het paanifest geenszins, daar is sprake van een intuïtief en helderder zien volgens hun kunstenaar zijn, een verlichting van hoogere orde, hoe sceptisch vsdj ook daar tegenover mogeli staan. De manifestanten betitelen zich als cultuurdragers, in het midden latende of de bepaalde aspecten der cidtuur, die zij vertolken, positief dan wel negatief zijn. Er zijn profeten en leugenprofeten.

Een bepaald facet van een cultuur vertolken is nog wat anders dan een cultuur keimen en overzien. Dte profeet, een cultuur naar zijn aard kennende, legt haar feilen bloot en roept tot bekeering. Hij is spreektrompet Gods, kondigt zijn oordeelen aan, scheldt, hekelt, tast aan in heilige verontwaardiging, soms ook bijtende met ironie.

Zeker zijn er kunstenaars, die sociale misstanden in hun werken hekelen en daar zelf s hun program van maken, denken we maar aan Hogarth, Kathe KoUwitz, Steinlen, Forain etc, ze zijn echter niet daardoor kunstenaars, noch heeft hun werk door de sociale strekking ook maar eenige meerdere kunstwaarde.

king ook maar eenige meerdere kunstwaarde. De 300 manifestanten zijn niet allen beeldende kunstenaars en we moeten ons wel afvragen, of dat intuïtief en helder zien nu wel geldt voor beoefenaars van het geeft niet welken vorm van kunst dan ook, filmkunst, danskunst, letterkunde, tooneel, toonkunst. We bezitten in Nederland een ontstellend aantal kunstenaars, of v/at zich zoo noemt. Aan intuïtief helder wetenden geen gebrek. De 300 is er nog maar «en klein groepje onder.

Denk nu niet, dat bovenstaande maar een grapje is, geen verband houdende met ons onderwerp. Het gaat er toch om, welke plaats de kunstenaar in de samenleving inneemt. Is hij altijd cultuurdrager, kunnen we op zijn intuïtie vertrouwen?

Piet schildert altijd stillevens. Jan paddestoelen, Harry danst in een ballet; mogen we verwachten, dat door hun zielen waait de vrind van het eerste Pinksterfeest, waardoor zij spreken met misschien vreemde tongen, maar profetisch?

We lazen onlangs nog in een voornaam dagblad, dat het ballet eigenlijk als hoogste cultuuruiting van een volk beschouwd moet wordeii. Naar die maatstaf gerekend, zouden balletdansers dan wel in de eerste plaats in aanmerking komen, om bij twijfelgevallen een oplossing aan de hand te doen.

In „Eeuvnge en eindige waarden in Kunst en Leven" van H. O. Verkruysen (1947) lezen wij op blz. 310: „De Kunstenaar is een „geroepene", ip. hoogsten aanleg is hij, op zijn wijze, profeet, d.i. de mensch, uit wien het hoogere, het absolüüt-hoogere, het Goddelijke woord spreekt. De „stem" der oneindigheid drijft den kunstenaar tot zijn zelfopenbaring: hij volgt de innerlijke stem, die hem roept en leidt, veelal zonder zijn eigen grootheid te verstaan en zonder zich bewust te zijn, wat. hij voor anderen beteekent".

Voorzichtigheidshalve voegt Verkruysen er echter aan toe: „De kunstenaar in de zuiverheid van het begrip komt echter niet voor".

Met dit laatste zullen we wel heel erg rekening moeten houden en ook met het feit, dat de kunstenaar „op zijn vrijze" profeet is.

Het gaat volstrekt niet aan, om in lederen kunstenaar iemand te zien, die in verwarde politieke, maatschappelijke, of welke situaties dan ook, een verlossend woord zal spreken, laat staan een oplossing te eischen!

Wij hebben te luisteren naat hetgeen hij „op zijn wijze" te zeggen heeft in kleur, in toon, in beweging. Waarbij wij als steevaste maatstaf het Woord Gods aanleggen en alles wat daarmede in strijd is afwijzen.

Bij wijlen kan de kunst profetische allure hebben, doch niet alle kunst is profetisch, dit te willen volhouden is een ontkennen van de gradaties in het persoonlijk kunnen van den kunstenaar en de vele nuances, waardoor een bepaalde kunstuiting zich openbaart. Gradaties, die voeren van de scheppingen van een Rembrandt naar de middelmatige producten van sommige der manifestanten.

Er is steeds weer'de betreurenswaardige fout de Kunst, gemeten aan haar hoogste uitingen en dan nog als een complex, te verwarren met den kunstenaar als indi'vidu.

Er is geen zekerheid of een hedendaagsch kunstenaar in de toekomst als kunstenaar zal blijven gelden, er is geen enkele zekerheid omtrent de plaats, welke hij dan in zal nemen. Ook in dat opzicht leunen wij op een rietstaf. Bij de kunstenaars is er de neiging, afgaande op het vage hoogere, dat zij in zich weten, zich van alle banden ontslagen te voelen.

De Christenkunstenaar zal zich in zijn werk gebonden weten aan de normen door Gods Woord aan hem gesteld. De Christenkunstenaar voelt zich, om niet Henk Krijger te spreken , , in het klimaat van de neutrale kunstenaarswereld niet thuis."

Hij zegt in het hiervoor al aangehaalde artikel in „Ontmoeting" dingen, waar 'wij gaarne de aandacht op vestigen, omdat maar zelden een Christenkimstenaar zich uitspreekt over de plaats, die hij tusschen zijn medegeloovigen inneemt. .

Dte denkbeelden, die ten onzent heerschen over beeldende kunst, vragen dringend om herziening. Calvijn heeft zich weinig> bevredigend over dit onderwerp uitgelaten en de opvattingen van A. Kuyper zijn sterk aanvechtbaar en verouderd.

Wij missen den geschoolden theoloog, die met voldoende kennis de vele hangende problemen aandurft, maar geen aesthetica in abstracto!

Steeds weer zijn vrij aangewezen op wat andersdenkenden daarover publiceeren en eigenlijk lijden kunstenaars van Christehjken huize nog steeds onder wat Calvijn en Kuyper over kunst geschreven hebben in abstracto, zonder voldoende kennis te hebben van uitingen der beeldende kunst.

Door andere oogen bezien, krijgen •wij hun ideeën voorgezet als een afspiegeling van wat bij ons de opvattingen over Kunst zouden zijn. Steeds weer leest en hoort men de klacht, dat er géén Christelijke kunst is, alsof ér wel een humanistische, theosofische, Ka-' tholieke, Bhoeddistische, Mohammedaansche kimst zou bestaan.

In „Nederlandsche aesthetica in de negentiende eeuw" van Dr H. van der Grinten, 1947 blz. 2188 lezer, wij: „Evenmin als het Calvinisme scheppen Byzantium en Rome, schept het oude geloof een stijl. Doch het Calvinisme wenscht stijlloos en in zuivere spiritualiteit te verkeeren, omdat mét het begrip van den godsdienst ook het begrip van de kunst een grondige verandering heeft ondergaan. En in zooverre pleit, anders dan Kuyper betoogt, het ontbreken van een eigen of niet eigen stijl wél tegen den kunstzin der Calvinisten."

Als men zegt, dat de vrijmaking van de kunst van de banden der kerk door de Reformatie hetzelfde beteekent als het zenden van Hagar door Abraham in de woestijn, dan begaat men een historische onjuistheid. Ook al heeft Kuyper beweerd, dat de Reformatie de vrijmaking der kunst bewerkte.

We •willen daarover volgende week in een slo^tartikel nog op terugkomen.


1) Door een betreurenswaardig verzuim (waarvoor schrijver ons moge excuseeren) is deze copie, die onder andere papieren bedolven geraakt is, niet geplaatst toen het behoorde. Gelukkig laat ze zich thams nog ook afzonderlijk goed lezen. K. S.

2) Overigens bulten verantwoordelijkheid van de „Federatie."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

Wat heeft de schilderkunst ons te zeggen ? 1)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juli 1949

De Reformatie | 12 Pagina's