GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Elke ernstige historicus, dus zegt de Weensche professor Bertalanffy in zijn „Das biologische Weltbild", van welk werk ik in een vorlgen brief tot u sprak, elke ernstige historicus moet tot de erkentenis komen, dat elke tijd zijn eigen wereldbeeld heeft, dat door heel het leven heen gelijke opvattingen omtrent wereld en leven en doel werkt; ook in wetenschap en kunst.

Hij teekent dan eerst het wereldbeeld, dat de achttiende en negentiende eeuw beheerschte en reeds dateert vanaf de zestiende eeuw, toen de mensch der wereld zich losmaakte van alle autoriteit.

Hij zou nu het geheim van het leven vinden, komende in zijn voortgaande analyse eindelijk tot het allerkleinste en ondeelbare, het individu. Het atoom. Elk ding, elk levend ding ook, werd nu gevormd door een bepaalde structuur van atomen en cellen, die men gelijk kon stellen met de machine. Alles doode stof, materie, aan de wetten der scheikunde onderworpen, maar „levend" in een bepaalde samenvoeging van atomen. Het dier een machine, levend naar mathematische wet. De mensch een machine. En nam Newton nog aan, dat er een groote ingenieur zou moeten zijn, die de machine in elkaar zette, en wilde men, supranaturalistisch, nog aanvaarden, dat die ingenieur, dien men „God" noemen kon, bij storing weer zou kunnen herstellen, Darwin vertelde later, dat alles door zuiver toeval werd geregeerd. Er was een gedurige strijd tusschen de atomen en cellen, maar de sterkste overwon de zwakkere, en het nuttige zegevierde over het schadelijke. En daar had men dan de evolutie, de verklaring van alle leven.

Welnu — deze opvatting van het leven vond men op alle levensgebied. Dit wereldbeeld beheerscht alle ieven. En zoo legt Bertalanffy niet alleen nauw verband tusschen Darwin en Malthuss, maar ook tusschen Darwin en de liberale economie van de Manchesterschool. Hij had verder kunnen gewagen van 't liberale atomistische staatsbeeld met zijn souverein atoom, het individu; zijn staat, zooals Da Costa 't zei: veel zielen op een stuk.gronds; zijn algemeen stemrecht, zijn wereldpolitiek ook, die de zwakken bedreigde en de sterken de eere gaf.

Nu was er naast deze mechanische opvatting van het leven ook een andere, de vitalistische. Als natuurkundige moest hier genoemd Driesch, als wijsgeer Nietzsche.

Driesch toch had tegen-de opvatting, dat alle levend ding een machine zoude zijn, groot bezwaar.

Vooreerst is er, zoo merkte hij op, in elk levend organisme een kracht tot herstel na storing. Zoo iets als de gewone menschen zeggen: de natuur moet u genezen.

Welnu, een machine repareert zich zelve niet.

In de tweede plaats ontstaat een machine ook niet door .een toevallig samenloopen van de onderdeelen en deze niet door een zich uit eigen kracht bij elkander voegen van atomen. Diat zei Newton ook reeds. Dat is niet zoo met een locomotief en minder nog bij een mensch.

In de derde plaats vond Driesch, dat, als hij de kiemcel van een zee-egel splitste, er geen twee halve diertjes opgroeiden, maar uit elk stuk een volkomen zee-egel. Deel nu eens een machine midden door, zijn er dan twee volledige machines?

Dat kan dus niet. Daar moet dus in elk atoom, in elke cel, een innerlijke drijfkracht zijn, een „ziel", of wil men naar het woord dat Aristoteles vond: een entelechie.

E3en levende kracht eigenlijk in alle doode en levende dingen.

Zoo iets als de diepstgezonken heidenen gelooven in het animisme. Of als Bertalanffy zegt: een heir van kabouters. En hij spot er mee, want dit is een mystische verklaring, dus zegt hij, die niets opklaart, en het wereldbeeld ook niet verandert.

Vooral na den eersten wereldoorlog veranderde het wereldbeeld, dat hij het „organisme" noemt.

Wat ontdekte toch de biologie in haar verder onderzoek?

Allereerst, dat het atoom niet maar een ondeelbaar ding is, zoo iets als een kleine biljartbal, maar een stuk wonderlijk leven, gelijk aan het heelal met zijn zonnen en planeten. Daar is een kern in, als de zon, en de electronen zijn de planeten en zooals het heelal door de onderlinge werking van al de hemellichamen op elkander in stand en in orde bUjft, zoo is het ook met het atoom.

Maar voorts werd ontdekt, dat niet de deeltjes het geheel regeeren, maar het geheel de deeltjes. Daar is maar niet een mechanistische structuur, maar een heel wonderlijke eenheid, die elk deeltje, dat ztj aangrijpt, van aard verandert.

Niet het deel, het individu, de enkele mensch, beheerscht het geheel, waaronder ook de sociale organisatie en de staat valt, maar het geheel regeert de deelen. Wij moeten dus letten op wat Bertalanffy noemt de „Ganzheit", den geheelen samenhang.

En die samenhang is de kiemcel, die alle deelen algeheel vervormt en beheerscht.

Maar om het leven dan te verklaren — en wat is v e r k l a r e n anders dan dat wij het bijzondere, het enkele, onderschikken aan het algemeene ? — moeten wij 't niet zien als mechanisch, doch als dynamisch. Het nieuwe wereldbeeld onderscheidt zich vooral in de aanvaarding van dat dynamische, dat heel het leven gedurig voortstuwt. Waarheen? Wie zal dat zeggen!

Wij laten de leer van Plato en Aristoteles los, maar keeren ons liever tot den ouderen Griekschen wijsgeer Heraclites. Alles vloeit. Het leven is, als Bergson dat oók leerde, een scheppende levensstroom. Elke tijd een golf, die zich verheft en dan weer neervalt. De stroom gaat door. Heraclites heeft het goed gezien.. Gij kunt u in een rivier niet tweemaal dompelen in hetzelfde water.

En dit nu houdt verband met een nog belangrijker vinding.

Een verandering in wetenschap en leven, die gelijk staat met Kopemicus' ontdekking, dat de zon niet om de aarde, maar de aarde om de zon draait. Want men meende voorheen, dat het leven moest worden verklaard door het prikkel-reflect schema.

Men zag een levend ding in rust, en de beweging werd veroorzaakt door een prikkel en op zoo'n prikkel kwam het antwoord, de reflex.

Ik vertelde U eenigen tijd geleden reeds van deze opvatting, die men in Amerika vooral vindt in het' „behavióurisme". "

De verklaring van het leven is heel eenvoudig. Als het oog geprikkeld wordt door er met een veertje aan te komen, dan knipoogt een mensch.

Nu, zoo gaat het heel het leven door. Prikkel-reflex. En zoo verklaart immers Toynbee heel de historie der menschheid. Uitdaging—antwoord. Ik vertelde er onlangs van.

De menschheid, dus zegt hij, lag lui en onbeweeglijk ergens in een vlakte, millioenen jaren misschien. Maar een zesduizend jaar geleden kwam er dan een prikkel, een stoot, een uitdaging, en het antwoord was een opstaan en toen was de geschiedenis aan den gang.

Ik zei het reeds meer: de wetenschap maakt het den mensch feitelijk veel moeilijker om te gelooven dan de Schrift.

En nergens komt duidelijker uit, dat het niet de schuld van het Woord Gods is, dat de mensch niet de geopenbaarde waarheid wil aanvaarden, maar zijn onwil en anders niets. Zijn booze hart.

Hij gelooft de dolste dingen, als die hem maar steun geven in zijn onwil, om zich voor den Almachtigen God te buigen, en de grootste onnoozelheden wil hij aanvaarden, als hij daarmee meent de eerste hoofdstukken van - den Bijbel te kunnen weerspreken.

Heel die uitdaging en antwoord-leer wordt nu, zegt Bertalanffy, door de moderne biologie verworpen.

Want de beweging ontstaat niet eerst door, een prikkel, is niet maar een reflex, maar zij is actief, en het actieve is het primaire, het eerste. De beweging gaat van het ding zelve uit, en dat is nu juist het dynamische.

Ten slotte moeten wij dan letten op het feit, dat alle leven wel een systeem, doch een open systeem is. En het is niet het toeval, dat alles regeert, zooals Darwin dat zei, maar daar moet zijn een w e t in dien strijd van worden en vergaan, van leven en dood. Daar is een ordening.

Het leven is tweeërlei: allereerst een geschieden, maar naar een wet. Een gedurig gebeuren in den levensstroom, waarin het geheel de deelen regeert. Hoe, dat weten wij nog niet.

Maar daar is er ook een geschiedenis. Zoo iets als de dichter Bilderdijk zong: in het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.

In den mensch van nu ligt het residu, het bezinksel, van wat in honderden millioenen jaren geschied is; zooals die mensch in den weg dezer dynamische evolutie is geworden van cel tot visch en zoovoort, tot hij eindelijk zich mensch noemt.

Heel onze cultuur in haar ontwikkeling de eeuwen door is de uitdrukkmg van een immanente, innerlijke, dynamiek, hoogstwaarsohijnUjk een diep tragische dynamiek. Geen toeval, zeker niet, maar een wet voor een drama vol spanning en tragische verwikkelingen.

Van de enkele cel tot de veelcèl, en daardoor de dood.

De dood. is dus feitelijk het product van het leven. En hier denken wij aanstonds aan de modewijsbegeerte van Heidegger en Sartre, de filosofie van den dood, een wijsheid, aan welke de bekende prof. Beerling zijn proefschrift wijdde.

Hier weer een poging van den mensch, om de vrees voor den dood uit zijn leven te bannen. Ik kom er in een volgenden brief nog op terug.

Als in die dramatische ontwikkeling de mensch daar is met zijn hoogstsamengesteld zenuwstelsel, dan ontstaat de p ij n, maar de hersenen werken dan ook de angst voor de toekomst, die het minder ontwikkelde dier niet kent. En die angst voor wat komen zal betaalt de mensch allicht met de zelfvemietiging.

De zin van dat schouwspel is ons niet bekend, dus verzucht de bioloog, de natuurkundige. Misschien, zegt hij, heeft de mysticus gelijk, zooals ook Hegel het leerde, dat die z i n niets anders is dan de zelfbewustzijnswording van God. Zóó, dat alles, heel die levensstroom, ten slotte uitmondt in die algemeene eenheid, en versmelting van alle leven in het eene bewustelooze, waaruit het alles te voorschijn kwam. Hier weer het oude verschijnsel, dat, als de wetenschap niet meer voort kan, zij vlucht in de mystiek.

Deze „ontdekking" vindt ook weer steun in hetgeen men ons nu van het atoom weet te vertellen, als een wonderlijke kosmos in het klein, die wij door een storing zóó in de war kunnen brengen, dat energieën, krachten, loskomen, die verschrikkelijke dingen kunnen werken. Men denke aan de atoombom. En aan de vrees van den natuurkundige, dat hij straks de macht zoude ontvangen, heel de wereld uiteen te doen spatten.

Maar daarover en over de werking van dit biologisch wereldbeeld voor gansch het leven een volgenden keer.

Met hartehjke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's