GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het C.K.Y. op marsch achter hel roode vaandel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het C.K.Y. op marsch achter hel roode vaandel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rechtvaardiging van dit alarmeerende opschrift vormt de voor ons liggende Boodschap van het Hoofdbestuur aan de leden van de Nederlandsche Vereeniging van Christelijke Kantoor-en Handelsbedienden, uitgegeven onder den titel: „De strijd voor VERNIEU­ WING der SAMENLEVING.

Met name grondt zich onze klacht en aanklacht op deze passage:

„Maar de grondgedachten van de Mozaïsche wetgeving op dit punt:

a. geen groote bezitters met een heirleger slaven en b. ieder heeft recht op de vruchten van het werk zijner handen, hebben voor de tegenwoordige bezits-situatie van de productiemiddelen dit te zeggen, dat de arbeider in loondienst op grond va)n zijn produceerende arbeid e i g e n a a r wordt VRn wat hij produceert. Waar hij nooit .zelfstandig, maar" steeds in samenwerking met collega's en leiders produceert en v/aar hij bovendien wrrkt met grondstoffen en machines, hem door anderen ter beschikking gesteld (kapitaalbezitters) wordt dit eigend o m s r e c h t der a r b e i d e r s op het product hunner handen een recht van mede-eigendo m". (Spatiëering van ons, G.).

Heel eenvoudig wordt hier geleerd, dat „in de tegenwoordige bezits-situatie" (alsof de eigendom van situaties afhankelijk was en zich daarnaar wijzigde, G.) het hout van den timmerman is, maar dat de kast die de knecht maakt in loondienst van zijn baas het eigendom is van den timmerman en zijn knecht. Zooals men weet behoort deze Vereeniging van Christelijke Kantoor-en Handelsbedienden tot de bij het C. N.V. aangesloten organisaties, In „De Roeper" van 8 Oct. j.l. heeft de heer v. d. Wal er zijn verheuging over uitgesproken, dat na al de critiek, welke uit onzen kring op het C.N.V. is uitgeoefend er thans uit ons midden eens een ander geluid wordt gehoord. Verwezen wordt daarbij naar het woord, dat ds D. van Dijk uit Groningen sprak op een familietoogdag van de Christelijke Houtbewerkersbond te Groningen. Hij gaf daar deze aanbeveling door: „Blijf wat gij zijt en houd wat gij hebt".

Wij zijn het daarmede geheel eens en het is dan ook geheel in de lijn van dezen raad dat ook ligt onze scherpe critiek, omdat uit stellingen als de bovenstaande van het genoemde hoofdbestuur duidehjk gaat worden voor iedereen, dat het C.N.V. niet meer is wat het was en verloren heeft wat het bezat, de onderworpenheid aan de Wet Gods. En omdat nu niemand zal denken, dat hierin weer het scherpe afwijzende woord gesproken wordt van den een of anderen, beweerden dcch nog nimmer als zoodanig bewezen, extremist of absolutist onder de Vrijgemaakten — ook al hopen wij ons ten aanzien van ons standpunt nader te verklaren in dezen — willen wij er op wijzen, dat wanneer wij gedachten als de bovenstaande als komende uit het roode kamp verwerpen, wij niet anders doen, dan spreken in de lijn, van hetgeen van A.R. zijde reeds jaren geleden is betoogd, ook al is het zeer de vraag, of men het toen geschrevene, nu nog voor zijn rekening neemt in den kring van deze partij. Wij hebben het oog op hetgeen in de „Antirevolutionaire Staatkunde", het driemaandelijksch orgaan van de Dr A. Kuyperslichtirig, 3en jaargang, geschreven werd door dr W. A. van Es in diens studie: „Het gezag en de eigendomsverhoudingen zooals deze naar voren komen in verband met de medezeggenschap".

Wij citeeren ten bewijze punt IV en IX uit de samenvatting (blz. 371):

„De eigendomsverhoudingen in het bedrijf zijn daarop gegrond, dat een onderneming als vrucht van het initiatief, de energie, het inbrengen van kapitaal in allerlei vorm, het dragen van risico enz. van en door den ondernemer, ook diens eigendom is, en hem daarover nu binnen de grenzen van Goddelijke en menschelijke wet de volle, vrije beschikking toekomt. Wie als werknemer in een bedrijf werkzaam wordt en daarmede tot deze machtssfeer van den ondernemer ingaat, heeft daarin ook de eigendoms-bevoegdheden van den ondernemer te erkennen, en zich te onderwerpen aan wat daaruit ook met het oog op hemzelf voortvloeit".

„IX. Ten aanzien van de medezeggenschap van den werknemer, in de (technische en commerciëele) leiding van de onderneming, moet wel worden onderscheiden tusschen een natuurlijk, geheel op persoonhjke verhoudingen gegrond overleg, gelijk die (bedoeld zal zijn: dit, G.) vaak bij dienstverhoudingen voorkomt, en een bepaald, bij contract of v/et geregeld, formeel medezeggensohaps recht. Zulk een recht met betrekking tot die — b.v. commerciëele —• leiding van de onderneming, welke principieel buiten de gezagsverhouding tusschen werkgever en werknemer in de onderneming omgaat, wettelijk of contractueel voor te schrijven, is een i n b r e u k op de eigendomsbevoegdheden vanden ondernemer, en moet da ai r om als socialisme en-klassenstrijd worden afgewezen. Of in bijzondere omstandigheden toch ook hierover wel eens eenig overleg met de werknemers aanbeveling verdient, moet aan deze omstandigheden en aan het oordeel der ondernemers worden overgelaten".

't Gespatiëerde in den voorlaatsten zin is door ons aangebracht om bijzondere aandacht ervoor te vragen, dat in 1929 vanuit de Abraham Kujrperstichting hetzelfde werd betoogd, als door ons bovenstaand werd gesteld, en rechtstreeksch vuur werd gelegd op deze roode stelling van het in de wet verankerd recht op medezeggenschap. Nu is deze eigen stelling verlaten en prijsgegeven en verlangt men alleen da^ de Ondernemingsraden, waarin dit recht op medezeggenschap moet uitkomen, wettelijk zullen wórden geregeld niet bij afzonderlijke wet, maar in het kader van de wet op de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. De laatste kamerdebatten hebben het bewezen. Wat in 1929 heette te zijn socialisme en klassenstrijd is nu een begeerenswaardig goed.

Toen wij in de reeks artikelen, waarin wij onzerzijds de aandacht richtten op de gezags-crisis, aanwezig in den jn onzen tijd van tal van zijden gestelden eisch op medezeggenschap voor den arbeider in loondienst, ons met dit medezeggenschapsrecht, zooals het voorgestaan wordt, bezighielden, wezen wij er van onzen kant ook reeds op, dat men goed in het oog moet houden, dat het hierbij om geheel iets anders gaat, dan, om het natuurlijk overleg tusschen patroon en arbeider, tussciien baas en knecht over het werk en den goeden gang van zaken in werkplaats of fabriek. Waar zulk een natuurlijk overleg ontbreekt, daar moeten de zaken slecht gaan en dreigt de ondergang. Het gaat dan ook niet om dit natuurlijk overleg in de onderneming, het gaat om een medezeggenschap, waarin het woord zeggenschap in meerdere of mindere mate, met evenwel alleen kwantitatief verschil, de beteekenis heeft van mede-g e z a g. Het gaat om macht en invloed.

Daarom kon een schrijver als de heer Ruppert ook spreken van een recht in beginsel voor den arbeider om mee te spreken bij aanstelling en ontslag van den ondernemer in diens onderneming. Bij de groote N.V

stond het voor hem vast, bij de andere zaken lag het moeilijker en ingewikkelder. Wij hebben toen aangetoond, dat dit een halfslachtigheid is en dat juist bij de kleinere zaken het best de principieele verhoudingen vaUen te bewijzen. Toen reeds-waren wij van oordeel, dat het vroeg of laat zou moeten komen óf tot een prijsgeven van de daarin voor ons besef gelegen aantasting van het bezit en derhalve strijdt met het 8e en lOè gebod, óf tot een publiek breken met den eisch van de Wet des Heeren. Deze voor ons liggende Boodschap geeft een duidelijke aanwijzing, dat onze «erste hoop niet in vervulling is gegaan en dat onze laatste vrees gegrond is gebleken. Overigens doet het wel merkwaardig aan, dat men zich in deze brochure beroept op dr W. A. van Es en diens proefschrift: „De eigendom in de Pentateuch" voor de thetische fundeering van dit eigendomsrecht van den arbeider. Men had zich m.i. moeilijk iemand kunnen uitkiezen, die zich tegen deze eischen van het C.N.V. meer beslist heeft uitgesproken, zooals wij aantoonden, dan juist deze schrijver.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Het C.K.Y. op marsch achter hel roode vaandel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's