GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beslissende strijd der Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beslissende strijd der Kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VII slot)

En zoo brak gedurende alle eeuwen de strijd in en om de Kerk los! De aanleiding daartoe en den concreten inzet daarvan waren steeds verschillend. De situaties wijzigden zich voortdurend. Maar ih den grond der zaak was het altijd dezelfde strijd. Het was een openhjke of verholen strijd van kerkkinderen tegen kerkkinderen. Het was een ingaan tegen het leven des Geestes èn een reactie van het leven des geloofs tegen insluipend bedeif.

Met welk een verbeten felheid traden de officiëele, wettige, kerkelijke instanties op tegen de discipelen van Jfezus, vlak na het groote Pinksterfeest. Spoedig kleurt het bloed van Jacobus en Stefanus de straten van Jeruzalem, de heilige stad, de stad van de kerk.

Als vele eeuwen later — ik doe maar een greep — de kerk ontzaglijk is ontaard en de afval algemeen is geworden, gedenkt God aan zijn verbond en overstelpt zijn trouwelooze bruid met nieuwe bUjken van zijn gunst. Met een klaarheid en kracht als nimmer te voren werden gezien laat Hij dan het evangelie van louter genade prediken. Rondom Luther en Calvijn rijst een leger van trouwe gezanten op! Maar ge weet het: de kerk, de officieel kerk is dan de machtige, fanatieke, meedoogenlooze tegenstandster van Gods nieuwe, groote genadewerk. Een ontzaghjke strijd breekt los. Ze wordt door Gods kinderen gevoerd met geestelijke wapens. Maar de afvallige kerk bevlekt zich met het bloed van de heiligen Gods en de getuigen van Jezus Christus. Een bloed dat tot vandaag toe roept tot den levenden God.

Als na den Napoleontischen tijd de kerk in Nederland in weerzinwekkende zelfgenoegzaamheid is verwereldlijkt, maar ondanks dat, of liever, juist daarom, zoo ongeveer het summum van het christelijk leven meent te hebben bereikt, verwekt God weer nieuw leven. Voor arbeiders en boeren gaat iets glanzen van wat loutere genade, van wat rechtvaardiging door het bloed van Christus, beteekent. Maar ook dan reageeren de kerkelijke autoriteiten resoluut en wreed. Ze gaan in hun haat zoover dat ze den minister verzoeken een krachtige aanschrijving te richten aan de officieren en ambtenaren van zijn departement om de afgescheidenen zonder mededoogen strafrechtelijk te laten vervolgen""). En het woord van Esser: „Bij de vervolging der Afgescheidenen heeft de Hervormde Kerk vele kinderen Gods vervolgd, en deze zware zonde is, meen ik, nimmer beleden, nimmer opregt door de Kerk betreurd" ^') is nog ten volle van kracht.

Maar niet alleen in deze felle, bloedige botsingen werd de strijd van de kerk gevoerd. Er was daarin vooral, zooals ik reeds zei, het stadige, afmattende werken en woelen en.wroeten van allerlei ongeloof, afval, leugen, bederf. Wie zal ze tellen de millioenen en millioenen, die daardoor van den levenden Christus werden losgescheurd. Gode zij dank reageerde }iet leven des Geestes dil? vröls nog krachtig tegen dat velerlei bederf. En de juichkreet van'Johannes: Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den booze overwonnen'^^), kreeg telkens nieuwe actualiteit. Maar heel vaak bezweek het geloof! Achter een rookgordijn van „vrome", „wijze" redeneeringen trokken de kinderen Gods zich telkens uit den strijd terug, gaven dien zoo trouweloos en lafhartig op of liepen, erger nog, tot.den vijand over. Dan kregen de machten van Satan de overhand. En Christus nam ten slotte, nadat Hij aan de ééne zijde, op alle mogehjke manier, vroom of onvroom, openlijk of gecamoufleerd, was verworpen, en aan de andere zijde op allerlei manier was verraden, zijn kandelaar, de verlossende prediking van het woord, uit zijn kerk weg. Dan ging de kerk hier en ginds onder! Beleeft Europa momenteel niet zijn „kerkenschemering"? Is het niet een ruïnenveld van kerken geworden? O zeker, het kerkelijk bedrijf wordt door de elkaar staag opvolgende, kerkelijke firmanten op den ouden voet, schijnbaar onveranderd voortgezet. Dikwijls met toenemend vertoon van macht en schittering. Maar de Geest week. En onder een jachtige, nerveuze activiteit en een demonstratie van christelijkheid gaapt de donkere afgrond van afval, verharding een geestelijke dood.

In deze moeilijkste en pijnlijkste worsteling, in den strijd van de kerk in de kerk, deed zich nu steeds een verschijnsel voor dat ik met bijzonderen nadruk wil signaleeren. Het is dit, dat in de beslissende worsteling der kerk, dat op het moment waarop het om alles of niets ging, kinderen Gods, broeders, gemeene zaak maakten met den vijand en hun dikwijls — naar den mensch gesproken — een schitterende overwinning bezorgden. Niet, niet met de aflatenkramers, maar met de „christelijk"-revolutionairen in eigen „hervormden" kring heeft Luther de grootste ellende beleefd. Niet door de roomschen, maar in de uit Rome's macht losgerukte kerkstad Gtenève is Calvijn den bittersten lijdensbeker gereikt. Het zijn de , , vromen", die ten slotte de Afscheiding het meest effectief hebben tegengewerkt. Groen van Prinsterer deed eenmaal de confessie: „Wanneer ik, hetgeen mij in den strijd op politiek en kerkregtelijk terrein, wedervoer naga, dan is het dunkt me, onloochenbaar dat mijn levensloop in een reeks van teleurstellingen, doorgaans in het meest gunstig tijdsgewricht door vrienden veroorzaakt, bestaan heeft Mijn vrienden hebben mij ten langen leste uit het veld geslagen"''"). En Kuyper valt hem volkomen bij als hij nog geen twintig jaren later uitroept:

„Opeens waren Berlage en Temooy Apèl (de ultra modernen) met Vos en Westhoff (de positief orthodoxen) weer „vriendjes" geworden. Wat wonder, het ging nu saam tegen den gemeenschappelijken vijand. En die vijand was de Calvinist Het conflict (de doleantie) is dan nu gekomen, maar niet, gelijk het behoord had, tusschen de Belijders en de Loochenaars van den Heere Jezus Christus, maar tusschen die Belijders onderling, en dat hebben niet wij gezocht, maar hebt Gij Ireniscben gewild Gij streedt niet voor uw Heer maar tegen uw broederen" "").

En wat hebben wij zelf beleefd in de jaren die voorbij gingen? In de Gereformeerde kerken werden niet bestreden en uitgeworpen de slappe subjeetivisten van allerlei soort, de menschen, die waardeering toonden voor alles en iedereen behalve voor wat stipt naar het woord is en voor wie uit dat woord alleen willen leven! Neen, uitgeworpen werden de broeders, de mannen, wien, wat men hen ook dorst te verwijten, nooit een coquetteeren met de vijanden van Ch'.istus' kerk voor de voeten geworpen werd!

Wie nu den Heere Jezus Christus in waarheid liefhebben en voor Gods woord beven moeten het elkaar thans meer dan ooit en met allen ernst voorhouden: In de kerk van onzen Heere Jezus Christus moeten allen, dag in dag uit, een strijd strijden. Een strijd in de kerk, van de kerk, óm de kerk. Wie dien strijd ontloopt is een lafaard, ja, een verrader. Hij is óók een dwaas ! Want in de kerk levende, kan men nooit niet-strijden! Wie niet strijdt speelt, of hij het weet of niet, of hij het wil of niet, altijd in de kaart van den vijand en wordt zoo diens compagnon. Wie niet strijdt veroordeelt ook principieel het werk van Jezus Christus en van al zijn apostelen en profeten. Hun levensarbeid was immers een voortdurenden strijd en hun volharden daarin heeft God bovenmate geprezen. Het heeft óns bovendien den eeuwigen zegen bereid. Geliefden, zoo roept de apostel der liefde ons toe, vertrouwt niet lederen geest, doch beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valsche profeten zijn in de wereld uitgegaan! "i) Daarom hebhen we met élke openbaring van een „geest" te maken. Wij moeten er ons existentieel mee bezig houden. Ieder conflict, ieder gebeuren in de kerk, al verwenschen we de openbaring ervan nog zoo hartgrondig, moet onze volle geestelijke aandacht hebben. We moeten den geest die daarin openbaar wordt beproeven en om hem daarna te zegenen of vervloeken, ons er door laten leiden en hem dienen, óf hem met alle kracht weerstaan. De nood is ons nu eenmaal opgelegd. Zoo en niet anders is het leven, het dienen, het overwinnen in en met de kerk van onzen Heer Jezus Christus.

. Want zoo waarachtig als het werk des Geestes in alle geloovigen door alles wordt weerstaan wat .in hen nog aan „vleesch" overig is, en dat is heel veel! — zóó waarachtig zal het werk des Geestes, het werk dus van Christus om zijn kerk te doen leven uit zijn genade, naar zijn wet en tot zijn eer altijd ook in de kerk op bitteren tegenstand stuiten.

En zoo waarachtig als het ware leven des Geestes, het leven des geloofs, een rustelooze strijd is tegen alle zondige neigingen, begeerten, tendenzen van ons booze hart — zoo waarachtig is het ware leven der kerk een nimmer ophoudende, nimmer verzwakkende, strijd tegen al wat daarin niet uit Christus' verlossing voortkomt en naar zijn heiligen wil is.

En zoo waarachtig als het leven van Gods kinderen hier op het schoonste bloeit als het in den strijd tegen

de zonde door Gods genade de overhand behoudt — zóó waarachtig bloeit het leven der kerk in het permamente opworstelen tégen en overwinnen van alles wat Christus tegenstaat en zijn Geest bedroeft. In dezen altijd volgehouden strijd en geschonken overwinning wordt de vrede met God en de vreugde in God geschonken en genoten. Zoo alleen!


58) Ben commissie uit de Synode rapporteerde in 1835 aan die Synode, dat 'zij den Minister van Eeredienst had verzocht zijn invloed bij den Minister van Justitie aan. te wenden „teneinde vanwege laatstgenoemde eene krachtige aanschrijving moge worden uitgevaardigd aan de officieren en ambtenaren onder deszelfs ministerieel departement, met name in de prov. Groningen en Drenthe behoorende, ten einde ook zonder aangifte van eenige contraventie tegen de bestaande wetten, met allen ijver werkzaam te zijn ter handhaving der Cert. 291 tot 294 van het Strafwetboek van het Koninkrijk, van welk verzoek door Zijne Excellentie afschrift bij begeleidende missive aan Zijne Excellentie den Minister van Justitie is toegezonden". Zie Rullmann, Afscheiding, p. 162.

57) Heraut, 16 Oct. 1868.

SS) I Joh. 2 : 13.

5s> ) Partem. Studiën en Schetsen, II, p. 192; Ned. Ged., II, p. 345.

eo) Het Conflict gekomen, III, p. 7, 45.

ei) I Joh. 4 : 1.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De beslissende strijd der Kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's