GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Anema en de anderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Anema en de anderen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In onze pers is — tot verontwaardiging van sommige anti-revolutionairen, tevens lid van de A.R. Partij — gewezen op de uitlating van prof. Anema in de Eerste Kamer, waarbij aan de P.v.d.A. de hand werd toegestoken. Wij verstaan iedereen, gelooven we, • die met de A.R. Partij nog niet klaar is. Maar we verstaan niet waarom de vrije discussie daarover onder ons verboden zou moeten worden op straffe van aanvaarding eener preekstoelgemeenschap, die uitsluit (nog altijd) wie God niet uitsluit.

Misschien zullen zij, die de verontrusting van bovenbedoelde auteurs niet konden waardeeren, zich eens willen bezinnen over het navolgende.

In „Het Vrije Volk" (1 April) (? ) schrijft de bekende ds J. J. Buskes over „de uitgestoken hand" (politiek. Ds Buskes is, men weet het, lid van de P.v.d.A. Hij vermeldt de rede van prof. Anema en zegt te begrijpen, dat er protest kwam. Immers:

„Hebben de propagandisten van de A. R. partij In de krant en in de vergadering de P.v.d.A. niet uitgetekend als een beweging van-verderfelijke socialistische en humanistische beginselen?

En is het eenvoudige A. R. volk er niet van overtuigd, dat de christenen en zeker de predikanten die tot ds P.v.d.A. behoren, toch eigenlijk daardoor het christelijk geloof verloochenen? "

Even verder:

„Indien de A.R. partij ernst maakt met wat prof. Anema gezegd heeft, zal zij niet langer de P.v.d.A. kunnen en mogen bestrijden op de wtjze waarop zij dat tot nog toe gedaan heeft".

Hierna merkt ds Buskes op:

, , Mijn leermeester, prof. Grosheide, hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, heeft over de kwestie geschreven lu een gereformeerd weekblad. Hij wijst de P.v.d.A. af, omdat zij geen christelijke is en als politieke partij de Bijbel niet als uitgangspunt neemt. Ik deel dit standpunt van prof. Grosheide niet, maar constateer dankbaar, dat hij de P.v.d.A. bestrijdt'in wat zij inderdaad pretendeert te zijn. Zij wil zeer bepaald niet een christelijke partij zijn en neemt de Bijbel alg partij niet als uitgangspunt". Duidelijk staat hier dan: de P.v.d.A. is niet christelijk en neemt als partij de Bijbel niet tot grondslag. Voor de vroegere V.U. was daarmee de zaak beslist: een eigen partij met den Bijbel wel tot grondslag was noodig. Maar prof. Grosheide — aldus ds Buskes — gaat in zijn terreinverkenning en in de opmaking van den balans verder dan de vroegere V.U.:

„Hij ruimt misverstanden op. Hij zegt, dat er In de " loop van de jaren heel wat veranderd is. En van de christenen die lid van de P.v.d.A. zijn, schrijft hfl: „Men doet hun dikwijls onrecht aan, wanneer men hen voor ongelovige of inconsequente christenen uitmaakt". Prof. Grosheide is het niet met ons eens en zet dat ook in den brede uiteen. Maar het is ons veel waard, dat hij spreekt over het onrecht, dat ons dikwijls door medechristenen wordt aangedasm".

Het staat er dus duidelijk: ook wij doen de P.v.d.A. onrecht. Want wij gelooven „en belijden" — zeg ik er met nadruk bij — dat christenen, die daar lid van zijn wel degelijk inconsequent zijn. En dit op essentieele punten; en dat zij waar het p r i n-cipieele positiekeuze betreft, en een aanbeveling daarvan, aan de vroegere V.U. gelijk aan ds belijdenis en aan de A.R. beginselverklaring onrecht doen. Een conflict, dat niet wij verzinnen , doch dat dr Grosheide volkomen vrijwillig en duidelijk poneert.

Ds Buskes vervolgt:

, , Het zou voor het politieke leven in Nederland een egen zijn, wanneer de uitspraak van prof. Grosheide in Christelijke kring aanvaard werd en wanneer men er ook de consequentie uit trok: men doet christenen, die voor de P.v.d.A. kiezen, dikwijls onrecht, door hen voor ongeovige of inconsequente christenen uit te maken". f

Ds Buskes neemt dus de klacht van dr Grosheide ver. Dat beteekent: de principiee'e bestrijding van de P.v.d.A. (met haar barthiaanschen inslag) wordt s door de huidige V.U. bemoeilijkt. De argumentatie üjkt wonderwel op die van de N.S.B.-ers uit de dagen, waarin Mussert een briefje schreef (en Roskam zijn naam zette onder geschriften van anderen) waarin è.n Mussert én Roskam de Amsterdamsche synode wilden bewegen niet het pad op te gaan, waarop drijvers als K. S. de synode wilden doen marcheeren. Men herinnert zich, dat de theologische faciliteit van de V.IT. dan ook liet aanteekenen, dat zij tegen de N.S.B.-besluiten der Amsterdamsche synode zich bezwaard voelde. Toen reeds kwam er een principieele tegenstelling aan het licht, die later tot uiting kwam. Toen dr H. H. Kuyper de kerkeraden opwekte, het sjTiodaal besluit Inzake de N.S.B, niet voor vast en bondig te houden, en dr V. Hepp in „Credo" hetzelfde deed. Dat was kort voordat zij ondergeteekenden zouden gaan afzetten, omdat hij besljiiten eener generale synode niet voor vast en bondig hield. Dat is de ééne historische herinnering. De andere is dat dit artikel van Buskes verschijnt in dezelfde periode als waarin de synodocratische groep een gedenkboek liet verschijnen („Opdat wij niet vergeten"), waarin het verzet tegen de duitschers wordt beschreven. In dat Gedenkboek is ook een rapport opgenomen, dat ondergeteekende destijds uitbracht over twee bezwaarschriften van dominees, die inzake de N.S.B.-besluiten van 1936 pleitten* vóór herroeping. Men vraagt zich bezorgd af, wat er van zoo'n Gedenkboek over blijft, als tegelijk dr Grosheide zóó' schrijft: niet meer van incopsequente christenen spreken En wat zullen de menschen moeten beginnen, die nog — gelijk in Amersfoort — bezwaar inbrengen tegen een lid van de P.v.d.A. (barthiaan) op een christelijke school? Laat men toch zien, wat er aan het verworden is. —• Intusschen — ook prof. mr N. Okma (eveneens van de V.U., en van de A.R. Partij) wordt door ds Buskes geciteerd (uit het A.R. weekblad „Vrijheid"). Ds Buskes zegt van prof. Okma, dat z.i. met een bekijken van de zaken van den principieelen kant niet alles gezegd is. Prof. Okma schrijft — volgens Buskes —:

„Wij leven niet in een wereld van zwart en wit. Onze eigen beginselpositie is en wordt nooit veel meer dan een tasten en zoeken van zondige mensen met een verduisterd verstand. Aan de andere kant treffen wij in een beginselpositie als die van de P.v.d.A. elementen aan, die de herinnering zijn aan een christelijke traditie. Te recht heeft Anema zich daarvoor dankbaar betoond".

Het is, dunkt ons, niet best. „Tasten en zoeken" — dat zegt Barth van de dogmatiek. „Geen wereld van zwart en wit" — ook dat zegt Barth. Wij zijn het er volkomen mee eens, als hetovermenschen gaat. Maar het loopt in den geestelijken strijd niet over menschen, doch over „beginselen", of beter gezegd, over de Waarheid, de b e 1 ij d e n i s, het Woord. En daarin wit tegenover zwart. Dat raakt de kuyperiaansche antithese. Dat te loochenen „snijdt in het hart der Reformatie"; Hepp schreef dat tegenover mij, toen ik de pluriformiteit der Kerk aanpakte; ik wou hem wel eens weer hooren over de pluriformiteit der politieke partij van „den levenden God". Hoe het zij: wij leven in een wereld van wit (de waarheid) en zwart (haar principieele loochening). En dit feit bepaalt onze politieke (en andere) roeping. Okma — aldus Buskes — noemt Grosheide's uitlating „toch eigenlijk de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld": wij zien het anders.

Nog een andere uitspraak van Okma wordt door Buskes aangehaald:

„De politiek wordt wel goeddeels, maar niet uitsluitend' door beginselen bepaald. Ook de omstandigheden, de nuchtere feiten spreken een woordje mee. Deze dwang der eiten maaJtt, dat men vanuit totaal verschillende principiële gezichtshoeken toch kan komen tot hetzelfde beluit".

„Niet uitsluitend"? Niemand loochent, dat de brute.

feiten een duidelijk en dwingend woord meespreken. Maar daarmee te rekenen betioort ook tot de „b e - gins e Ie n". Alleen maar: het is dan geen reden om den opbouw eener partij te laten geschieden uit principieele overwegingen, en di© alleen. Ds Buskes vervolgt:

„Prof. Okma wil de betekenis van het principiële stamdpimt der A.R. partij niet verzwakken, maar wel zegt hij: „Wij mogen van een op zichzelf juist uitgangspunt niet maar raak redeneren". En: „Wij achten het van groot belang voor de toekomst van ons volk, dat de wegen niet versperd worden, met name de weg tot samenwerking

tussen de rechtse partijen en de P.v.d.A.". Samenwerking — maar die kan alleen dan tijdelijk, en incidenteel eri „op punten" geschieden, indien eerst het wit-zwart-schema Van overgeleverde waarheid contra haar bestrijding is erkend en vooropgesteld. Maar is dat schema losgelaten, dan-komt een belangenpolitiek opduiken, die het eerste belang (!) van een duidelijke profetie voor „heel de kerk en heel het volk" onherroepelijk naar den achtergrond dringt. Men krijgt dan één van de machtelooze antiroomsche frontvormingen. Hoor maar, wat ds Buskes verder zegt:

Prof. Okma heeft een zeer bepaald motief: „Br is allerminst reden om de toch reeds wassende invloed der roomsen door onze houding nog extra te versterken. En dat doen wij, indien wij toenadering tot en van de P.v.d.A. afwijzen. Daardoor zou worden bereikt, dat ia Nederland geen regering zonder katholieken mogelijk is Samenwerking tussen A.R., C.H. en P.v.d.A. moet mogelijk zijn.

Meer is voorshands niet hodlg". Ik geloof niet, dat de roomschen weg te werken zijn. Ik geloof wel, dat in hun kaart gespeeld wordt, wanneer de wit-zwart-profetie wordt verzwakt, m.a.w. als wij overnemen wat door dp roomschen in Nederland al zoo lang is gedaan tot schade van ons volk in een belangenpolitiek, die tenslotte den mond snoert van de principieele profetie. A.R. — C.H. — P.v.d.A. —• in alle drie zijn thans barthiaansche tendenzen waarneembaar. Het einde zal zijn de relativeering van het profetisch getuigenis, door Barth weersproken. Men kan reeds nu den barthianen bij hoopjes aanvidjzen in ons middelbaar onderwijs. Worden door onze luidsprekers zulke geluiden nog langer vemeembaar gemaakt, dan zullen we het lager onderwijs-met-den-bijbel ook door barthianen zien geoccupeerd — want ze vechten verbeten. Het eenige gevolg is: een jeugd, die niets meer van Kuyper hebben wil, al zal ze met genoegen Greijdanus in zijn graf laten liggen met den smaad van 1944.

Ds Buskes besluit:

„Op deze wijze is een vruchtbare politieke discussie mogelijk. De gevechten, die tot nu toe geleverd werden, waren, hoe verwoed zij ook gevoerd werden, veelal schijngevechten - over onwezenlflke verschillen en onzakelijke tegenstellingen, een nogal onvruchtbaar bedrijf".

„Onwezenlijke geschillen" — wij kennen dat geluid. ' Maar het komt dan ook uit den koker van menschen, •die de Dordtsche Leerregels niet meer aanvaarden; • als zij tegeno\'er de remonstrantsche gemeene-gratiej-leer het wit-zwart-credo stellen van Gods waarheid en onze vijandschap tegen de waarheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Anema en de anderen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's