GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGE Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGE Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het was mijn voornemen nog een keer te schrijven over het boek van den litterator Rispens en dan over de dichters van dezen dag. En dat bhjft ook wel zoo. Maar voor de afwisseUng thans een politiek praatje. En dan over den schrik, die velen anti-revolutionairen om het hart sloeg, toen zij vernamen van die toegestoken hand naar den kant der socialisten. Het spreken van prof. Anema ging, naar men veronderstelde, niet buiten de leiding der partij om. En klonk het niet wat vreemd?

Zie, de Indische kwestie was nu voorbij. Een struikelblok voor samenwerking dus weggeruimd. Nu kon men elkander voortaan weer vriendelijk aankijken en samenwerken.

Dit moest wat meer beteekenen, dan dat men zei: als gij iets goeds voorstelt, stemmen wij wel Voor, want 'dat spreekt toch vanzelf. Nee — het wees wel degelijk op een toenadering, die zou kunnen beteekenen : wij kunnen met U ook wel e^ ministerie vormen. En het was stellig ook daarom, dat het gebaar van prof. Anema van den roomschen kant met een kouden blik werd ontmoet, terwijl de christelijk historische redenaar een juichkreet liet hooren. Van af het christelijk historisch scheepken werd immers het touw reeds aan de roode boot vastgebonden. Daar vaart men reeds mee.

Mij kwam, toen ik er van las, een tooneeltje uit Dickens bekenden roman „David Copperfield" in ds gedachten.

Als David door zijn stiefvader van huis wordt gestuurd om straks op een harde kostschool gedrild te worden, wordt hij door den voerman Barkis in diens vrachtwagentje naar het eerste station gebracht, vanwaar de reis per postkoets verder zal gaan.

Die Barkis is een man van weinig woorden. Maar hij heeft een paar goede oogen in zijn hoofd en die richten zich met bijzondere belangstelling op de trouwe dienstmaagd Peggotty, die den jongen in den wagen nog gauw een pakje toestopt.

Als tijdens den rit David dat pakje opent, vindt hij een koek en hij deelt dien schat met Barkis, die het hem gegeven stuk gulzig doorslikt; at one gulp — als Dickens zegt.

En dan zegt Barkis: maakt zij dat?

Meent u Peggotty? vraagt David. Ja, zegt Barkis: zij. O ja, roemt dan David, zij maakt al die lekkere dingen en zij kookt ook alles.

Toch zoo! mompelt Barkis. En hij zet zijn lippen, alsof hij fluiten' wou, maar hij floot niet.

Dan zegt hij: geen sweethearts?

Barkis moet weten of er kapers op de kust zijn. Maar David dacht daaraan niet dadelijk, doch hoorde het woord sweet, zoet, en zei: bedoelt U sweetmeats ?

Nee, dus Barkis kort, hearts. Gaat zij niet met een persoon ?

Wie, vraagt David dan, met Peggotty?

Ja— dus Barkis weer: zij.

O neen, antijvoordt David: zij heeft nimmer !een vrijer gehad.

Dus toch niet, zegt Barkis.

En na een oogenblik van stilzwijgen zegt hij: 'schrijf je haar-wel eens ? O zeker, antwoordt David. En dan keert Barkis langzaam zijn oogen naar David en zegt: wel, als jè dan schrijft vertel haar: Barkis is willin'.

Barkis is bereid.

Dus, zegt David: Barkis is willing; is dat heel de boodschap ?

Ja, zegt Barkis, alleen: Barkis is willin'.

En aan dat verzoek voldoet David ook aanstonds, als hij moet wachten in het hotel op de postkoets: My dear Peggotty. Ik ben tot hier goed overgekomen, en Barkis is willing.

Zoo iets beleven wij nu ook in de politiek.

Met de anti-revolutionaire partij ten aanzien van de p.v.d.a.

Welnu, de korte inhoud van prof. Anema's rede was: de Indische kwestie is nu achter den rug. Barkis is willing.

Maar in dit geval heeft Peggotty wel een sweet­ heart. En dat is Rome. Daarom keek de roomsche redenaar ook niet heel vriendelijk. En Peggotty zelf nam de mededeeling tamelijk koud op.

Zoodat wij niet den indruk kregen, dat het figuur, dat de a.r. partij daar sloeg, nu bijzonder mooi was. En, hoezeer de antirevolutionairen in den laatsten tijd de kromste dingen — men denke aan dien staat West-Europa — „at one gulp" plegen te slikken, thans schijnt er eenige ongerustheid te zijn ontstaan, die nu in de pers, welke o.a. de a.r. partij ook dient, moet worden weggeschreven.

Ook in politieke vergaderingen schijnt de nieuwe richtlijn te worden goedgepraat.

Zoo las ik in ons „Ger. Gezinsblad" van een .politieke vergadering ergens op de Veluwe, waar de a.r. redenaar vertelde, dat het een beetje tactiek was. De roomschen gaan met de socialisten mee.

Maar nu werd tot laatstgenoemden gezegd; dat kunnen de antirevolutionairen ook wel. Zijn zij niet eveneens vooruitstrevend?

De heer Tilanus, van wiens partijscheepken reeds één man als minister overging in het ministerie, verstond het ook zoo. Hij juichte die toegestoken hand toe en begon een politiek j-ekensommetje^op te zetten. Daar zou toch een nieuwe groepsvorming mogelijk zijn.

Drie groepen: de eene: de socialisten; de tweede: de roomschen, en die twee vormen nu de meerderheid. Maar men kan ook zoo gaan tellen: een derde groep: C.H. en A.R. en V.V.D. Ook' een meerderheid. Want die liberalen worden ook al socialerig.

De rede van prof. Anema zou dus een fijn stukje „politiek" zijn.

Maar dan was die a.r. politicus op de Veluwe wel een beetje onnoozel zoolang tactiek teri minste nog wat te maken heeft met tact, want tact praat liever niet.

Echter, de roomschen zijn ook niet van gisteren en de tactiek, die zwijgt en inpalmt — men denke aan de roomsche zending in Indië en aan •wie weet hoeveel voordeden meer — die verstaan zij uitnemend goed.

Nog vermeldt „Trouw" van een redevoering door dr Fokkema, a.r. kamerUd, gehouden te Delft. Deze heer deelde mede, dat hij geen lid is van de C.H., omdat hij de caMnistische beginselen terugvindt in de A.R. partij. De P.v.d.A. kan hij niet waardeeren, ondanks het feit dat in de socialistische partij veel veranderd is, omdat zij wel wil leven naar bijbelsche normen, maar niet 'wil buigen voor Jezus Christus.

Nu — als die bijbelsche normen er dan zijn, en dat is tegenwoordig het betoog o.a. in „Trouw", die zulki van het humanisme beweert, dan is er immers nauwe samenwerking mogelijk?

De eigen beginselen leggen daartoe geen bezwaar meer in den weg. De heer Tilanus toch kon wijzen op een artikel van prof. Okma in het weekblad, , Vrijheid" waarin werd gezegd: „de politiek wordt wel goeddeels, maar niet uitsluitend door beginselen bepaald. Ook de omstandigheden, de nuchtere feiten spreken een woord mee".

Nu geldt dit, naar Groen van Prinsterer niet moe werd te zeggen, steeds voor de revolutionaire partijen. Hun beginsel kan niet tot het einde toe doorwerken, zoolang God de Heere het menschelijk leven handhaaft. En daarom volgt daar op actie altijd reactie tot eigen behoud.

Men wordt door het leven zelf, dat God de Heere in stand houdt, geremd. Daar geldt dan de regel: het kan niet anders.

kan niet anders. Maar voor den man, die buigt voor het Woord Gods, mag het feit nimmer zoo meespreken. Want beginsel is voor hem, als het wat beteekenen zal, gehoorzaamheid aan Gods wil en wet, het dienen van den Koning der koningen, Jezus Christus.

En nu weet de geloovige christenstaatsman zeer wel, dat, hetgeen hij gaarne zoude zien in eigen leven en in dat van zijn volk slechts ten deele bereikbaar is. want hij rekent met den mensch zooals die wezenlijk is. Maar daarom buigt hij zich niet voor de omstandigheden en feiten, zooals bijv. een koning Saul, toen hij de Amelekieten geslagen had en den koning en het veroverde vee spaarde.

Toen Samuel kwam beriep Saul zich op het „goeddeels" volgen van zijn beginselen, maar Samuel zei: gehoorzaamheid is beter dan slachtofferen, opmerken dan het vette der rammen. En het koninkrijk werd aan Saul ontnomen.

Ook in het kleinste deel van het goede, dat de a.r. staatsman kan bereiken, moet, het beginsel zijn doen bepalen.

Wie zegt: de beginselen, nu ja goeddeels, maar voorts de nuchtere feiten, is al spoedig een verloren man. Dat goeddeels wordt deels en verder niets. Trouwens door de feiten op den voorgrond te plaatsen — en dat geschiedt — is het beginsel reeds uit het gezicht verdweneun,

Dat blijkt ook uit hetgeen „Trouw" vertelt van de socialisten.

Eerst waren zij marxisten, maar dat is al lang voorbij.

Nu willen zij nog wel, als het er op aankomt, den totalitairen staat, en dat is, naar het blad' dan zegt, het „antichristmotief", maar zij zijn toch ook democratisch en voor de vrijheid der persoonlijkheid en zoo valt er met hen te praten. Bijv. inzake het humanistisch idool van den staat West-Europa.

Ja, als de socialisten vrij spel hadèen, maar dat hebben zij niet.

De a.r. zijn er dan ook nog. Het'socialisme kan worden afgeremd. De antithese is dus weg en het a.r. beginsel is niet meer dan een rem op het wagenrad der revolutie. Maar men gaat in den rooden wagen plaatsnemen. Dat noemt „Trouw" compromis.'

Wij verkeeren, zegt het blad, in een compromissituatie.

En dan moeten natuurUjk beginselen worden gehandhaafd, maar in een compromis kunnen wij niet altijd onzen zin doordrijven.

Daar is het beginsel dus reeds verworden tot „on^n zin". Wat heel iets anders is. Het is niet onze zin, die ons behoudt, want die gaat menigmaal zelve tegen Gods Woord in. Het is de gehoorzaamheid aan het Woord des Heeren, die wij in alles moeten kennen en volgen.

Wij kunnen met een ieder samenwerken, op b e - paaldepunten.

Een politieagent kan met een misdadiger meewerken een drenkeling op het droge te trekken. Dan is er een compromis. Maar als dadelijk daarop de deugniet de zakken van den iTog bewustelooze wil gaan doorzoeken, ontstaat direct de strijd.

Groen van Prinsterer kon met Thorbecke samenstemmen, als dit in overeenstemming was met de be­ ginselen, die hij beleed. Kuyper kon met Schaepman meegaan in den strijd voor de vrije school.

Er is zoo op politiek gebied steeds een of ander compromis mogelijk, mits wij daarbij nimmer iets van onze gehoorzaamheid aan hetgeen God ons in Zijn Woord gebiedt, prijsgeven.

Het is echter uit alles duidelijk, dat het compromis waarheen men nu in de a.r. partij wil streven, berust op een loslating der goede beginselen; zoo langzamerhand heeft men aan een christelijk humanisme genoeg.

Het wordt zóó, dat men naar allen kant vriendelijke blikken werpen kan, maar als daar een man komt, in de kerk, en in de school, en in de vakbeweging, en in de politieke partij, die zegt: zullen wij de belijdenis der Reformatie, die de bron was van heel ons nationaal bestaan en van al onze vrijheden, niet eens weer ernstig met elkander lezen en trachten te verstaan, dan vliegt al wat zich nog wel calvinistisch noemt, maar er niets meer van verstaaï, met woede op. Die man moet er uit of, indien hij blijven wil, hij moet zwijgen. Zoo zijn de nuchtere feiten vandaag; maar wie het Woord Gods gehoorzaam wil zijn, legt zich daarbij niet neer.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGE Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 april 1950

De Reformatie | 8 Pagina's