GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wetenschapsgevaren ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wetenschapsgevaren ?

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Soms heb Ik een tikje medelijden met je. Soms.

En maar: een tikje.

Niet overdrijven. Want er is geen gevaarlijker ding, dan jou te vertellen, dat jij het toch zoo ontzettend moeilijk hebt, meer dan de voorgaande generaties.

Geen sprake van.

Je hebt alleen maar andere moeilijkheldjes. Ze komen in den grond der zaak op hetzelfde neer.

Ik heb het oog dézen keer op de vraag, die je wel eens zal bezig houden: wie is nou eigenlijk de baas in de kerk: de wetenschap of de eenvoudige belijdenis?

Pas op, dat je die vraag niet als een vijandig opgesteld dilemma gaat zien.

De wetenschap is een goede gave Gods, als ze geloovig is. Dan doet ze de kerk een enormen dienst: den dienst der broederlijke aanwijzing van zegen en van gevaren. Den dienst van de verkeerspolitie, die op tijd waarschuwt: er komt een bocht; er komt een stuk van den weg met slipgevaar, en bij die bocht straks moet je zóó en zóó rijden, als je komen wilt, waar je wezen moet.

Maar net zoo min als die verkeerspolitie de baas is over je rit, net zoo min is de wetenschap baas over je geloof. En nu hoor je wel eens wat over kerkelijke correspondentie. En over kerkelijke tucht. En over kerkelijke eenwordingspogingen. Soms verneem je dan: die kerk beweert: je mag bij mij niet binnenkomen, als. je niet die en die geleerde VERKLARING onderteekent. Of: die andere kerk zegt: je mag bij mij niet langer aan het avondmaal komen, laat staan, een ambt bedienen, als je niet die en die theologische leerpunten onderteekent. Of : een derde kerk zou willen zeggen: je mag met mij niet samenleven, als je met zóó en zóó denkt over onze handelingen in dat en dat jaar onzes Heeren. En soms hoor je wel eens dat leden van eenzelfde kerk tot elkander zeggen: we kunnen geen avondmaal vieren, als jij van mij zegt, dat die en die opvatting van mij in den grond der zaak neerkomt op een ketterij; je moet eerst de logische samenhangen zien, net zooals ik.

Kijk, daar begint de moeilijkheid.

Aan den éénen kant: de wetenschap, dat groote goed (elke belijdenis ruikt naar de studeerlamp).

Aan den anderen kant: dat warme geloof van nietwetenschappelijke menschen, die toch ons allemaal kunnen vóórgaan in het koninkrijk Gods.

Nu wou ik je wel eens wat vertellen over het jaar 1944. Het jaar, toen , , zestien punten", werden aangenomen en bindend verklaard. WAS DAT GOED?

Ik zeg: neen.

De gajig van zaken vóór en in 1944 had tengevolge, dat de zaak der meeningsverschillen nog minder rijp was voor kerkelijke behandeling, dan ze naar het oordeel van meer dan één van den aanvang (1936!) af toch al was.

Afgezien hiervan is ten overvloede gebleken, dat geen der zes in 1936 ter behandeling aangewezen punten rijp te achten was voor kerkeUjke behandeling. Men koos zijn uitgangspunt in „gangbare meeningen". Maar die waren er niet. Er waren alleen maar: gangbare suggesties, die een slappe generatie zónder al te veel nadenken zich had laten opdringen. Ten aanzien van niet één van die zes punten was het mogelijk, bepaalde „leeringen" te ontdekken, die onderling een eenheid vormden. Br kon niet eens over heel de linie van gangbare meeningen gesproken worden.

Zeker, er was in betrekking tot het vraagstuk van de algemeene genade wel een gangbare overtuiging aangaande de eenheid van natuur en genade. Maar daar bleef het dan ook bij. Zoodra men de samenhangende vraagstukken raakte bleek zelfs bij dit eene punt, en des te meer dus óók bij de andere punten van gangbare meeningen niet wel gesproken te kunnen worden. Ze waren een fictie.

Waar dan nog bij kwam, dat de divergenties in materieelen zin soms nog samenvielen met verschillen in terminologie (b.v. aangaande de onsterfelijkheid der ziel).

De beteekenis van deze terminologische verschillen — ook voor de kerkelijke samenleving — ontveins ik me niet. Jij ook niet, hoop ik. Veranderde termen kunnen aanleiding worden, of oorzaak van het insluipen van verkeerde gedachten, öf voor het op den achtergrond ra­

ken van goede. De ervaring leert, dat voor goede behandelmg van confessioneele kwesties, ook in de kerk deze terminolor logische verschillen duidelijk moeten zijn, opdat misverstand geweerd worde. Zoolang in dezen misverstand heerscht wordt de behandeUng en afdoening van zaken ten zeerste bemoeilijkt.

Ook voor de in 1936 aan de orde gestelde vraagpunten viel hieraan te denken. Wij moeten tot geen prijs de kerkelijke behandeling van aanldachten over afwijkingen ta de leer laten wachten, tot „de wetenschap" klaar gekomen is. Werd deze eisch gesteld, dan zou iedere ketter den arbeid der kerk, ook in het weren van vreemde leeringen kunnen remmen en ophouden. Met alle kracht vrillen wij het recht en den plicht der kerk om tegen haeresie te strijden handhaven. Belijdenls-handhaving is levensvoorwaarde der kerk.

Evenmin willen wij de iterken remmen, en laten „wachten" tot „de" wetenschap gereed gekomen is (wat nooit gebeuren zal), wanneer het gaat om een opnieuw of we-Jerom (maar dan verscherpt) belijden.

Alleen maar: toen in 1936 de kerkelijke samenleving van boven af in rep en roer gezet werd, stonden öe zaken anders.

Er was geen aanklacht ingediend.

Er was evenmin gevraagd om uitbreiding, verheldering of herhaling van de belijdenis.

Er was in eerster instantie besloten tot het instellen van een onderzoek naar de zakelijke beteekenis, van bepaalde, door de synode van 1936 zelf niet omschreven opvattingen.

Zeer zeker was dit niet het eenige, hetwelk gevraagd was, want „toetsing" moest naar den wensch der synode van 1936 volgen. Onderzoek naar de zakelijke beteekenis van bepaalde opvattingen moest evenwel Voorafgaan-Maar ieder zal aanstonds inzien, dat een dergelijk onderzoek onmogelijk was, indien de opvattingen niet van te voren scherp en juist waren omschreven.

Welnu, de commissie, die, in 1936 benoemd, maar daarna al vrij spoedig door allerlei oorzaken uiteengevallen was, bleek reeds in haar eerste zittingen er niet toe te bewegen te zijn, vooraf gezamenlijk de in aanmerking komende meeningen vast te stellen en in bepaalde, weloverwogen formuleering elkander voor den aanvang van het werk in de sub-commissie voor te stellen.

Wij hebben dit betreurd, toen we ervan hoorden.

En wij verklaren ook nu nog, in 1951, ronduit, dat het tweede deel der opgedragen taak (de toetsing) eenvoudig onuitvoerbaar was, zoolang aan het eerste deel niet met volkomen duidelijkheid en in getrouwe weergave der in aanmerking komende meeningen, zou zijn voldaan.

In abstracto ware het mogelijk, over elk der genoemde punten een rapport. te geven, dat de geheele materie volledig zou verwerken. Maar ieder ter zake kundige ziet het belachelijke van een dergelijke onderneming aanstonds in. Met een dergelijken arbeid zouden jaren en jaren van intense studie zijn gemoeid — indien men er al ooit mee klaar kwam.

Toch is er wel, ook door de twee commissieleden, die tegen den gang van zaken, hierboven omschreven, bezwaard waren, overeenkomstig de him gegeven opdracht, •gerapporteerd over de genoemde punten. Ze gaven daarin, wat hun in den toenmallgen toestand van het kerkelijk leven het meest profijtelijk voorkwam, tot opklaring van de verhoudingen en tot een zuiverder stellen van den eigenlijken stand van zaken ten aanzien van de genoemde punten.

Maar vooraf hebben zij met den meesten ernst het volgende onder de aandacht der Sneeker synode gebracht.

Zij waren er zich volkomen van bewust, dat misverstand aangaande hun^ bedoelingen voor de hand lag. Maar vrees voor misverstand mocht hen geen obgenblik het belang der kerken en de eischen der wet Gods, die voor allen broederlijken, omgang duideHJkheid en openhartigheid eiseht, uit het oog doen verliezen.

En daarom vroegen zij de Sneeker synode, of zij niet met hen van oordeel was, dat de uiterste voorzichtigheid geboden was, ook hierin, dat aan de toetsing ook van synodewege niet begonnen moest worden eer de zakelijke beteekenis van de te toetsen meeningen in leder geval duidelijk en getrouw was weergegeven.

Daar deden ze m.i. goed aan.

De historie spreekt hier ook een waarschuwend woord. Zij spreekt ons van een groote voorzichtigheid en wijsheid juist in de behandeling van kwesties als die, welke in 1936 aan de orde zijn gesteld.

Immers, de Synode van 1896 (art. 34 der Acta) besloot een bezwaarschrift (nog wel een bezwaarschrift) aangaande allerlei punten der leer, ingezonden door dei> Kerkeraad der Gereformeerde Kerk van Bedum A niet in behandeling te nemen. Ze haS daarvoor naar eigen verklaring forraeele gronden, aangegeven in een rapport waaruit we dit citeeren:

, De kerkeraad van Bedum (A) heeft zich met zijn bezwaarschrift eerst gewend tot de deputaten der Gereformeerde Kerken voor de oefening van. het verband tussehen deze kerken en de theologische faculteit der Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag.

Tot zijne teleurstelling kreeg de kerkeraad In een schrijven van 6 Juli j.l. van voornoemde deputaten bericht, dat zij wel de bezwaren van den kerkeraad ernstig hadden overwogen, doch dat er voor hen geene redenen bestonden om handelend op te treden, „zelfs niet om Dr. KUYPER op een of ander punt nader te hooren".

Den raad van genoemde deputaten, om „deze zaak niet. ter komende Generale Synode te brengen", heeft de kerkeraad gemeend niet te kunnen en te mogen opvolgen. In zijne vergadering van 22 Juli j.l. besloot hij een afschrift van het bezwaarschrift ter (generale Synode te zenden.

Uwe commissie is van oordeel, dat waar de kerkeraad van Bedum (A) nu tot de synode komt, na zich eerst gewend te hebben tot bovengenoemde deputaten, wier lastgeefster zij is, de synode dit bezwaarschrift wel tot behandeling kan toelaten.

Tegen zulk een klacht is formeel niet alleen geen bezwaar, maar het is zelfs te waardeeren als kerkeraden en kerken op dit punt zich waakzaam betoonen Maar dan valt het uwe commissie ook aanstonds op, dat naar haar bescheiden meening dit bezwaarschrift van dien aard is, dat eene ernstige behandeling daarvan op de synode onmogelijk is.

Immers zal worden toegegeven, dat voor eene klacht op zulk een punt noodzakelijk vereischte Is, dat klaar en duidelijk en in de eigen woorden van hem, tegen wlen de klacht gaat, worde aangegeven, waarin de afwijking van de leer bestaat.

Dit nu is naar het oordeel uwer commissie in het bezwaarschrift van Bedum niet geschied.

Hierbij komt, dat naar het gevoelen uwer commissie eene S'ynode volgens Gereformeerd kerkrecht niet geroepen is hare zittingen te doen strekken voor een theologfisch dispuut, ten einde daaruit misschien tot eene formuleering van bezwaren te kunnen komen, die door de klagers hadden behooren gegeven te worden. Op den weg eener synode ligt het niet zich bezig te houden met algemeene beschouwingen, noch ook dogmatische vraagstukken van algemeenen aard te bediscussieeren. Gelijk elke kerkelijke vergadering, meerdere of mindere, kan en mag zij alleen oordeelen over feiten of leeringen, die in concreten vorm aan haar oordeel onderworpen worden.

Daarom kan uwe commissie, hoe gaarne zij den bezwaarden broederen in dezen zou willen tegemoet komen, niet adviseeren om op dit bezwaarschrift in te gaan.

Zij stelt daarentegen aan uwe vergadering voor, om.

op de formeele gronden bovengenoemd, dit bezwaarschrift niet In behandeling te nemen en van dit besluit aan den kerkeraad der Gereformeerde kerk van Bedum (A) bericht te zenden.

A. M. DONNBR, Rapporteur".

Tot zoover het citaat. Vind je het niet sprekend? Dezelfde synode (art. 40 der Acta) oordeelde, niet in te kunnen gaan op een verzoek der „provinciale Synode van Drente", van welk verzoek de acta zelf een duidelijk beeld geven:

„Namens de eerste commissie van advies brengt Dr. L. H. WAGENAAR rapport uit. En wel vooreerst over het verzoek van de Provinciale Synode van Drenthe, „dat, met het oog op het vele twistgeschrijf in den laatsten tijd in publieke bladen over verschillende leerstellige punten, als o.a. wedergeboorte, doop, roeping, de vraag of het menschelijke geslacht behouden wordt en slechts de enkelen verloren gaan, de rechtvaardigmaking en de leer der kerk, de Generale Synode eenige deputaten benoeme om een nauwkeurig onderzoek in te stellen, naar wat wij volgens Gods Woord en onze Belijdenisschriften aangaande genoemde punten hebben te verstaan".

De Synode oordeelt, overeenkomstig het advies der commissie, dat zij op het verzoek van de Provinciale Synode van Drenthe niet kan ingaan.

Het advies der commissie, „overeenkomstig" hetwelk de Synode besliste ter afwijzing van Drente's verzoek luidde als volgt: .

Uwe commissie, hoewel erkennende, dat het-streven om tot meerdere eenheid van opvatting te komen en den vrede der kerken te zoeken, op zichzelf alleszins loffelijk is, oordeelt echter, dat het verzoek van de Drentsche Syftode niet behoort te worden ingewilligd en dit op de volgende gronden:

Ie. verschil van voorstellen en formuleering der waarheid in de genoemde punten is in de Gereformeerde Kerken altoos geacht geworden, en behoort geacht te blijven, te liggen binnen de grenzen der Gereformeerde belijdenis;

2e. nadere formuleering van eenig stuk der Gereformeerde confessie is een arbeid, die bezwaarlijk verricht kan worden door eene synode van enkel Nederlandsche kerken, geheel buiten de uitlandsche Gereformeerde Kerken om. En voor de medewerking der uitlandsche Gereformeerde Kerken in dezen zijn de toestanden geenszins rijp;

3e. bespreking dezer dogmata, ook in de pers, kan meewerken om de beginselen en begrippen tot meerdere helderheid te brengen en behoort dus niet te worden belemmerd, hoewel natuurlijk daarbij alle bitterheid behoort te worden geweerd';

4e. de voorgeslagen weg om tot nadere verklaring der beleden waarheden deputaten te benoemen, die eén volgende Synode van advies dienen, wijkt geheel af van de lijn der historie.

Om alle deze redenen adviseert uwe commissie de Generale Synode, om te besluiten, dat zij op het verzoek der Synode van Drenthe niet kan ingaan.

Dr L. H. WAGENAAR, Rapporteur".

Deze stem der historie lijkt ons sprekend. Ook vermanend. Naar mijn meening heeft de synode van Amsterdam 1936 een totaal andere lijn gekozen dan die van Middelburg 1896.

Hadden de deputaten gezamenlijk de in geding gebrachte meeningen vastgesteld en omschreven, of hadden zij daartoe slechts besloten, misschien zouden zij over de discrepantie tusschen 1936 en 1896 hebbeu gezwegen. Nu de zaken anders stonden en bovenbedoelde twee tegen den gang van zaken bezwaarde deputaten evenals onze betreurde prof. Greijdanus daartegen van den aanvang af hun bezwaar tevergeefs. hadden kenbaar gemaakt, werd het hun roeping, de Sneeker Synode de vraag voor te leggen, of niet in den teleurstellenden loop der dingen aanleiding voor de synode lag, om alsnog de in 1896 gevolgde lijn opnieuw de facto als juist te erkennen. Geen enkel onderzoek, geen enkele toetsing behoefde dan achterwege te blijven. Alleen zou daarvoor dan de rechte baan weer gezocht en vrijgemaakt zijn.

Tot zoover, amice, deze herinnering. Zeg niet, dat ze jou niet aangaat; misschien heb je, gezien je leeftijd, des-. tijds niet goed kunnen meeleven; maar het wordt toch tijd, dat je de historie der kerken kent. We zeggen het niet, om op te halen, wat al lang synodocratisch beklonken is, en nu al in een verloop van meer dan veertien jaar (1936—1951) van a tot z gehandhaafd. Als er ergens weer leven aan den dag treedt, dat tegen een „profetisch stotteren" als üi 1944 te beluisteren viel, zich laat hooren, dan is men er ginds nög als de kippen bij, om, precies zooals in 1944, het geluld te smoren.

Maar ik haal deze dingen op, om jou te helpen. Denk aan Amerika. Pas op, dat je niet de wetenschap verbiedt, mee te werken. Maar houd haar in de perken. Je kunt nooit te veel weten. Maar je kunt wel te veel „opleggen". Je moet nooit een ander dwinger^, 'al vast te bezweren, wat hij niet eerlijk naspreken kan. Als belijder. Want God heeft geen kerkje van knappe koppen gesticht op het bloed van zijn Lieven Zoon. Een kerk van belijders wil Hij hebben. En ook al heb je geen letters gegeten, je kunt en moet en mag de belijdenis, den catechismus, de Leerregels meespreken. Belijdende wat zij belijden.

Denk aan de Chr. Geref. Kerken. Die hebben haar eigen historie.. Wij hebben die ook. l5acht je dat God wou, dat we geen avondmaalstafel samen gingen bezetten, eer wij allemaal alles wisten van „hun" 1892, en dan zij van „ons" 1944? God heeft geen kerkje van knappe kerkhistorici gebouwd op den bodem van Golgotha.

Denk aan de hervormden. Dacht je dat diegenen, die het daar te kwaad krijgen met de sinds de nieuwe Kerkenordening verergerde toestanden (want ze denken, dat het gezondmaking is, en dat is het ergste) alles en nog wat in een examenproef moeten weten van 1816, 1834, 1886, 1944, voordat ze konden zeggen: zullen we samen God gaan dienen, in een thans geschiedende Werkelijke

Denk ook aan je zelf. Als je ergens mee zit, beslis dan niet te gauw. Zeg niet te gauw: ik construeer de dingen datmatisch-logisch zóó, jij moet en zult. het óók zoo zien, en anders geen avondmaal vieren. Goeie man, als we zóó met elkaar meeleven, dan kunnen we de avond­maalstafel wel opbreken.

Laat de wetenschap rustig werken. Scheld er niet op, ze heeft de kerk meermalen een grooten dienst bewezen, zoolang ze vreesde en beefde. En ze heeft haar onnoemelijk veel kwaad gedaan, toen ze dat ééne naliet.

Maar nu moet je nooit denken, dat met een afscheid aan de wetenschap de zaak gered is. Ze werkt toch door. En als je er niet meer naar omkijkt, dan zal ze je te pakken neihen, eer je 't weet.

Ik geloof, dat de antipathie tegen wetenschap een handige wetenschappelijke zet van den duivel is, om de kerk in slaap te krijgen tegen de dreigende gevaren. Geef nooit congé aan wat God gemaakt heeft. Hij maakte, en schonk, ook de goeie gehoorzame wetenschap.

Maar blijf jij rustig in de kerk eischen : ik wil kunnen toetsen, en. anders doe ik niet méê. Want het woord van den apostel: toets alle dingen en behoud het goede, is niet voor de professoren alleen, maar voor ons allemaal geschreven. Voor ons als BELIJDERS.

Hartelijk gegroet, hoor; ik hoop, dat de redacteur het er mee eens is, dat vrij samen zoo keuvelen. Als steeds, met de groetenissen der eenvoudigen, je

ADOLPHUS VENATOR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Wetenschapsgevaren ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 januari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's