GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Breven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Breven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

' Groninger brieven.

Amice frater,

Prof. Pos heeft in een artikel in „Wending": „De religie en de' hedendaagsche wereld", gewaagd van het menigvuldig falen van liet Christendom. Hij meent, dat er alleen voor dat Christendom 'of voor de religie een toekomst is, als deze voortgaat • met het proces van humaniseering, de , , ideeën van een boven de wereld tronend God" en van een hiernamaals prijsgeeft, om alle krachten samen te trekken op de leiding en de vergeestelijking van het aardsche leven.

Wat zeggen wil, dat dit „Christendom" Grieksch-heidensch is geworden. volkomen

Om welke 'reden meii dan nog van Christendom zou spreken, is niet zeer duidelijk. Goethe, die zulk een „wending" voor zichzelf had aanvaard, schreef eens aan Lavater: ik ben zeker geen antichristen, noch een , , Unchrist", doch zeer gewis een gedecideerde nietchristen.

Maar er zijn menschen, als indertijd prof. Opzoomer bijv., die, hoewel hij alles wat de christelijke kerk belijdt, verwierp, er toch op stond, dat Groen van Prinsterer hem een christen zou noemen en achten.

Wie geeft "U het recht, zoo zei hij tegen Groen, zulks niet te doen?

Het staat met veel christendom precies als met veler protestantisme. Het was een rpomsch blad, de , .Maasbode", dat eens opmerkte: wij zijn ni.et bevreesd voor het protestantisme van Groen. Het valt wel zonder slag of stoot van .onzen kant.

Waarop Groen antwoordde: „ik beaam dit; d.w.z. ten aanzien niet van het protestantisme, dat ik b e - lijd, maar dat ik bestrijd".

Ik wil echter • thans voornamelijk de aandacht vestigen op dat „menigvuldig falen" van het christendom.

All-ereerst valt op te merken, dat het christendom staat of valt met de "volle aanvaarding van het Woord van God. Dat is met de ware christelijke kerk.

Welke reden is er nu, om het falen van een christendom, dat dit Woord verwerpt, te verwijten aan het "Werkelijke christendom?

Maar in de tweede plaats: daar was sprake van een humaniseering van het christendom, dus van 't humanisme. Hoe men dan durft te gewagen van een niet falen is heel wonderlijk, gezien niet alleen de feiten, maar evenzeer den stand der wijsheid van den zgn. modernen mensch. Als ergens sprake kan zijn van een menigvuldig falen, dan is het hier,

.De.heer Oud heeft gezegd.: wij erkennen nu, dat de mensch niet goed is. Maar het is moeilijk te loochenen, dat, , hoezeer naar'iemand heeft opgemerkt, alle „ideologieën thans in een staat van crisis" verkeérén, de humanist van dézen dag nog altijd dezelfde is als die-van de achttiende en~ negentiende eeuw.

De Amerikaansch-Duitsche geleerde Erich Frank heeft in zijn werk „Philosophical Understanding and Religion", in 1945 verschenen, geschreven: van God te spreken mag voor een wijsgeer in dezen tijd gewaagd schijijen, omdat dit woord voor de meesten zijn beteekenis heeft verloren. Het behoort niet meer tot dén goeden toon.-En verder: de moderne mensch ziet zijn bestemming in deze wereld; hij heeft besloten zijn lot in de eigen handen te hemen. Hij gelooft in deze wereld, in den mensch, in de ontwikkeling van al zi; jn natuunijke en redelijke krachten, kortom in de vervolmaking der cultuur.

En hij verwijst naar een Amerikaansch werk over „The American Spirit", waarin gezegd wordt, dat de geschiedenis is een kamp van menschelijke wezens in de wereld, , voor de individueele en sociale vervolmaking van het goede, het ware, het schoone, tegenover de onwetendheid, de hardheid der natuur, de krachten der. barbaarschheid in individu en samenleving.

Daar is in het humanisme, zooals dit zich ook openbaart in de idealen van socialisten en communisten en liberalen en ook wel zich noemende christenen, die eeh christelijken vrede mogeUjk achten in samenwerking van humanisme, democratie, en christendom, na de idealen der Fransche revolutie al heel weinig veranderd.

Men kan alleen zeggen, dat die idealen of ideologieën thans „religieus" gekleurd zijn. Wat in 1789 niet het geval was.

Ik noem nu een treffend voorbeeld. Dat van den in velerlei opzicht nobelen wijze der achttiende eeuw: Condorcet. Een man die mede het Fransche volk in de revolutie stortte.

Hij leerde, dat de mensch in wezen goed is, en dat de natuur waarheid, geluk en deugd samensmeedde in in onverbrekelijken b^nd.

Het oogenblik .zal komen, dat de zon in haar loop slechts vrije natiën zal beschijnen, die geen anderen heer erkennen dan de rede; onder welke tjrannen en slaven, priesters en hun domme volgers niet meer zullen bestaan dan, ja, alleen in de geschiedenis en op het tooneel.

Een goede halve eeuw later zou Victor Hugo hetzelfde profeteeren in een groot internationaal vredescongres.

Deze Concordet geloofde zeci vast in deze ideologie, gegrond op het belijden: de mensch is goed.

Dat hij het meende, blijkt ook hieruit, dat hij zulke woorden nog neerschreef, toen hij als girondijn door de • jacobijnen tot Xdjand van den nieuwen staat van louter geluk, den staat der revolutie dien hij zelf had geprofeteerd, werd verklaard, en, voor zijn leven vluchtend, een toevlucht vond in de woning van éën Madame Vemet.

'Vreezende, dat deze goede vrouw tengevolge van deze gastvrijheid zou worden vervolgd, verliet hij in een zekeren 'nacht haar huis en ging zwerven buiten Parijs. Hij klopte om een schuilplaats aan-bij een vriend, , 'die echter'voor hem de deüi-sloot, 'daarïié; "verborg hij zich een drietal dagen in de steengroeven van Clp, mart.

Carlyle vertelt, dat hij op een regenachtigen Meimorgen in 1794 — het was V April — met gescheurde kleeren, bloedende voeten, en hongerigen blik ia eéii kleine herberg toevlucht zocht. Hij bestelde een ommelette. Hoeveel eieren? , zei de waard. Een dozijti was het antwoord. Toen zei de waard: wat is uw beroep? Het antwoord was: timmerman. De waard merkte toen op: timmerlieden hebben geen handen als de uwé en vragen met om twaalf eieren voor een ömmelette. En hij gaf hem aan bij de revolutionaire politie. De revolutiémannen bonden hem, stieten hem op' den weg naar de gevangenis. Hij bezwijmde onderweg, waarna een mede.ijdende boer hem op zijn paard zette. Hij werd in een koude, vochtige cel geworpen. Den volgenden morgen vond men hem. dood op de vloer. De oorzaak was niet duidelijk. Men dacht, wel, dat hij vergif had ingenomen. Revolutionaire wijzen droegen dat in die dagen van geluk, die zij hadden bevorderd, bij zich. Hetzelfde vernamen wij van leiders der nationaalsocialisten, Goring en Himmler.

Men kan er uit zien, hoeveel vertrouwen zij hebben, in hun eigen droomen als de werkelijkheid een weinig zichtbaar wordt..

Als wij nu letten op het eind der Fransche revolutie, kan het dan, ondanks allen roem, dien men daarna had voor de „beginselen" anders dan van een falen te spreken? Deze revolutie bracht juist het omgekeerde van hetgeen werd geprofeteerd. En zoo blijft het met alle valsche profetie.

Dit nu hebben latere wijzen, die vasthielden aan de grootheid van den mensch en zijn macht, ook niet ontkend. Het kon ook niet.

Wij weten, dat men zei: de beginselen zijn goed, maar de menschen, die ze toepasten, waren misdadig. Maar daarmee verviel toch het fundament voor de leef van den „goeden mensch".

Groote geleerden als Wundt en Hegel en zelfs de marxist Engels, begrepen, dat men hiermede niet kon volstaan. De feUe tegenspraak tusschen belofte en werkelijke vrucht was ook te groot om er met een franschen slag langs heen te gaan.

Het is, zoo zegt Erich Frank, een welbekend feit dat in de geschiedenis de resultaten van onze gewilde handelingen uitgaan buiten de grenzen van het door ons gewilde doel en zoo 'n innerlijke logica der dingen openbaren, die den wil des menschen overstemt.

De leiders der Fransche revolutie wilden een vrije constitutie voor hun volk en een vereeniging van vrije volken. Daar kwam een militaire dictatuur over Europa.

Deze divergentie tusschen doel en resultaat heeft de wijsgeer Wundt heel geleerd gekenschetst als: „die Heterogonie der Endzwecke". En Hegel sprak van: „die List der Vernunft". Ja zelfs Engels, de vriend en medewerker van Marx, erkent, dat, in weerwil van de goede bedoelingen, aan het oppervlak van het leven het toeval schijnt te heerschen. Het gaat met het menschelijk handelen als in de bewustelooze natuur. De mensch kent het doel, maar het resultaat van zijn handelen is niet gewild. Hij komt voor gansch andere gevolgen te staan.

Daar moet dus, zegt hij, nu wij aan het oppervlak van het leven het toeval zijn spel zien drijven, een verborgen wet zijn, die alles wezenlijk regeert.

En nu komt het er op aan, dat wij die wet vinden.

Wij zien hier, dat de humanist der vorige eeuw niet verder is gekomen dan de oude heidenen. De Grieken, dus zegt Erich Frank, en hij citeert dan Aristoteles, zeiden: het geluk moet steeds aan onze handelingen verbonden zijn. Het Grieksche woord voor geluk, zegt hij, Tyche, d.i. de macht van het noodlot, wijst op datgene, wat den loop der historie beheerscht.

De Romeinsche historicus Polybius verklaart: Tyche heeft zeker alle aangelegenheden der wereld bestuurd.

. En dan wijst hij nog op een geestigheid van Pascal, die opmerkt hoezeer de loop der historie van toevalligheden afhangt. Pascal vertelt dan van de neus van Cleopatra: was zij een weinig korter geweest, de gansche loop der wereldhistorie zou een andere zijn geweest;

De moderne wijzen zijn weinig verder.

Ik denk nu aan den wijsgeer Vloemans, die in een van zijn jongste werken verklaart, dat naast het redelijke het onredelijke in de geschiedenis werkt. Het schrijft , het woord „Toeval" met een hoofdletter.

En hij durft zoo ook te hopen op een „wonder", hoezeer hij vreest voor de toekomst. Hij meent, dat de menschheid nog slechts in haar kinderschoenen staat. En op dat door hem geconstateerde feit vestigt hij zijn hoop, hoezeer hij zich nieft kan losmaken van de vrees dat deze „baby" wel eens in de wieg kon worden gesmoord.

Zoo wankelen de zekerheden van onzen dag.

En Frank noemt ten bewijze daarvan een artikel verschenen in het bekende tijdschrift: „Nineteenth Century and after" van de hand van F. A. Voigt. Deze schreef — 1943 —: met den eersten wereldoorlog begon de algemeene kamp tusschen wereldlijke religies of ideologieën. Men zou ook kunnen zeggen „demonologie". De tweede wereldoorlog brengt dezen kamp ten einde. Deze krijgen zijn het bewijs van de geestelijke crisis van den modernen mensch, zijn rusteloosheid en zijn vertwijfeling. En nu zoekt hij weer uitkomst in nationaal-socialisme en socialisme of communisme.

Er is weinig uitzicht op een terugkeer tot het Christelijk geloof. Maar dit is ook zeker, dat de genoemde wereldsche religies, de ideologieën, hun invloed op de geesten en harten der menschen zullen verliezen.

Wat dit laatste betreft kan gezegd: het is nog niet zoover. Want vlak na den tweeden wereldoorlog met zijn ontzettende ellende stonden de humanisten weer op en de socialisten spraken weer hun trotsche woord. Terwijl zij allen beven van angst voor de wezenlijke consequentie van hun ideologie, hun moderne reiigie.

. En — dit is wel het .dr-oevigst verschijnsel, dat zich nog < noemende calvinisten mee gaan wandelen op dezen door Groen van Prinsterer voor deze eeuw voorspelden-weg; met allerlei luchtspiegeling voor oogen al nader naar den afgrond.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Breven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's