GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Internationale Raad van Christelijke Kerken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Internationale Raad van Christelijke Kerken

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

(ii, slot)

Wat wil de Internationale Raad van Christelijke Kerken nu eigenlijk? Wij doen het veiligst de inleiding van zijn „constitution" eens te lezen. Deze „preamble" luidt vertaald als volgt:

Aangezien het de plicht is van allen die gelooven in den Heere Jezus Christus om een gemeenschappelijk getuigenis te geven van hun geloof in Hem, voomaimehjk in deze donkere dagen van afval in de belijdende kerken, door welken afval geheele kerkgroepen onder hun leiding, als ook afzonderlijke kerken, zijn geworpen in een paganiseerenden stroom van modernisme onder onderscheiden namen en in verschillende trappen; en

aangezien er een opmerkelijke groei is gekomen van autocratische overheersching, bizonderlijk wat betreft modernistische leiders door wie de rechtmatige krachten van ware kerken dikwijls overweldigd zijn en nu nog overweldigd worden; en

aangezien Gods bevelen aan Zijn volk om zich af te scheiden van alle ongeloof en bederf klaar en positief zijn; en

aangezien wij gelooven dat de tijden vragen om vorming van een wereldwijde bemiddelingsinstantie^), ter bevordering van gemeenschap en samenwerking van alle ware geloovigen, ter bevordering van verbreiding en verdediging van het Evangelie, ter bevordering van de handhaving van een zuiver getuigenis, standvastig en over de heele wereld, van de groote feiten en geopenbaarde waarheden van het historisch Christendom en bizonderlijk van de groote leeringen van de protestantsche reformatie; ter bevordering tenslotte van de uitvoering van taken welke beter kunnen worden verricht in samenwerking dan afzonderlijk;

stichten de lichamen van verschillende nationaliteiten en talen, welke dezen Raad vormen, hem als een bemiddelingsinstantie^), zonder compromis of uitvlucht, zonder reserve gewijd als een getuige van „het geloof dat eenmaal den heiligen overgeleverd is".

Tot zoover de „preamble" in haar geheel.

Een paar dingen vallen in deze overwegingen, welke tot het oprichten van den Raad geleid hebben en den deelnemers blijven leiden, op. Dat zijn de uitspraken: a. dat het de plicht van allen die gelooven in den Heere Jezus Christus is, om een gemeenschappelijk getuigenis te geven van hun geloof in Hem; en b. dat de tijden vragen om een wereldwijde bemiddelingsinstantie of agentschap tusschen de kerken, zulks ten dienste van de gemeenschap (der heiligen), en de samenwerking; en ten dienste van een zuiver getuigenis, proclameeren en verdedigen van het evangelie.

Deze gedachten of overwegingen worden zonder nader bewijs in de „preamble" opgenomen als 'n soort onbewezen en niet te bewijzen uitgangspunten, als axioma's, achter welke men niet kan teruggaan. Maar wij vragen: Is het juist om van zulke uitgangspunten, welke niet bewezen worden, uit te gaan? Wij vragen:

Is het juist wat in. deze overwegingen als vanzelfsprekend wordt aangenomen? Is het waar dat het de plicht is van allen, die gelooven in den Heere Jezus Christus om een gemeenschappelijk getuigenis te geven? Wanneer men dit zoo stelt, doet men dan niet alsof een „getuigenis van Jezus Christus", dat hier en nu, en overal en altijd gegeven moet worden, ontbreekt? Spreekt men, onbedoeld natuurlijk, hier niet de taal van de modernistische kringen van den Wereldraad na, die meenen dat de „Wereldkerk" een getuigenis moet samenstellen voor de wereld van vandaag? Dit laatste is niet juist. Zij die gelooven in den Heere Jezus Chris-. tus hebben het getuigenis van Jezus. Zij hebben de fides quae creditur; het geloof dat eenmaal den heiligen is overgeleverd. Wij hebben de waarheid. „Gij hebt niet van noode dat iemand u leere", 1 Joh. 2 : 27. „Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten.... Behoudt ze dan en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de oogen der volken, Deut. 4 : 5, 6. Ik herhaal wij hebben de waarheid en het getuigenis van Jezus. Dat getuigenis kan niet verbeterd worden door samenwerking van alle christelijke kerken der wereld. Wij hebben ons te oefenen in het „behouden" en in het „doen" van dat getuigenis dat ons gegeven is. Dat „behouden" en dat „doen" zal onze wijsheid en ons verstand zijn.

Bovendien, zou van een getuigenis van ons meer kracht kunnen uitgaan dan van het getuigenis van den Heiligen Geest in de Schriften? Indien het Woord Gods geen beslag legt op de afvallige verbondskinderen van zoovele, zich noemende kerken, zou het getuigenis van ons dat dan wel kunnen? Het wil mij voorkomen, dat het „gemeenschappelijk getuigenis" van alle christenen, indien het werkelijk 'een getuigenis zal zijn, niets anders kan bevatten dan een oproep om te luisteren naar de woorden des eeuwigen levens. Welnu aan de Kerk is opgedragen die woorden te prediken, het Koninkrijk der hemelen te openen en te sluiten door de prediking en de tuchtoefening. Wanneer de kerken getrouw zijn aan deze goddelijke opdracht, dan gaat er een krachtig en ook een „gemeenschappeUjk getuigenis" uit.

Dat zal dan niet een getuigenis zijn van „ons geloof" maar een getuigenis van Hem, Die ons roept tot geloof en bekeering en Die beloofd heeft te schenken wat Hij vraagt. Het zal zijn een getuigenis niet van de „fides qua creditur" maar van de „fides quae creditur", van de woorden des eeuwigen levens.

En wat de overweging onder punt b. betreft, ik vraag mij af of deze overweging niet denkbeelden uit de kringen van den Wereldraad van Kerken in anderen vorm, in „bijbelgetrouwen" vorm wil doen herleven. Men zegt te gelooven, dat „de tijden" vragen om een instantie die wereldwijd de gemeenschap (der heiligen) kan bevorderen en de verbreiding en verdediging van het zuivere Evangelie kan dienen. Welnu dat „geloof" is juist in de kringen van den Wereldraad van Kerken aanwezig. Men meent daar dat men door een organisatie met wereldomspannende vertakkingen de gev m g meenschap der christenen en den loop van het Evangeüe zal kunnen bevorderen. Moeten wij nu die gedachte overnemen en zeggen: ja, wij hebben zoo'n wereldorganisatie noodig om het zuivere Evangelie te verbreiden? Ik denk weer aan het woord van Mozes dat wij zooeven in herinnering brachten. Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en de rechten. Behoudt ze dan en doet ze. Is dat niet genoeg? Wordt door het behouden en het doen van de inzettingen en de rechten van den HEERE, de gemeenschap der heiligen niet bevorderd? Is het niet de prediking van het Woord dat deze gemeenschap bevordert? Is het niet die prediking, en die prediking alleen, die ons zegt dat het onze schuldige plicht is onze gave ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden?

Als dat woord christenen die vlak naast elkaar wonen op één plekske grond, er niet toe brengt om hun gaven gewillig en met vreugde ten nutte en ter zaligheid van de anderen aan te wenden, wat zal het dan wel doen? Zal een internationale organisatie het dan wel kunnen ? Ik geloof het niet. Als het zoo - staat, dat christenen in hun eigen woonplaats avondmaalstafels tegenover elkaar plaatsen en elkaar uit de gemeenschap der heiligen uitsluiten om redenen welke de HEERE niet heeft geboden, zal dan een internationale organisatie deze zonden kunnen wegwerken? Het was zeer opvallend dat te Geneve bleek, dat sommige Nederlanders op het uitgesproken standpunt staan, dat de kerken moeten toetreden tot deze internationale organisatie om aldus mee te werken aan het bevorderen van „de gemeenschap", terwijl men in Nederland niet wenscht te werken aan het wegnemen van de breuken. Daar zouden de avondmaalstafels die tegenover elkaar opgesteld zijn, rustig moeten blijven staan waar ze staan. Daar zouden de kerkelijke posities vooral met rust gelaten moeten worden.

Wij schrijven deze dingen niet uit onvriendelijkheid jegens leidende personen uit den Internationalen Raad. Ik heb de overtuiging dat zij open staan voor zakelijke kritiek. Wanneer ik denk aan de kostelijke wijze waarop Rev. Mac Intire in zijn openingsrede te Geneve over het getuigenis van Jezus Christus sprak, dan zeg ik, hij is het met bovenstaande kritiek niet oneens. Dat kan hij niet zijn. Hij sprak letterlijk uit. „God heeft verordend, zooals in de Schriften is geopenbaard, dat de kerk, de zichtbare kerk op aarde, zal getuigen van Jezus Christus. De boodschap, de natuur, de leer en tucht van de kerk zijn gegeven in Zijn Woord. De kerk moet het Woord van God verklaren en bedienen. De kerk heeft slechts één boodschap te prediken, slechts één. Haar loyaliteit jegens haar Heer is besloten in haar trouw jegens deze ééne boodschap."

Dat willen wij juist accentueeren. De kerk heeft één boodschap, slechts één. En één taak. Die ééne boodschap met al haar kracht prediken.

Wij raken hier aan het heete hangijzer van het kerkbegrip. Er is geen ontkomen aan. Wij moeten, schrijvende over den Internationalen Raad, op 't kerkbegrip komen. Dat kan niet anders. De Raad wil zijn eej^ organisatie niet van personen, zooals de Evangelische Alliantie bijvoorbeeld, maar van kerken. Artikel 3 van de „Constitution" spreekt uit, dat het constitueerend lidmaatschap „zal openstaan voor alle denominaties en associaties van Bijbelgeloovende kerken." ^)

Er volgt dan nog een nadere bepaling die wij hier als voor ons doel niet ter zake doende, weglaten. Het gaat er ons om dat alleen kerken lid kunnen zijn. Beter gezegd: Kerkengroepen. Een plaatselijke kerk kan consultatief lid worden. Zij kan mee-beraadslagen maar ontvangt geen stemrecht. Aldus arti­

kel 3, Ud 2. De Nederlandsche aanwezigen werden te Geneve al dadelijk tot nadenken geprikkeld door een passage in de openingsrede van Rev. Mac Intire. Hij sprak in die passage zich uit over de veelheid der kerken in vele landen en hij deed dat op een wijze die ons, die gewend zijn te leven bij onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis, bedenkeUjk deed kijken. Onze Belijdenis zegt „dat ieder schuldig is zich bij de ware kerk te voegen" en ook „dat men wel naarstiglijk en met goede voorzichtigheid, uit den Woorde Gods, behoort te onderscheiden, welke de ware Kerk zij, aangezien dat alle sekten die heden ten dage in de wereld zijn, zich met den naam der Kerk bedekken".

Rev. Mac Intire zei in bedoelde passage letterlijk dit: „Het behoort tot de natuur en den aard van protestantsohe beginsels en vrijheid dat er vele kerEen in vele landen zijn. Daarin steekt niets kwaads. Het is op zichzelf geen zonde om deze gedeeldheden te hebben. Onze eenheid is geestelijk, niet organisch. ledere kerk moet loyaal zijn aan haar overtuiging dat zij onvervalscht protestantsch is. Wij komen als een Raad van kerken samen om onze gescheiden kerkelijke individualiteiten te handhaven elk in zijn eigen souvereiniteit en autonomie. Onze eenheid is in geest en wij komen bij elkaar om uit te spreken onze eenheid in geloof en onze samenwerking voor de bewaring van het geloof en van de ware Kerk in het midden Vcin den afval der twintigste eeuw."

Dit lijkt een heel ander geluid dan onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis laat hooren. De uitspraak dat „er vele kerken in vele landen zijn" en dat dit behoort tot den aard van het protestantsch beginsel en tot de vrijheid van dat beginsel zou nog geen aanstoot behoeven te geven indien er niets op gevolgd was. Vele kerken in vele landen. Dat kan. Wanneer daarmee wordt gedoeld op de decentralisatie van de Kerk, nu Christus, haar Hoofd, in den hemel is. Maar uit het vervolg van de passage blijkt, dat dit niet de bedoeling van den spreker was. Nadrukkelijk werd gezegd dat de Raad de gescheiden kerkelijke individualiteiten wil handhaven. Onze eenheid is enkel een eenheid in den geest. Zij is een geestelijke eenheid, niet een organische eenheid.

Of de spreker zich in deze passage niet wat gemakkelijk van de kerkelijke gedeeldheid en gescheurdheid heeft afgemaakt? Sommige Nederlanders mompelden toen zij dit hoorden het bekende woord , , pluriformiteit". Nu is pluriformiteit een eigenaardig woord, waarmee de een dit en de ander wat anders bedoelt. Het lijkt mij beter deze uitspraken van dr Mac Intire in verband te brengen met de Westminster Confessie. Deze Confessie is de belijdenis van de presbyteriaansche kerken van Noord-en Zuid-Amerika. Ook van de Bible Presbyterian Church van ColUngswood naar 'k meen. Wehiu deze Confessie spreekt in andere bswoordingen over de kerk dan onze Nederlandsche Geloofsbehjdenis, maar of zij zooiets als pluriformiteit bedoelt te belijden, dat betwijfel ik ten zeerste.

Tusschen de bewoordingen van bovenstaande passage van dr Mc Intire en de Westminster Confessie is stellig overeenkomst. Opzettelijk gelegde overeenkomst of onopzettelijke. Dat doet er niet toe.

In hoofdstuk 25 van de Westm. Conf. wordt eerst gesproken over de onzichtbare kerk en dan volgt een passage over de zichtbare kerk. In Sectie II van hoofdstuk 25 staat letterlijk: „De zichtbare kerk, welke ook katholiek of universeel onder het Evangelie is, (niet beperkt tot één volk, als vroeger onder de Wet) bestaat uit al degenen door de heele wereld, die den waren godsdienst belijden, tesamen met hun kinderen; en zij is het koninkrijk van den Heere Jezus Christus, het huis en gezin van God, buiten dewelke, gewoonlijk, geen mogelijkheid van zaligheid is".

Rev. A. A. Hodge D. D. commentarieert deze tweede Sectie o.m. aldus, , , dat hier wordt beleden, dat ieder van de onderscheidene georganiseerde gemeenschappen welke getrouw is aan den grooten Koning 'n ongerept deel van de zichtbare kerk is, en allen samen, van alle namen en naties, vormen de katholieke of algemeene zichtbare Kerk. De omstandigheden van het menschelijk leven, physiek, politiek en sociaal, en de onvolmaaktheden van de christenen, maken een praktische organische unie van al deze georganiseerde lichamen onmogelijk. Dat zij echter alle vormen één zichtbare Kerk is evident uit het feit, dat zij alle zijn zichtbare deelen van de ware geestelijke of onzichtbare kerk, welks wezen „Het lichaam van Christus", nooit kan worden gedeeld." *) Zooals boven werd opgemerkt, het komt mij voor dat Rev. Mac Intire onder invloed van deze gedachten was toen hij zei: onze eenheid is geestelijk en niet organisch. Dat „niet-organisch" zal beteekenen: wij, uit alle deelen van de wereld, willen en kunnen niet één organisatie vormen. En onze Raad bedoelt niet een soort boven-nationale super-kerk te vormen. De onderscheiden kerken blijven onderscheiden en als onderscheiden vrije kerken, welke geestelijk een zijn, wijl zij allen zichtbare deelen zijn van de eene groote Kerk van Chi: istus, vormen zij dezen Raad.

Indien dit inderdaad de bedoeling van de boven geciteerde woorden van Rev. Mac Intire is, is echter onbesproken gebleven de kwestie van het „trouw zijn aan den grooten Koning". Hodge noemt dat als voorwaarde om een ongerept deel van de „zichtbare Kerk" te zijn. Hier raken wij aan de kwesties van Nederland, welke ons ter harte gaan. Wanneer een Kerk in den naam des Heeren uit de ambten weert en uit het verband der kerken uitsluit, dan kan diezelfde kerk niet in waarheid en zuiverheid in den Internationalen Raad zeggen tot die eerst uitgestootenen: wij erkennen julhe als een integraal deel van de ware Kerk. Namelijk hier in internationaal verband, thuis, in Nederland natuurlijk niet. Daar blijven jullie wat je bent, scheurmakers. Wanneer men in Nederland ambtsdragers onwaardig acht om het Evangelie te verkondigen, dan gaat het niet aan om in Geneve een andere maatstaf aan te leggen en dezelfde menschen wel waardig te achten om als ambtsdragers erkend te worden. Ik weet dat er menschen zijn die op deze manier willen handelen. Zij zeggen: spreek hier, in internationaal verband niet over de kerkelijke kwesties van het vaderland. Maar dat kan natuurlijk niet. Als deze kwesties waard zijn om voor Gods oog in Nederland gehandhaafd te worden dan zijn ze het ook waard om in Geneve en Philadelphia gehandhaafd te worden. Ja dan mag het niet anders.

Zoo ligt het kerkelijk vraagstuk op de tafel van den Internationalen Raad. Wij willen hier niet 'n onderzoek instellen naar hetgeen de Westm. Confessie precies bedoelt te zeggen. Wij wezen er op dat zij niet alle kerken als ongerepte deelen van de zichtbare kerk wil zien volgens Hodge. Hier moet de trouw aan den grootenKoning beslissen. Wanneer een kerkelijke leiding of een kerkbestuur zichzelf gaat zetten in de plaats van Christus en Zijn trouwe knechten wegzendt, dan is zoo'n kerk bezig ontrouw aan Hem te worden. Valsch te worden. Mag de Internationale Raad aan deze vragen voorbijloopen ? Zij mag het nieE En zal het ook niet kunnen.

In verband met het kerkbegrip Uggen er nog meer vragen te wachten op een antwoord. Ik noem de vraag: hoe kunnen kerken die naast elkaar staan samenwerken ? Op welke kerkelijke manier moet dat gebeuren? Op onze synoden komen de afzonderUjke kerken kerkelijk samen, d.w.z. krachtens wettige afvaardiging gezonden, en van behoorlijke lastbrieven voorziene, gedelegeerden. Die gedelegeerden zijn aan hun lastgeefsters verantwoording verschuldigd.

Hoe moet dat hier? Moeten menschen worden gedelegeerd door de generale synoden naar den Intern. Raad? En aan wie zijn ze verantwoording verschuldigd? Alleen aan de synode die hen zond of ook aan de kerken zelve? Zal een , , getuigenis" of een resolutie van den Raad werkehjk een getuigenis van de kerken zijn, dan zouden alle kerken dat getuigenis „geratificeerd" moeten hebben, d.w.z. er achter moeten staan. Dat is zooals het nu toegaat niet het geval. Vandaag is een „getuigenis" of een resolutie in werkelijkheid niet van de kerken over heel de wereld, die samenwerken, maar van de personen die vergaderden.

Deze wijze van werken lijkt erg op de werkwijze van den Wereldraad. En die wijze van werken is niet k e r-k e 1 ij k. Wat is de Kerk ? De gemeente. De plaatselijke kerk is primair. Daar zijn de ambten. Daar is het door God gegeven instrument om het licht te ontsteken: de Woorddienst. Deze dingen worden ook in de Westm. Confessie zuiver beleden. Moeten wij, dat zijn ook de presbyterianen, niet terug tot de eerste dingen die in de Calvinistische Confessies zoo schriftuurhjk beleden worden ?

We willen het hier bij laten voor dit keer. ^

Samenvattend komen onze opmerkingen hierop neer, dat het uitgangspunt in de , , preamble" van de „Constitution", mij schijnt overgenomen uit den gedachtengang welke in de kringen van den Wereldraad normaal is. Wil men een „bijbelgetrouwen" tegenhanger van den Wereldraad? Is'die werkelijk noodig? Is het „geloof" dat de tijden daarom vragen niet misschien meer een humanistisch dan een evangelisch , , geloof"?

Verder hebben wij geattendeerd op het kerkbegrip. De Raad is niet klaar met de kerk zooals die behoort te zijn. Er liggen oude confessies. In Nederland. En in Engeland en Amerika. Die spreken duidelijke taal. En die zeggen niet dat het behoort tot het , , protesstantsch beginsel" en tot „de protestantsche vrijheid" dat men het eene Lichaam van Christus verscheurt! Zoo hebben humanisten het „protestantsche beginsel" gedefinieerd. Maar ze hebben het misverstaan. Daar waren ze humanisten voor.

Ten derde wezen wij op de onbeantwoorde vragen omtrent de w ij z e waarop kerken in dezen Raad k e r k e 1 ij k zouden moeten samenwerken. Het mag niet oponkerkelijke manier a la den Wereldraad. Daar is het gebruik om een groep theologen te laten confereeren en discussieeren en een „getuigenis" opstellen. Daarna deze „getuigenissen", boodschappen en resoluties de wereld laten inzenden in naam van de kerken, terwijl in werkeUjkheid de naam kerken in dit verband een schijnvertoon in. De kerken hebben met de geboorte van die „getuigenissen" en boodschappen niets te maken gehad. Zij lezen ze voor het eerst, net als iedereen, in de krant. Tot hun verbazing kunnen ze lezen dat het hun „eigen" getuigenissen en boodschappen zijn. Deze Bchijnvertooning, dit gesol met den naam „kerken" is intusschen zoo gewoon geworden, dat kerkelijke menschen niet eens meer opmerken dat het gesol met hun naam en eere is. Zoo mag het niet toegaan bij den Internationalen Raad. Hoe dan wel? Daarom vragen wij: hoe kan de Raad kerkelijk werken en zich heelemaal vrij houden van de methode a la den Wereldraad? Hoe kan hij kerkelijk werken zóó, dat het woord „kerkelijk" geen wassen neus is? Hoe kan hij zóó werken, dat de gemeenten van den Heere Jezus Christus op alle plaatsen Zijner heerschappij daar haar stem doen hooren? De beantwoording van deze vragen hangt zeer innig samen met het schriftuurhjk en reformatorisch-cbnfessioneel kerkbegrip, ja met de reformatie der 20e eeuw.

Wij hebben deze opmerkingen geschreven om blijk te geven van onze levendige en harteüjke belangstelling voor den Raad. Met negatieve kritiek mogen wij niet volstaan, naar het ons voorkomt. Persoonlijk zijn wij van oordeel dat contact van orthodoxe groepen en vooral van Calvinistische Kerken uit verschillende deelen van de wereld gewenscht ware. Het is goed om te weten van den strijd om de waarheid in andere landen en werelddeelen; om in aanraking te komen met broeders in wie hetzelfde ongeveinsd geloof woont. Wij kunnen elkaar vaak tot hulp zijn.

Maar als kerken kunnen wij, zoo als de zaken nu staan niet mee gaan doen, om bovengenoemde redenen. Wel kunnen wij persoonhjk kennisnemen van het werk van den Raad en contacten zoeken met de broederschap die in de geheele wereld is, via mogehjkheden die deze Raad zou kunnen bieden.


1) a world-wide agency for fellowship and co-operation.

2) agency.

3) „Shall be open to all those denominations and associations of Bible-believing Churches" enz. Na wijziging te Geneve staat er nu dit: „to all those denominations, associations of Blble-bellevlng Churches, the world over, and Bible-believing societies m Scandinavia of a definite church character enz. Dit doet het vermoeden rijzen dat het met het kerkbegrip, na de wijziging, niet beter is geworden. Wij weten echter niet wat

met die Bible-bellevlng societies in. Scandinavia met een beslist kerlcelijk karakter, bedoeld Is.

4) A Commentary on the Confession of Faith enz., London 1870, biz. 312, 313. 354

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's

De Internationale Raad van Christelijke Kerken

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 augustus 1951

De Reformatie | 4 Pagina's