GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen". Ex. 20 : 5 m.

De zonde is nooit iets om mee te spelen. Want met elke zonde, die wij bedrijven, schenden we het recht van den heiligen God, die schrikkelijk toornt over elke overtreding van Zijn volmaakte wet.

Zonde-doen is daarom zoo heel ernstig; om voor te beven en voor te sidderen!

Al is er verschil tusschen zondigen èn zondigen.

Hoe vreeseUjk was de zonde van Adam, hoofd van het gansche menschelijk geslacht en hoofd van het . verbond, dat de Heere met hem en zijn nakomelingen had opgericht; en bovendien geschapen naar Gods beeld.

Hoe zwaar was de schuld, die Mozes, de middelaar des Ouden Verbonds, op zich laadde, toen hij voor het aangezicht van het gansche volk des Verbonds den Heere des Verbonds niet heiligde!

Welk een gruwel bedreef Jerobeam (door Gods bestel tot koning geworden over het tienstammenrijk), toen hij den weg naar het heiligdom op Sion voor het volk Israël versperde, door daarop het gouden kalf te plaatsen!

Maar ook hoe zwaar zondigen de vaders, die leven in het Verbond, en aan wie de Heere kinderen ter opvoeding heeft toevertrouwd, — wanneer zij den weg van Gods geboden verlaten!

Neen, vaders zondigen waarlijk niet goedkoop!

Vader-worden is iets heerlijks. Ongetwijfeld! Hoe rijk voelt zich elke man, als hij zijn eersteling in zijn armen mag nemen. Met welgevallen rust zijn oog op het kind, dat hij het zijne mag noemen, geboren uit de vrouw zijner liefde; hoe glanst zijn aangezicht van blijden trots, als hij het toonen mag aan ieder, die hem komt gelukwenschen; hoe is zijn hart vervuld met een hemelsch geluk, wanneer het straks den doop ontvangt, als teeken en zegel daarvan, dat het is opgenomen in het Verbond!

Vader-worden is iets heerlijks; èn vader-zijn!

Maar vader-zijn is tegelijk zóó zwaar van verantwoordelijkheid, dat de gedachte daaraan in staat zou zijn, de vréugde van het vader-zijn te verdonkeren.

Vooral ook hierom zoo verantwoordelijk, omdat God de Schepper, Die tevens is de God des Verbonds, het leven en het lot van het kind blijft binden aan dat van den vader. Voortgekomen uit de lendenen des vaders, en na de geboorte uit de moeder, geworden tot een eigen, een aparten mensch met eigen verantwoordelijkheid, straks geroepen op eigen beenen te staan — blijft de gemeenschap, de lotsverbondenheid met den vader bestaan.

Voortaan leeft de vader niet meer voor zich zélf alleen. Dat wil óók zeggen, dat hij voor dat kind moet zorgen, het kind moet voeden en kleeden en opvoeden; het moet straffen en vermanen; altijd zijn oog over hem moet laten gaan. Maar daarmee is toch niet alles gezegd. Het beteekent óók, dat in al wat de vader is, en wat hij doet (ook al geschiedt dat niet met het oog op zijn zoon), de zoon deelt in de gevolgen van het doen en laten des vaders.

Heel duidelijk treedt dat aan het licht in het gezin b.v. van den dronkaard, die zijn geld verbrast, zijn zaak doet verloopen en daardoor tot armoede vervalt. Tegelijk daarmee zijn ook de kinderen tot armoede gedoemd, deelen mee in de schande, die de vader over zich haalt; missen ze de opvoeding, welke hen moest vormen voor het leven; en loopen ze groote kans te verongelukken. (Zooals ook omgekeerd de vader, die zijn leven wel aanstelt, en dien God voorspoed en eere schenkt, zijn kinderen in dien zegen doet deelen).

Maar er is meer.

In het tweede gebod lezen we: „Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, Die de misdaden der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en vierde lid dergenen, die Mij haten". Wij bevinden ons hier dus op de heiUge erve van het Verbond, dat de Heere met den vader, en met diens zaad, dat uit hem is voortgekomen, opricht. Zoo vertoont het gezin dus niet alleen een bloedsgemeenschap, en een lotsgemeenschap, maar ook een verbondsgemeenschap: vader en kinderen leden van hetzelfde Verbond, de kinderen als inbegrepen in den vader. Daarom ook als de vader tegen den. God des Verbonds zondigt, het Verbond schendt, dan doet hij dit niet als individu, maar als bondeling, en brengt hij daarmee niet aUeen het oordeel over zichzelf, m, aar ook over degenen, die met hem, en in zekeren zin, door hem in dat Verbond begrepen zijn (dóór hem, n.l. in dien zin, dat zij kinderen des Verbonds zijn, doordat zij zijn zaad zijn).

Heel duidelijk zien we dit in de geschiedenis vsoi Achan, den dief. Hij schond het Verbond Gods, tot

zich nemende van het gebannene. Daarom trof de straf des Heeren aanvankelijk de gansche Verbondsgemeenschap, in de nederlaag, die het volk leed. Maar op Jozua's gebed wees de Heere hun de oorzaak dezer nederlaag. En dan wordt de kring al nauwer getrokken: eerst de stam, dan het geslacht, dan het huisgezin, dan man voor man. Achan blijkt eindehjk de dader te zijn. Maar ook dan valt Achan niet alléén, doch met hem vallen zijn zonen en dochteren, met al wat hij heeft, in de wrekende hand des Heeren.

Dat is het hoogst-emstige van de zonde, bedreven door een vader op het erf des Verbonds. Als hij van den Heere afwijkt en daardoor het Verbond verbreekt, deelen zijn kinderen mee in de straffen, die de vader door zijn zonde over zich haalt. „Ik bezoek de misdaden der vaderen aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht".

Niet dat die kinderen voor zonden gestraft worden, die ze niet gedaan hebben. Maar met en in hun vader staan ze meae schuldig aan diezelfde zonden; en zullen ze die zonden aan de hand houden, en in die

zonden toenemen, tenzij ze zich bekeeren. Jerobeam stelde den kalverendienst in. En werd gestraft; hij en zijn zonen, die allen gingen in de voetstappen van hun vader, tot zijn heele huis omkwam, terwijl Israël van den beeldendienst voortschreed tot den dienst der afgoden, en dan als volk weggevoerd werd, om niromer weer te keeren.

„Jerobeam, die Israël zondigen deed!"

Daarom zullen wij ons, als vaders, te meer wachten tegen elk verlaten van den weg des Verbonds; want als wij daarvan wijken, wijken onze kinderen, zijnde in ons, en in het Verbond begrepen, ook daarvan af en het zal tot ons gezegd worden: „Gij hebt Mijn kinderen genomen en ze den afgoden geofferd!"

Vader-worden — het is zoo rijk en zoo heerlijk.

Vader-zijn — het is zóó verantwoordelijk, dat het ons eiken dag moet uitdrijven tot den God des Verbonds met de bede:

„Leer mij, o Heer, den weg door U bepaald; Dan zal ik dien ten einde toe bewaren; Geef mij verstajid, met godd'lijk licht bestraald; Dan zal mijn oog op Uwe wetten staren; Dan houd ik die, hoe licht mijn ziel ook dwaalt; Dan zal zich 't hart met mijne daden paren".

HUISMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's