GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater, neven

Als wij spreken over allerlei gevaarlijke verschijnselen in het huidig christelijk leven, dat al meer een werelds karakter verkrijgt en dus ook in wezen al meer paganistisch wordt, en die verschijnselen ook aanwijzen, dan vernemen wij meer dan eens de driftige vraag: meent U misschien volmaakt te wezen en is in uw kring alles feilloos?

Dit is een dwaze opmerking, die tot niets anders diertt, dan dat men zijn conscientie wil beveiligen tegen een juiste opmerking, waarop men geen goed antwoord ter zijner beschikking heeft.

Het is immers duidelijk, dat, als de vraag recht had, geen mens, ook geen dienaar des Woords of een ouderling op huisbezoek, ooit meer zijn mond mocht opendoen. Men speelt in dit geding ook een boos spel met het „begrip" zonde. Wij zijn immers allemaal zondaren.

Ik woonde het eens bij op de vergadering ener vereniging, dat de secretaris moest verklaren vergeten te hebben de notulen te schrijven. Hij voegde er aanstonds bij: maar wij zijn hier allemaal zondaren. Waarop de voorzitter antwoordde: dat is waar, maar U alleen moest de notulen maken en wij niet.

Het zou een brochure kunnen vullen, als wij eens nagingen hoe bijv. op politiek gebied gespeeld wordt met het , .begrip zonde en genade". Als het alles voor ons „begrip" wordt en „beschouwing", dan is het reeds helemaal mis.

Wij worden in ons leven van voortdurende afval en schrikkelijke verharding allen omringd door gelijke gevaren en het is onze plicht elkander te steunen en te sterken in de strijd daartegen, wel wetende, dat het hart des mensen arglistig is meer dan enig ding.

Ik geloof, dat wij allen gemeenlijk heel wel weten, wat de Here onze God in alle ding van ons vraagt, ja eist. Maar als het ons niet past, beginnen wij te redeneren, en dan worden alle katjes grauw. Dan eten als in Farao's droom, de magere koeien de vette op

en worden er niets beter van. Het is inzonderheid de hang naar de mystiek, die in deze eeuw van veel religiositeit de mensen parten speelt.

Ik denk hier nu aan een artikel van ds Buskes in de „Waagschaal", een barthiaans orgaan, deels overgenomen in „Trouw".

Hij wil daarin heel wat goeds zeggen van de gere­

formeerden. Maar onderscheidt dan twee categorieën. De ene is het gave gereformeerde: wonderlijk sterk, ideëel, autocratisch — werd hier misschien bedoeld aristocratisch? — in nobele stijl. Men heeft er niet veel van. Het andere is het niet gave: jammerlijk zwak, vulgair, plat en uiterst gevaarlijk. Dat zal dan wel zijn de grote menigte.

Tot het eerste type behoorde zijn vader en daar blijf ik natuurlijk af.

Maar ook prof. H. Bavinck, die zo heerlijk mystiek kon spreken, tot diepe ontroering van zijn leerlingen.

Nu vermoed ik, dat, als eens aan Calvijn of Groen van Prinsterer of Kuyper en Greijdanus, ook aan H. Bavinck — de huidige professor laat ik nu daar — de vraag was gesteld: tot welk type mag ik U rekenen, tot welke categorie wilt U behoren, zij direct zouden hebben geantwoord: in geen van beide graag, maar, als het moet, dan beslist in de tweede categorie.

Van een man als Prof. Is. van Dijk, die zo eenvoudig was als geniaal en fijn besnaard, had men ook niets anders kunnen verwachten. Hij zou hebben gezegd : ik houd mij dan maar bij mijn Brabantse boeren, die niet met de neus in de wind plegen te lopen.

Deze professor vertelde eens van iemand gehoord te hebben, dat de Here onze God blijkbaar veel hield van „average people" — dat zijn heel gewone, kleine mensen — omdat Hij er zoveel van geschapen heeft. En op een andere plaats zegt hij: wat lezen de mensen de gelijkenis der talenten slecht. Men kan niet met zijn handen aan de hemel reiken, maar evenmin kan men, als men met oog op aanleg en bekwaamheid bijv. twee talenten ontving, de twee ontvangen talenten tot drie ontvangen talenten maken.

„En zegt men dan: maar op dit standpunt gaat de wereld niet vooruit, dan meen ik nergens gelezen te hebben, dat God ons de zorg voor de vooruitgang der wereld heeft opgedragen. Wij hebben enkel onze plicht te doen op de plaats waar wij staan. Dat is niet voor-

naam, het is soms zwaar genoeg, 't moest licht ziin".

Mij trok in de tekening van ds Buskes vooral dat voorname.

Prof. van Dijk merkte op, dat de mystieken gemeenlijk agnostisch, maar vooral aristocratisch zijn.

Ook zelve menen zij heel bijzondere figuren te zijn, of gaan door voor „diepingeleide vromen". Als ds Buskes de „gereformeerde vroomheid" prijst, dan hoop ik er voor bewaard te blijven.

Ik kom tot een tweede geval.

Prof. Brillenburg Wurth stelde in het „Gereformeerd Weekblad" de vraag, of de evangelisatie, het verkeer met de z.g.n. buitenkerkelijken, geen gevaar Voor zijn kerken zou kimnen zijn.

Hij meent van niet. En de reden is zeer merkwaardig.

Alleen een kerk, dus schreef hij, die in heel haar belijdenis en levensopenbaring haar Heer waarachtig en getrouw wil zijn, zal berekend wezen om in de geestelijke nood van de moderne mens een uitweg te wijzen.

Nu zegt dat naar ik meen heel wat, want U moet weten, dat die moderne mens iets heel voornaams is, nooit te voren vertoond; meestal wonderlijk sterk, ideëel, religieus, autocratisch.

De professor, in de ethiek geloof ik, en dat is ook heel wat, gaat dan dus voort: juist de confrontatie met de mensen buiten de kerk zal ons ten aanzien bijv. van ons belijden voortdurend weer dringen om ons af te vragen, niet maar uiterlijk — let wel ^. op dat „uiterlijke" — wat er in onze confessie staat, maar wat van elk onderdeel van de waarheid de diepe zin en de grote waarde is.

Let wel: de diepe zin.

Ja, dat zegt de Barthiaanse prediker, dat zeggen de heren der Ned. Herv. synode ook, zelfs met geen andere woorden.

Zij redeneren altijd heel diep, komen ha diepgaande gesprekken tot de eigenlijke „diepe zin", die van het „uiterlijke" niet veel meer overlaat.

Het is altijd weer treffend, dat, als ik lees, dat mensen bezig zijn verkeerde en dwaze dingen te doen, zulks gemeenlijk het resultaat is van diepgaande ge­ sprekken. Wat er wel niet in die diepte zit? Wij moeten niet vergeten, dat de mystieken ook altijd bezig zijn heel diep te duiken in de diepten der ziel; daar ontmoeten zij, net als de heilige Therèse, God.

Daar worden zij autocratisch. En dat wil de natuurlijke mens.

Een derde voorbeeld.

In het „Gereformeerd Jongelingsblad" betoogt de voorzitter van de bond, waarvan dit blad uitgaat, dat men kerk en vereniging goed moet onderscheiden. In de kerk, in prediking en huisbezoek, komt aan de orde het mystiek element, de persoonlijke vroomheid. Deze behoeft naar zijn mening in de kerk niet „meer" tot haar recht te komen; het schijnt dus in dat opzicht wel in orde te zijn. Niet echter in de J.V. Een studievereniging als de J.V. is geen orgaan voor zielszorg. Zou iemand durven vol te houden, dat het onderwijs aan de V.U, principieel en practisch niet zou deugen, wanneer niet elk college eindigde met een soort toepassing van: wat heb je er nu persoonlijk aan?

Nu meen ik, dat zulks in de kerk ook niet nodig moet zijn, maar als enig college zou moeten eindigen met de verzuchting van de student: wat heb ik daar nu persoonlijk aan, dan was het zeker niet best. Wat is dan toch dat „persoonlijke"? Staat dat buiten heel

het gewone mensenleven? Ik vermoed, dat het niets anders is dan dat „mystieke element", wat niet is dan een stukje vrome inbeelding. Het moet in elk geval staan buiten het leven van de gewone dag.

De heer Algra merkt toch verder op, dat men kerk en vrije organisatie niet moet verwarren. Men moet niet overal „kerkewerk" van maken.

Niet overal dezelfde eisen stellen, die aan de kerk worden gesteld.

Wel, ik zou denken, dat die „kerk" toch mensen zijn, de leden dier kerk. In die kerk hebben zij de drie formuliereiij'an enigheid beleden, en geloofd, dat, als zij zich in leer en leven zouden misgaan, zich aan de kerkelijke vermaning en tucht te zullen onderwerpen. Dat wil toch ook zeggen, dat zij des Maandags nergens zullen verloochenen, wat zij des Zondags beleden en beloofden.

Zo is het voor de heer Algra echter niet. Die drie formulieren, zegt hij, zijn alleen maar accoord van kerkelijke samenleving.

Men kan niet eisen, dat een prot. organisatie deze formulieren als grondslag zal erkennen. Dat zou kerkelijk imperialisme zijn. Daaraan maakt de Ned. Herv. kerk zich schuldig met al haar „raden"., De heer Algra vergeet, dat deze kerkelijke gemeenschap eerst heel de belijdenis heeft verworpen.

Maar ook de Gereformeerde kerken art. 31 zijn zo imperialistisch, ook al hebben zij, zo merk ik op, geen enkele van die „raden". Zij vroegen alleen van haar leden, dat deze, in welke organisatie, of waar dan ook, nimmer zullen vergeten of op zij schuiven, wat zij op een goede Zondag voor Gods aangezicht hebben bezworen in het midden van Zijn gemeente.

per­ Ik dacht, dat juist dit en niets anders soonlijke vroomheid is.

De heer Algra wijst dit, naar hij zegt, af. Nu dan is het meteen immers uit. Dan is die vroomheid een „mystiek element" van hetwelk men dan zo in de week geen last heeft.

Ik vermoed, dat hij zelve de waarde van hetgeen hij betoogde niet besefte, toen hij dit alles schreef. Maar de jongelui der organisatie lezen het toch maar zo. Zo holt men achteruit.

Met hartelijke groet en heilbede, uw toegenegen

MARNDC.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's