GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Hij zal Jeruzalem nog verkiezen !”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hij zal Jeruzalem nog verkiezen !”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roep nog, zeggende : Alzoo zegt de Heere der lieirscharen: Mijne steden zullen nog uitgespreid worden vanwege het goede: want de Heere zal Sion nog troosten, en Hij zal Jermalem nog verkiezen. Zach. I : 17.

Er wordt, God zij lof, in onze dagen weer van 'S Heeren volk ook in deze landen gesproken, Bijna was dit er uit. Men hoorde er de sprake nog van in de achterbuurten; het geluid er van viel nog te beluisteren in de .heggen en stegen; maar in het voorportaal was zulk zeggen contrabande geworden. Van ^Christenen", van »lieve menschen", van „geloovigen" mocht daar nog ge-I rept worden. Maar van een volk des Heeren j niet meer.

Dat was tale Kanaiins; evenals dat men ! van Sion sprak, doelende niet op den bergtop j vanouds, maar op de kerk van Christus in ; onze dagen.

Men duldde die wijze van spreken niet meer. Men wierd er korzel tegen in. Schier wierd er meê gespot. Stellig wierd er de neus voor opgetrokken. Het moest uit zijn met die «ziekelijke" termen, als riekend naar bedorven mys-I tiek.

Alle taal vvas goed Taal, geheeld uit het i erts der philwsophie. Taal, soms onverstaanbaar door allerlei nieuwmodische termen. Alleen maar de Schriftuurlijke taal wierd buiten de gemeene sprake gesloten. Of waar de Schrift nog meê mocht spreken, daar moest het dan althans uit het Nieuwe Verbond zijn, maar uit-het Oude Verbond stellig niet.

En zoo wierd dan ook het spreken over »een volk Gods" in den ban gedaan. Daar sprak Pharizeïsme, daar sprak aanmatiging, daar sprak harde veroordeeling van anderen in.

Wat hoefde dat ook ? Het moesten altegader »vormen van onzen tijd" worden, en onze tijd wist van een »volk" in ons »volk" niets.

Thans betert dit weer eenigszins. Uit de heggen weer naar de straten, uit de achterhoeken weer naar het voorportaal overgebracht, komt het spreken van het »volk des Heeren" thans weer in zwang. Men voelt en tast weer, dat zoo Immanuël onze Komng zijn zal, er voor Immanuël dan ook een eigen volk zijn moet, en dat het toch niet aangaat dezen Koning, die zich een eigen volk tot den prijs van zijn bloed heeft gekecht, om menschen te believen, van zijn iiolk te berooven.

Jezus onze Koning, en wij zijn volk, men doorziet weer, dat dit niet is te scheiden. En dat men ook wel van kerk en ook wel van »geloovigen" spreken mag en moet, maar dat deze beide ons geenszins van de verplichting kunnen ontheffen, om ook te spreken van V Heeren volk Doch nu prikkelt dit dan ook tot bitterheid.

Nu keert zich hier de woede tegen van wie dien naam bannen wilden. Nu heet het, dat wie dien naam gebruiken, zich inbeelden zelven al het volk te zijn; dat ze de broederen afsnijden ; en dat ze dies een scheur trekken door het lichaam van Christus.

Ge hoort het wel, hoe de Ethischen vooral de laatste tijden ons dit voorwerpen. Dit nu maant tot scherp zelfonderzoek. Het werpt de vraag aan uw conscientie toe, of er ook iets van aan is, dat ge bij dit roepen over »'sHeeren volk" meer aan eigen verheffing boven anderen, dan aan de eere van den Koningi'ra.z.xa. van Immanuël hebt gedacht. Zelfs doet het vermoeden, dat er wel onvoorzichtiglijk en ongeestelijk aanleiding zal gegeven zijn, om ons van min kiesch ëh min teeder gebruik van dien naam te verdenken, zoo niet te beschuldigen.

Evenwel, hoe groet ook die verkeerdheid ware, aan de zaak doet dit niets af noch toe. Immers niet uw misbruik van de Schriftermen, maar alleen de termen der Schrift stellen hier den regel

Nergens leert Gods Woord ons, dat we onze wijze van spreken moeten inrichten naar onze verkeerdheid, maar overal wil de Schrift, dat we de heilige sprake zelve ten richtsnoer nemen.

En wat toont ons dan de Schrift? Dit, dat wie van het volk zijn, keer op keer alles bederven, dat Sion bijna stelselmatig de verzenen tegen de prikkelen slaat, en dat Jerusalem soms aan Sodom en Gomorrha gelijk is, — en dat desniettemin het volk er komt, en Sion het heilige draagt, en dat de Heere Jeruzalem nog verkiest.

Het is nergens in deze heilige Schriftuur: Zie wat heilige personen, en wat vroomheid in Sion, en wat een godzalig Jeruzalem, — en deswege is de Heere dat volk en dat Sion en dat Jeruzalem genadig. Neen, het is altoos ondanks die personen, en in spijt van wat Sion is, en in weerwil van wat Jeruzalem van zich merken laat, enkel maar om den raad des welheilagens.

Vrijmachtig is dat volk geroepen, vrijmachtig dat Sion veïheven, vrijmachtig dat Jeruzalem uitverkoren. En wat nu ook dat volk, dat ' Sion, dat Jeruzalem doe, dat blijft zoo. Van die vrijmachtige keuze is geen appèl of herziening. Die raad gaat door. Die beslissing van eeuwigheid blijft. En hoe ook Jeruzalem tegenworstele, Hij zal nog Jenczalem verkiezen.

En hierin nu juist ligt de rust voor uw hart Isij dat verwijt der broederen, alsof we onszelven tot 's Heeren volle stempelden, en dat onzelven alleen.

Zie toch, 's Heeren volk is zijn volk, niet om wat het zelf is, maar alleen om de banier, waarbij het te hoop loopt, en om het veldleeken, waarbij het neerknielt en zweert.

Het is niet in ons, maar buiten ons ; en wat er in ons van te zien komt is »naar de werking van dien Christus, die in ons werkt met kracht."

De banier van zijn waarheid is het kenteeken, waaraan dit volk gekend wordt; en al loopt wie die banier omklemt nog in armelijke lompen en al is zijn gelaat nog bezoedeld en al wankelt zijn voet, dat doet er niet toe en kan de zaak niet verkeeren : het is de waarheid, het is de kennisse des Heeren, het is het welbehagen Gods dat hier beslist.

Waar nu die banier wappert, en bij die banier voor den Koning wordt geroepen, daar loop ik naar toe, als ik bij 's Heeren volk wil zijn. En dan zie ik niet op dietpersonen en niet op hun leidslieden en dan peil ik nog minder hun hart, maar dan roep ik met hen: Jehovah Tzidkemt, om met al het volk te belijden, dat onze gerechtigheid niet onze, maar buiten ons in den Immanuël is.

Wat zou het ook zijn, zoo iemand van »'s Heeren volk" roepend, daarmee te kennen wilde geven: »Deze allen zijn in Sion geboren? " Weet ge dit dan? Zijt ge dan kenner der harten? Hebt ge dan de gangen van ieders wedtrgebooite nagespeurd? Kunt gij iemands staat beoordeelen? Moogt gij gaan zitten in Gods stoel en uw hart zetten als Gods hart? En als ge dat niet kunt en niet moogt, en niemand kan het, wat anders dan de banier der waarheid, in haar wapperen, zal dan aanduiding en kenteeken zijn van de plek, waar 's Heeren erfvolk vergaart ?

o, Wacht u toch voor dat bouwen op indrukken van «liefheid" en van »vroomheid." Ge kunt er zoo schromelijk in mistasten. Dat staat aan ons niet. God keurt Eii al is er een oordeel ook van den geestelijk ingeleide, waardoor de ééne Sioniet den anderen verstaat, toch kan dit het kenmerk nooit wezen, Gods volk wordt alleen gekend aan zijn banier. Niet persoonlijk, maar als volk. Of het saam om die banier vergadert, en saam bij die banier neerknielt, om te roepen voor de eere van zijn Koning en op dien Koning alleen te zien. Jehovah Tzidkenu!

En nu mag het zijn, dat er bij die banier onder dat volk staan, die niet van het volk zullen blijken te zijn. De ottde regel van Ammi en Lo Ammi. Maar dat staat aan ons niet te schiften. Die voor dat schiften de wanne in de hand heeft, om zijn dorschvloer, te doorzuiveren is de Heere.

Ook omgekeerd kan het zijn, en zal het zoo zijn, dat altoos enkelen, soms zelfs velen, die wel van het volk zijn, 'van bij het volK wegloopen, de banier vergeten, het geklank van den Koning smoren op de lippen, en tijdelijk omdolen in Damascus en Tyrus, maar ook daar hebt gij niet meê te rekenen.

Als ge van het volk spreekt, telt ge niet, en rekent ge niet, en sluit ge niet uit noch in. Die sluit en niemand opent, is alleen Hij die den sleutel Davids heeft.

Maar niets van dit alles kan noch mag u van de wijs brengen. Er is een volk des Heeren. Dat volk moet bij de opgestoken banier gezocht worden En daarom voegt ge u bij wie die banier omringen, en al het verdere verblijft aan uw He re !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's

„Hij zal Jeruzalem nog verkiezen !”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1888

De Heraut | 4 Pagina's