GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR

Mr. H. BENNING en JAC KOELMAS.

( Voorrede door Jac. Koelman.)

II.

Hebt gij strijd en twijfeling en arbeidt gij, om tot die verzekerdheid te geraken, zonder uwe ziel rust te geven, vóór dat gij op vaste schriftuurlijke gronden, die de proef van Gods oordeel kunnen doorstaan, u deze groote dingen kunt verzekeren ? De Heere geve, dat het zoo zij ; maar indien het tegendeel waarachtig is en gij zijt vreemdelingen in de bevindingen omtrent deze dingen, zoo oordeelt zelf, of het den Heere welbehagelijk zal zijn, indien gij ooit deze heerlijke bediening komt te aanvaarden. Nu moet ik u zeggen; en gij zult het ondervinden' en erkennen, zoo gij er op letten wilt, dat het alleszins blijkelijk is, dat de groote inenigte der studenten, zelfs in de theologie, los en onheilig van hart en leven zijn, afkeerig, vijandig, haatdragende tegen de ware heiligheid en geestelijkheid, en de eerste rechte gronden van de oprechte godsdienstheid en christelijkheid missende. Zoo verdorven zijn de tijden, dat de ongeregeldheid, onge^ bondenheid, profaniteit en woestheid des gemoeds openbaar is in de meesten, zoodat niet één sprankel van ge­ nade en geestelijk leven in hunne omgeving zich opdoet. Men staat naar eenige speculatieve kennis van talen en disputen en waarheden in de natuur en de Schriftuur; maar niets minder behartigt men dan God in Christus te kennen, te beminnen en te dienen. Scheeve en vleeschelijke oogmerken heeft men in zijne studiën. Men zoekt de hoogachting van geleerdheid, eer en achting, profijt en vermaak; niet, dat men Gods eer mocht bevorderen en Hem welbehagelijk dienen, zijn hart en leven mocht zuiveren, en de heiligheid in beide hebben en vertoonen, en zoo Gods koninkrijk voortzetten in zichzelven en anderen, en komen tot het dadelijk en eeuwig gericht en liefde van den volmaakt gelukzaligen en gelukzaligmakenden God. Zullen deze lieden gezanten zijn van den grooten Koning tot het volk, om de gfcnadetijdingen te brengen, en de zielen te lokken naar Christus, en om haar te bestieren op den weg ten leven ? Gewis zij zullen zichzelve en de gemeente ver­

derven. Zij zullen pesten en zielenmoordenaars zijn, zij zullen veler zielebloed op zich halen en zoo de diepste plaats in de hel krijgen, wanneer zij ooit komen tot de bediening, zoo ongeschikt, vleeschelijk en onheilig als zij zijn. Dit is de oorzaak, waarom het zoo droevig staat in de kerk van Nederland. Jongelingen zijn tot het leeraarsambt verhoogd, die van den Heere niet geleerd waren, hoewel zij godgeleerden wilden genoemd zijn vanwege eene gedaante van kennis in de wet. Losse gezellen, ' die op ide hoogescholen zichzelven en elkander hadden bedorven en verijdeld, en die, zullende proponenten worden, den huichelaar hebben gespeeld, om een haren mantel te ontvangen en te profeteeren. De professoren hebben meestal geen acht genomen op de studenten, om hen tot de inwendige godzaligheid en heiligheid aan te zetten, alsof het hun genoeg ware, als zij hun eenige kennis zoo in de philosophic als in de talen en theologie mededeelen, al waren zij inderdaad atheïstisch (godloochenaars) en verwoest van gemoed, niet kennende door ondervinding de wijze van dien God, wiens dienaars zij zouden zijn in zijn huis. De ellendige jonkheid is met letterkennis, dat is inderdaad met drek en draf gespijzigd, inplaats van dat hun de woorden des levens, als het merg en de wijnen, die gezuiverd zijn, op eene geestelijke en teedere wijze zouden zijn toegediend (ik

spreek niet van alle, de Heere zij gedankt, daar zijn er nog eenige, zoo professoren als studenten, die den Heere in het oog en zijne genade in het hart hebben). Helaas, waarde jongelingen! des Heeren toorn is zeer ontstoken tegen deze kerk, en tegen hare wachtende leeraren vanwege al de gruwelen, die daarin gevonden worden. En zien wij op de scholen en akademiën, onze ziel moet schrikken en beven. Wat zal er nog eindelijk van worden? Het schijnt, dat de Heere tot verterens toe op

ons zal nederkomen. Want elk gaat zijns weegs, geluk voor dezen; men keert zich niet af van de snoodheid zijns wegs, noch leeraars, noch volk. De plagen hebben

niet ten goede gewerkt. Nu zien de oogen der trouwen (die zuchten over de gruwelen des lands), of de Heere zich op de akademiën niet eenige heerlijke instrumenten bereidt, die tot den strijd des Heeren haast mochten komen en eene goede roering bewerken onder ditzorgelooze volk. Maar helaas, van dien kant doet zich geen goed op. De fonteinen zijn verdorven en vergiftigd; de kweekhoven zijn verwilderd; de jonkheid is verbasterd! Niet alleen worden zij van hunne ouders zoo vleeschelijk en onheilig naar de hoogescholen gezonden; maar zij worden daar nog meer en meer door elkander verpest en verkankerd. De oprechte vroomheid is bij hen niet, ja zij is gehaat, bespot en veracht. Wat zullen wij hiertoe zeggen? O, mocht mijn raad en waarschuwing tot uwe ooren ingaan I Boven alle dingen, en in de [eerste plaats bid ik u, vernedert u en zoekt verzoening. De Heere wacht, om u genadig te zijn. Kust den zoon en legt u aan zijne voeten en smeekt, dat Hij u heilige en schikke tot zijnen dienst. Er is een groot en heerlijk werk te doen in onze dagen: gelukkigen, die de Heere zal verwaardigen, Hem in deze te dienen. Gij zijt niet in staat, om dit werk te doen; maar, zoo gij yolvaardig zijt, om u in zijne hand over te geven, opdat Hij u fatsoeneere en toestelle, Hij zal uwen mond maken als een scherp zwaard, en zal u stellen tot eenen zuiveren pijl; Hij zal u zenden tegen dit volk (doch ik hoop hun ten goede)

en tegen vele hunner leeraren. Zij zullen tegen u strijden; maar tegen u niet vermogen, want de Heere zal met u zijn, om u uit te helpen. Gij kunt nog niet spreken, want gij zijt jong; maar Hij zelf zal u stellen tot ijzeren pilaren en koperen muren en zal met uwen mond zijn. Geeft u dan over, ja uw geheele ziel en lichaam en treedt met hem in een vast verbond, een verbond van vrede en genade en zegt dan: »Ziet hier ben ik, reinig mij, leer Gij mij, open mij de ooren en het hart, ik zal niet wederspannig zijn, ik zal niet achterwaarts wijken. Geef mij de tong der geleerden, opdat ik weet met den vermoeide een woord te rechter tijd te spreken. Wek mij eiken morgen, wek mij de ooren, dat ik hoore gelijk die geleerd worden, en zend mij dan met dit eeuwig Evangelie, om het te dragen tot het volk. Zie, hier ben ik, uw knecht! Verstoot mij niet, hoewel ik snood en gering ben, neem mij aan, om des Gezalfden wil!"

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's

Ettelijke gronden der Christelijke religie,

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 augustus 1889

De Heraut | 2 Pagina's