GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLI.

PARIS PANIER.

«Vader, ik dank U, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen hebt verborgen en ze den kinderkens geopenbaard." Zoo heeft de Heere gebeden en die bede is vervuld. Het lichaam van Christus heeft bijna geen aanzienlijke leden. Slechts eenen enkele vinden wij hier of daar. Paris Panier is een hunner.

Uit Cornière, een plaatsje ongeveer drie mijlen van de stad Salins gelegen, was Paris Panier afkomstig. Hij was een bekwaam en welsprekend rechtsgeleerde en bekleedde het ambt van advokaat aan het Hof van het parlement van Dole, in het graafschap Bourgogne (toen staande onder het beheer van Keizer Karel V). Hij had nog niet den leeftijd van 24 jaren bereikt, toen hij gevangen genomen werd. Een drietal monniken, van welke twee met name genoemd worden, namelijk Jean Sachet en Jean Paul, bewerkten dit door te verraden, dat hij tegen de mis gesproken had. Hij stond juist gereed om naar Zwitserland uit te wijken, toen men hem gevangen nam. Daar hij van goeden huize was, zou men verwacht hebben, dat zijne bloedverwanten hem te hulp gekomen zouden zijn. Doch zijne moeder en broeders durfden, hetzij uit vrees, hetzij uit fanatisme niets voor hem te doen. Van allen verlaten schreef Panier eenen brief naar Geneve, met verzoek voor hem bij de regeering van Karel V tusschen beide te treden. Beza, en eenige dagen later Viret, schreven aan BuUinger, ten einde hem te dringen bij de regeering van Bern moeite te doen, dat zij ten gunste van dien jongen man mocht opkomen bij Karel V. Dit gebeurde, maar baatte niet. Eenige maanden later schreef Beza: «Panier is in de vorige maand ter dood gebracht, ten einde toe is hij volstandig gebleven. God zij lof, die ons ook zulk eenen moed geve, indien het hem behagen mocht zijne leere ook door ons bloed te bezegelen." Zijne vrienden en rechters trachtten Panier over te halen, om te herroepen, ten einde zijn leven te redden. Maar God belette dit. Zaterdag den yen April 1554 is de martelaar onthoofd, nadat eerst zijne boeken voor zijne oogen verbrand waren.

JEAN FiLLEUL en JULIAN LEVEILLÉ.

Op Zondag, den isen April 1554, liepen twee mannen, de een een schrijnwerker, met name Jean Filleul en de andere een nestelmaker, op den weg naar Desire een mijl van Nevus, toen hun de prevot der Marechaux in het land van Bourbonnois, den met name Gilles Ie Peis, ontmoette Vermoedende, dat het gereformeerden waren, deed hij zich voor of hij een hunner was, toen hij hen aansprak met deze woorden: »Broeders, ik weet wel, waar gij heen gaat, wees niet bevreesd ons dit meê te deelen, want wij willen u zelfs met onze mantels bedekken en tegen slecht volk beschermen."

Na deze inleiding veinsde hij kennis aan de waarheid te hebben, terwijl hij hun met mooie woorden verzekerde, dat hun geen kwaad zou geschieden. Om zijn rol te beter te kunnen spelen, liet Peis zijne dienaren voor zich uit gaan, hun toefluisterende: ïGaat vooruit, hier moet gij ze niet arresteeren." Daarna vroeg hij hen zeer vriendelijk: »Waar gaat gij heen, broeders? " Zij antwoordden hem: oWij gaan naar Desire! De prevot vroeg hun daarop, of zij niet verder gingen, waaropzij bevestigend antwoordden. Toen hernam Ie Peis weer: «Gaat gij niet naar Geneve en neemt gij dit kleine kind en dat jonge meisje daar niet meê naar toe? " Beiden antwoordden: »Ja". Ook vroeg Ie Peis of hunne vrouwen daar niet waren. Toen zij ook hierop bevestigend geantwoord hadden, floot hij op de vingers en riep zijne dienaren, hen bevelende de mannen gevangen te nemen en naar Nevus te brengen. Toen zij daar waren, ondervroeg hij ze weer, maar nu op een heel andere wijze dan te voren. Hij vroeg hen namelijk naar hunne belijdenis en wat zij te Geneve gingen doen. Zij zeiden dat zij daar hun geestelijk voedsel wilden zoeken, aangezien zij dit niet in Frankrijk konden vinden, deels door de lasteringen en valsche leeringen en het misbruik van de Sacramenten, welke zij in de kerk vonden. In de stad Geneve was dit niet het geval, omdat daar de luivere leer werd gepredikt. ' Daar zij van de sacramenten hadden gesproken, werden zij ondervraagd over het gebruik er van en over de leer, die zij beweerde, dat zoo zuiver te Geneve gepredikt werd. Eerst liep het gesprek over de vraag, of zij niet geloofden dat Jezus Christus in het brood van de hostie zoo was besloten, dat het brood niet meer brood en de wijn niet meer wijn was, maar werkelijk het lichaam en bloed van Jezus Christus waren geworden. Hierop antwoordden de gevangenen, dat zij geloofden, dat Jezus Christus, zooals geschreven stond, ten hemel was gevaren en ter rechterhand zijns vaders gezeten, totdat hij zOu komen om te oordeelen de levenden en de dooden, zooals de geloofsbelijdenis zeide. En dat daarom het brood en de wijn altijd brood en wijn bleven. Hierop werd hun gevraagd, wat zij beleden omtrent het Sacrament des Avondmaals. Hun antwoord kwam geheel overeen met de belijdenis der gereformeerde kerk op dat punt. De Mis, het Vagevuur en de Biecht verwierpen zij.

Na dit voorloopig onderzoek, bracht de Prevot ze naar St. Pierre-le-Mourtier, en leverde hen over aan den halsrechter met de verslagen van het voorloopig onderzoek. Opnieuw begonnen de ondervragingen. De gevangenen bleven bij hunne belijdenis. Toen riep de rechter eenige rechtsgeleerden tot zich om te beraadslagen wat men met deze mannen doen zou. De gevoelens waren zeer verdeeld, doch het meerendeel was van oordeel, dat men hen uit Frankrijk moest verbannen en hunne goederen verbeurd verklaren (indien zij iets hadden). Doch de rechter, met name Jean Bergeron, wilde hiervan niets weten, maar veroordeelde hen om levend verbrand te worden nadat zij eerst, ongekleed met een fakkel in de hand gedurende eene hoogmis boete zouden hebben gedaan. Van dit vonnis kwamen de martelaren in hooger beroep. Daarom gingen zij naar Parijs, waar zij opnieuw streng werden onderzocht. En ook hier verheerlijkte zich de Heere in hunne standvastige belijdenis. Want wel deed de gunst van vrienden veel voor hen, wel kregen zij zelfs brieven van den koning waarbij bevolen werd het rechtsgeding opnieuw te onderzoeken zonder het vorige in aanmerking te nemen, doch de martelaren wilden geen duim breed afwijken van de waarheid Gods.

Gedurende hunne reis naar Parijs stierf Gilles Ie Peis, die hen verrast en gevangen genomen had, op zeer beklagelijke wijze, aangegrepen door krankzinnigheid. Deze ge­ beurtenis verschrikten de meesten, terwijl anderen daarin een oordeel Gods zagen.

Nadat de gevangenen van Parijs naar St. Pierre Ie Mourtier teruggebracht waren, werden zij den i sen Januari, den laatsten dag huns levens, weer voor den raad gebracht. Daar werd hun gevraagd, of zij bij hun eerste gevoelens bleven. Zij antwoordden, van ja, want anders zouden zij ontrouwe kinderen zijn. Toen las de griffier het vonnis, dat te Parijs over hen geslagen was, voor. Daaruit bleek, dat zij levend verbrand moesten wordenindien zij volhardden, Ook moest hun dan de tong uitgesneden worden. Herriepen, zij echter, dan moesten zij alleen geworgd worden. Dit hoorende, zeiden de martelaren niet zonder minachting: gij wilt dat wij om een kleine weldaad den Heere zouden verloochenen. Neen, dat zullen wij niet doen." Hun vonnis behelsde drie beschuldigingen : I. zij hadden verkeerd gesproken van het Avondmaal ; 2. zij hadden den Doop valschelijk verloochend; 3. zij hadden God en de Heiligen gelasterd. Zij ontkenden zoowel het een als het ander. Daarop zagen zij elkaar bemoedigend aan, en spraken sVVij zijn bereid onsgeheele lichaam aan het vuur over te geven, om de geboden onzes Gods te onderhouden. De smart zal slechts kort duren, maar dan zijn wij voor eeuwig gelukkig." De rechter dreigde hen met den allerwreedsten dood, maar zij beefden niet. «Door den dood komen wij aan onze erfenis. Na ontkleed te zijn waren zij 3 uren lang met touwen aan elkaar gebonden. Gedurende dien tijd zongen zij Ps. 16 en den lofzang van Simeon. Nog eens trachtte de rechter hen door een intusschen ontboden monnik afvallig té maken. Maar deze werd door hen zoo beantwoord, dat hij afdroop met de woorden: «Gaat naar den duivel". Een tusschen de gebonden handen gesloten kruis haalden zij er met de tanden uit, zeggende, , dat zij een veel heerlijker kruis hadden.

Ofschoon hun de tongen waren uitgesneden, heeft men hen duidelijk hooren zeggen: «Wij nemen nu afscheid van de zonde, de wereld en het vleesch, nimmer zullen die ons meer hinderen-"

Toen het vuur aangestoken was en hen had. aangeraakt, stierven zij, zonder dat men hen eenige beweging heeft zien doen.

Dg GAAV FoïerMAN,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 januari 1894

De Heraut | 4 Pagina's