GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXII.

JEAN BARBEVILLE.

Jean Barbeville, afkomstig uit Normandië, was reeds bejaard, toen hij door den Heere geroepen werd om voor Zijnen naam te sterven. Als metselaar te Geneve acht dagen vertoevende, werd hij bekend met de waarheid Gods. Toen hij terugging naar zijne woonplaats (in Frankrijk) had hij plan, om met zijn kind naar Geneve weer te keeren. Intusschen had God de Heere anders over hem beschikt. In de plaats zijner inwoning zijnde, wilde hij zijne buren onderrichten omtrent 's Heeren Woord. Hij werd echter door hen verraden en aangeklaagd, waarop zijne gevangenneming volgde.

Aanvankelijk was Barbeville zeer zwak, zoodat hi] al de gesprekken loochende, welke hij met anderen gehad had. Hij viel zelfs zóó diep, dat hij God lasterde door vloeken en nu eens met dezen dan weer met eenen andere twist had. Zoo tuchtigde de Heere zijne ontrouw. Bovendien zat hij in de gevangenis der geestelijkheid, omringd van monniken en priesters, die hem nog meer vervreemden van de beginselen der hervorming. Eindelijk vergreep hij zich met andere gevangenen aan den gevangenbewaarder. Daarom werd hij nauwer opgesloten. Dit middel gebruikte de Heere, om hem tot berouw en boete te brengen. Hij ontmoette in dien kerker eenen belijder der waarheid, Jean Morel, van wien wij naderhand zullen verhalen. Deze vermaande hem door het Woord Gods, en de Heere schonk genade, zoodat hij besef van zijne zonden kreeg en bitterlijk begon te weenen en te zuchten. Hij vroeg den gevangenbewaarder vergiffenis en nam zich voor, zich in het vervolg beter te gedragen en alles terug te nemen wat hij tot oneere Gods gezegd had.

Vroeger was hij vreesachtig als hij zijne rechters zag; maar nu verlangde hij voor hen gebracht te worden, om zijn berouw te toonen. God toch had hem geheel veranderd. Den i6den è i7den Januari kreeg hij zijn wensch en werd hij voor zijne geestelijke rechters gebracht. De getuigenis, die hij daar gaf omtrent de aanbidding van God, tegenover de Roomsche aanbidding der heiligen, was zoo klaar, dat niemand kon twijfelen aan zijne verandering. Den volgenden dag bleek dat opnieuw. Toen erkende hij ook, dat hij de priesters hansworsten had genoemd, gekleed in geel, groen, rood en andere kleuren. Hij voegde zelfs aan deze bekentenissen toe, dat hij, indien zij dat wilden, nog meer zou zeggen. Toen hij zag, dat men hem geen recht deed, kwam hij bij het hof in appèl. Daar stond hij den i8den Februari terecht.

Nadat hij den eed gedaan en zijn naam, zijn land en zijne woonplaats opgegeven had, werd hem gevraagd, waarom hij geappelleerd had.

Barbeville: Wegens de lange gevangenschap, waarin de officiaal mij nu negen maanden gehouden heeft, zonder mij eenig recht te doen.

Rechter: Waarom werdt gij gevangen genomen? Barbeville: Omdat ik de bevelen Gods aan een mijner buren verklaard had. - ^

Rechter: Hoelang is het geleden, dat gij niet ter mis zijt geweest ?

Barbeville: k was er met Paschen nog aan; doch het behaagde God, dat er een lessenaar op mijn been viel, waardoor ik gekwetst werd en verplicht naar huls te gaan. Ik heb spijt, dat ik er ooit geweest ben; de vereering der beelden, welke ik daar zag, acht ik in strijd met Gods Woord (Hand. 7:48 en Exod. 20).

Rechter: Latijn? Hebt gij dan den Bijbel gelezen? Kent gij ^ Barbeville: Neen, ik heb hem niet in 't Latijn gelezen. Rechter: Hebt gij de samenkomsten te Montfoucon en in de huizen bezocht?

Barbeville: Neen; maar ik ware er graag bij geweest, indien ik dat had kunnen doen.

Nadat dit onderzoek was afgeloopen, werd hij weggeleid en toen door verscheidene deurwaarders en mindere beambten van het gerechtshof ondervraagd, hoe hij wist, wat hij zeide, daar hij toch maar een eenvoudige metselaar was, en Gods Geest niet kwam in metselaars. Zijn antwoord was:

Ik zal den Heer, die mij getrouwen raad Gegeven heeft, met psalmgezangen prijzen. Daar 't goddelijk licht mij toestraalt vroeg en laat, Mijn nieren zelfs bij nacht mij onderwijzen. (Ps. 16.)

Het appèl werd door het hof verworpen en Barbeville kwam weer voor den geestelijken rechter. Daar moest hij belijdenis doen van zijn geloof vooral op die punten, waarin de mannen der hervorming verschilden van de Roomsche kerk. Eindelijk zeide een zijner rechters tegen hem sWeet ge wel, dat ge] niet anders zijt dan een arm beest en de Heilige Schriften niet kunt weten? "

Hierop antwoordde de martelaar zeer ter snede: »A1 ware ik ook niet meer dan een ezel. Hij, die den mond van Bileam's ezelin geopend heeft, zoodat zij spreken kon, zal dat ook mij-doen.

Toen de monnik-inquisiteur, Benedict! bij hem kwam zeide hij, dat hij kwam om hem te troosten en de waarheid te zeggen. Barbeville vroeg hem echter, hoe hij hem de waarheid zou kunnen verkondigen daar hij het kleed der leugen droeg. De monnik verzocht hem echter, over hem geen oordeel te vellen. sNeen, neen, " hernam Barbevflle, nk oordeelde niet, maar Gods Woord." Daarna sprekende over verschillende stukken der leer, wilde de martelaar mets aannemen, tenzij het door de Heilige Schrift bewezen werd. Eindelijk beval de officiaal hem te knielen. Barbeville vroeg hem »of hij dan een God was." De officiaal antwoordde: sNeen, maar als gij knielt, buigt ge u voor het crucifix." »Dat wil ik niet doen", antwoordde de martelaar, jwant op die wijze zou ik afgoderij bewijzen. Staande hoorde hij dus zijn vonnis aan zich verblijdende, dat hij, om den naam des Heeren smaadheid zou moeten lijden.

Na het uitspreken van het vonnis, werd hij aan den wereldlijken rechter overgeleverd en den 3en Maart naar den kerker op het raadhuis gebracht.

Den 6den Maart werd hij ten vuurdood veroordeeld. Nooit heeft men iemand gezien, die minder den dood vreesde dan Barbeville. Zelfs nam zijn ijver voor de eere en het Woord Gods toe, naarmate de dood naderde. Toen hij bij andere gevangenen opgesloten werd, onderwees hij hen in de waarheid en toen hij alleen werd gevangen gezet, zong hij psalmen. Zelfs behaagde het den Heere eenen dief, die door hem vermaand werd, tot bekeering te brengen.

Omstreeks dt uur werd hij naar de kapel gebracht, waar hij de uitvoering van zijn doodvonnis afwachtte. Eindelijk werd hem een bal in den mond gelegd en bracht men hem naar de strafplaats voor het stadhuis. Zijnvoijnis luidde, dat hij aan een paal gebonden en geworgd zou worden, eer hij verbrand werd. Maar de woede des volks duldde niet, dat men zijne smarten zou matigen. De menschen legden een hoop takkebosschen tegen hem aan, welke boven zijn hoofd uitstak, opdat niemand hem zou kunnen zien. Den beul belette men ook hem te verworgen. Intusschen hield hij niet op den naam des Heeren aan te roepen. Zelfs zag hij zijne handen, die gebonden waren, losraken, zoodat hij ze ten hemel kon heffen, vanwaar hij zijne hulpe verwachtte. Zoo stierf de martelaar zacht en zonder groote teekenen van smart en ging naar zijnen Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juli 1894

De Heraut | 2 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juli 1894

De Heraut | 2 Pagina's