GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXVI.

ADRIAN DAUSSI.

Hoe eenvoudig het kind Gods ook moge zijn in de schatting der wereld, wanneer Gods genade hem tot het martelaarschap roept, dan vervult die toch aan hem al de beloften, die in Christus Jezus ja en amen zijn, zoodathij triomfeeren mag in zijne doodsure. Dit zien wij aan Adrian Daussi bevesrigd. Deze martelaar, ook wel Douliancourt genaamd, was een kramersgezel, die te Geneve woonde. In 1559 bezocht hij Frankrijk, toen hij te Clermont in Beauvoisis werd gevangen genomen. Bij hem werden verscheidene verboden boeken en brieven gevonden. De gewone beambte der plaats voerde het rechtsgeding uit. Hierbij legde de martelaar eene goede geloofsbelijdenis af. Daarom werd hij, zonder vonnis, naar de gevangenis te Parijs gezonden. Hierover was het hof zeer verstoord; daarom liet het den beambte aanzeggen, dat het in het vervolg nooit iemand naar hunne gevangenis mocht overbrengen zonder vonnis. Misschien had echter de ambtenaar zoo gehandeld, omdat hij zijne handen niet wilde bezoedelen met het onschuldig bloed van dezen armen man. Terwijl onze martelaar naar Parijs gebracht werd, behandelden hem zijne begeleiders hard en wreed, maar hij droeg alle mishandeling geduldig, ja, hij was zelfs verheugd. Toen hij voor het hof stond, werd tegen hem de klacht ingebracht, dat hij het Woord Gods stelde boven de leer der Roomsche kerk, eene zaak, waarvoor hij, zooals bij dezelfde gelegenheid bleek, reeds eenmaal was gestraft.

Op de vraag, of hij bij zijne belijdenis bleef volharden, bekende hij, dat hij niets, , kon terugnemen van hetgeen hij beleden had van het Evangelie Gods. Hierop werd hij veroordeeld, om naar Clermont teruggebracht en daar levend verbrand te worden. Te voren zou men echter trachten door de pijnbank hem uit te hooren omtrent de namen dergenen, voor wie hij brieven bij zich droeg.

De procureur des konings kwam tegen een deel van dit vonnis in verzet. Hij verlangde namelijk, dat de gevangene, dien hij haatte, niet te Clermont, doch te Parijs zou worden gedood. Als reden voor dezen eisch gaf hij op de vrees, dat er in dien tijd verscheidene gevangenen, bij hunne overbrenging, door hunne vrienden aan de handen der gerechtsdienaren waren ontrukt.

Er werd dus besloten, dat Daussi zou sterven in de rue de Seine in de voorstad St. Gernios. Den 23en October werd hij in een mestwagen naar ^e strafplaats gebracht. Om hem het spreken te beletten, droeg hij een bal in den mond, terwijl zijne kleederen verscheurd waren ten gevolge van de mishandelingen, welke men hem had aangedaan.

Hoe armzalig echter zijn uiterlijke toestand was, in zijn hart was een vreugde, die zich weerspiegelde op zijn gelaat. Steeds was hij in gebed verzonken. Daar trad een priester op hem toe en bood hem een kruis aan, dat hij moest kussen. Doch hij hief de oogen ten hemel en sloeg het kruis weg. Daarop begon het volk te schreeuwen; woedend liepen zelfs sommigen op hem toe, om hem te dooden.

Toen de gerechtsdienaren dit zagen, bevalen zij, dat er haast zou gemaakt worden, om naar de gerechtsplaats te komen.

Daar zijnde, kreeg de martelaar eene bewonderenswaardige standvastigheid tot in den dood. Want, ofschoon men hem boven een klein vuur verbrandde, bleef hij toch onbewegelijk en klaagde niet.

Alzoo ging Adrian Daussi den dood tegemoet.

MARIN ROUSSEAU.

Den dag na den marteldood van Daussi, riep de Heere Marin Rousseau met twee anderen tot hetzelfde martelaarschap.

Marin, geboorüg van Bontigny in Gasdnois, was een goudsmidsgezel. Zijne beide medestrijders heetten Gilles Ie Court, geboortig van Lyon, een student en Philippe Parmentier, een schoenmakersgezel. Marin Rousseau had reeds geruimen tijd gevangen gezeten, toen de beide anderen binnen Chartelet gebracht werden. Hunne gevangenneming was een gevolg van verraad. Wanneer toch de Pausgezinden hunne feesten vierden en zich vermaakten met drinken en gekheid maken, kwamen de geloovigen samen, om zich in God te verheugen, psalmen te zingen en te bidden. De duivel was hierover niet weinig verbolgen. Daarom verwekte hij een verrader, die, onder voorgeven, dat hij een der geloovigen was, te weten kwam, op welk uur de godsdienstoefeningen gehouden werden, waarna hij dit verried aan den Commissaris van Pjlitie.

Behalve Le Court en Parmentier waren er nog zeven ^ acht, die gegrepen en in Chartelet gekerkerd werden. En, alsof zij een misdaad van de grootste soort begaan hadden, drong men in hunne huizen en eigende zich hun goed toe, vooral verscheidene zoogenaamde verboden boeken, zooals bijbels en Nieuwe Testamenten in het Fransch. Deze vondst vormde een voornamen grond van aanklacht tegen de gevangenen. En aangezien zij de waarheid Gods naar Zijn Woord verdedigden en zonder aanzelen beleden. dat zij tot de kerk behoorden en de samenkomsten bij^ woonden, veroordeelde hen de rechter ten vuurdood, ter wijl hunne goederen verbeurd werden verklaard.

Marin Rousseau is hun lotgenoot geworden. Alle drie beriepen zij zich op het hof, maar recht werd hun niet gedaan. Toen zij toch bij hunne belijdenis bleven, werd het vonnis van den eersten rechter bevestigd. Op het plein Maubert zouden zij levend verbrand worden. Zij hoorden, dat zij ter dood veroordeeld waren, waarop zij God begonnen te loven en elkaar te vermanen, standvastig te blijven tot den einde toe. Blijde en zingende (want men had hun geen bal in den mond gegeven) gingen de martelaren naar de strafplaats, alwaar de palen waren opgericht, waaraan zij vastgebonden zouden worden. Toen zij zagen, dat men het vuur aanstak, zongen zij met den ouden Simeon:

»Nu laat gij, Heere, uw dienstknecht gaan in vrede naar uw v/oord enz." De rechters meenden, dat Parmentier minder standvastig was dan de anderen en bevalen, dat hij zou geworgd worden. Doch hij betoonde zich, niet minder dan zijne vrienden, standvastig en werd ook, als zij, levend verbrand.

Zoo kroonde de Heere hen, die wettiglijk gestreden hadden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's