GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Recensie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recensie.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 14 December 1894.

Onder de Madoereezen; door Dr. J. P. Esser; uitgegeven door het Java-Comité.

Op eenvoudige wijze wordt hier uit de nagelaten aanteekeningen van Dr. J. P. Esser een en ander medegedeeld over zijn zevenjarig verblijf onder de Madoereezen, met name over zijne werkzaamheid aldaar, en over godsdienst, zeden, taal enz., van het Madoereesche volk. Terecht zegt Dr. A. J. Th. Jonker in de Voorrede, dat niet alleen de vrienden van den overledene Mevrouw Esser ervoor zullen danken, dat zij de uitgave dezer herinneringen wilde bezorgen, maar dat ook allen, die in den arbeid der zending , belang stellen, in deze schetsen genoeg aantrekkelijks en genoeg belangrijks zullen vinden om zich met dien dank te vereenigen. Wie den schrijver gekend heeft, zal begrijpen, dat hijzelf in zijn boekje geheel op den achtergrond treedt. Des te meer is te waardeeren, dat hij in de genoemde Voorrede door een vriend, die hem goed gekend heeft, inderdaad naar het leven geteekend is. Moge zijn zoo spoedig afgebroken arbeid ook nu nog voor de zending, die hij zoo hefhad, eenige vrucht dragen.

Eetie opzvekking tot eenen noodzakelijken strijd; motto-preek over Jeremia 11: ip, door Ds. C. M. W. Plet.

De vijand, tegen wien in dit boeksken wordt ten strijde geroepen, is de drankzonde ; en de schrijver doet zich daarbij kennen als een b< 5.9%^ voorstander van geheel-onthouding. • Intusschen laat zich moeielijk denken, dat degenen, die het daarin met hem eens zijn, over dit pleidooi zich bijzonder verblijden zullen. Want doordat het in den vorm eener motto-preek ingekleed is, wordt het zonder twijfel zeer verzwakt. Daardoor toch wordt den lezer diep ingedrukt, dat (zooals de schrijver zelf, blz. 9, ook erkent) »uit den Bijbel geen enkel woord hem ten dienste staat, om u beslist te gebieden, dat gij geen wijn meer over uwe lippen moogt brengen". Wel wordt daaraan toegevoegd, dat men evenmin uit de Heilige Schrift kan bewijzen, dat er Christelijke scholen en krankzinnigengestichten enz. moeten zijn. Maar bij die bewering wordt toch uit het oog verloren, dat in de talloos vele geschriften, die de noodzakelijkheid van Christelijk onderwijs enz. bepleiten, het bewijs wel degelijk uit den Bijbel gevoerd wordt, en dan zonder dat de teksten slechts als motto's gebruikt worden, d. w. z. in een geheel anderen zin dan waarin zij oorspronkelijk bedoeld zijn. Trouwens, indien teksten zóó gebruikt worden, hebben zij natuurlijk niet de minste bewijskracht, maar doen zij juist het tegendeel van bewijzen. En voorts is de Heilige Schrift daar ook zeker te heilig voor. Indien reeds eens menscheö woord niet met opzet geheel anders dan het luidt mag opgevat en gebruikt worden, dan mag zeker met het Woord Gods nog oneindig veel minder zoo gehandeld worden. Al geschiedt zulks met de beste bedoelingen, het komt toch den Bijbel te na, en het kan bij velen de uitwerking hebben, dat zij in allerlei opzicht Gods Woord gaan geringschatten en misbruiken. Ook de Schrijver zelf zal daar wel zoo over denken. Trouwens uit de Voorrede kan reeds worden afgeleid, dat hij deze »preek" nooit als zoodanig heeft uitgesproken. Maar waarom haar dan als zoodanig geschreven, en betiteld, en zelfs voorzien van opgaven voor lezen en zingen; alles alsof zij bestemd was voor een kerkdijken dienst des Woords ? Enkel maar, gelijk de Voorrede zegt, om aan een vriend te bewijzen, dat men over het beginsel der geheel-onthouding wel kan preeken ? Nu, dan zou dat bewijs hier mislukt zijn; en het zal ook zeker wel niet herhaald worden. De geachte Schrijver kan de gaven, die hem blijkbaar geschonken zijn, voor de uitlegging van het Woord veel beter gebruiken.

Korte brief 'over de heiliging vaji de kinderen der geloovigen in Christus, door Joh. a Marck; \ naar de uitgave van ijsg in de tegemvoordige spelling door Ds, C. M. W. Plet.

De vernieuwde uitgave van dit oude boeksken, en dan in de tegenwoordige spelling, kan aan vrienden der Gereformeerde belijdenis niet anders dan welkom zijn. Juist op het stuk van den Kinderdoop is in onzen tijd onderwijs en voorlichting dringend noodig. En bijna alle oude Gereformeerde Godgeleerden zijn te dien aanzien bruikbare en betrouwbare gidsen. Alleenlijk valt bij hunne betoogen wel eens op te merken, dat de stijl en gedachtengang niet altijd even helder is, en dus ook niet altijd door ieder gemakkelijk kan gevolgd worden. Toch ware wel te wenschen dat er velen waren, die én a Marck én de andere oude Gereformeerde Godgeleerden op het stuk van den Doop eens bestudeerden. Met te meer vrucht zouden zij dan kunnen kennis nemen van hetgeen in onzen tijd daarover geschreven is, met name door Prof. Kuyper in zijne verklaring van Zondag 27 van den Heidelbergschen Catechismus (E voto Dordraceno, Deel III, blzz. i—68). Hier vindt men bo g vendien niet alleen het gevoelen van a Marck, maar ook dat van vele anderen; en dan voorts eene uiteenzetting van het leerstuk, die altijd helder is, en die tevens berekend is voor den tegenwoordigen tijd.

F. L. RUTGERS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Recensie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1894

De Heraut | 4 Pagina's