GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beleefdheidshalve.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beleefdheidshalve.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op ons korte stukje rakende onze Kerstmeditatie heeft de Eerw. heer F. A. Maaier nogmaals met twee breede artikelen, elk van drie kolom, geantwoord.

Hoewel we verklaard hadden, niet naar aanleiding van een meditatie, wel desnoods later in aansluiting aan een principieele uiteenzetting, in een debat over de Mariavereering te kunnen treden, dringt toch beleefdheid ons, op des heeren Maaiers repliek niet bot te zwijgen.

Nog niet op zich zelf, maar overmits de heer Maaier ons schrijven zoo stumperachtig vond, dat hij ons zelfs als «beste hoogleeraar!" grootvaderlijk toespreekt, mag de schijn zelfs niet ontstaan, als ware ons zwijgen uitvloeisel van verstoordheid.

Zij daarom ten eerste meegedeeld, dat we volgens den heer Maaier zijn bedoeling niet juist weergaven.

Dit doét ons leed; te meer daar wij zijn eigen woorden afdrukten.

Doch ziehier zijn opmerking:

Waar hebben wij beweerd, dat aan Maria's moeder-Qtxe eene even hooge persoonlijke waardigheid moet beantwoord hebben, en dat deze persoonlijke waardigheid verzeld moet zijn geweest van hooge gave van genade en heiligheid? Waar hebben wij Maria's moeder-^^r^ van hare waardigheid onderscheiden? Matditreere en moe-Atxwaardigheid beschouwden wij in onze artikelen immer als een en dezelfde zaak. Heeft Dr. Kuyper ze zoo oppervlakkig gelezen, dat hij dit zelfs niet heeft bemerkt? Maria is Moeder van Christus, ziedaar en hare eere tv? hare waardigheid. Dat die eere, die waardigheid ontzaglijk groot is, hadden wij niet te bewijzen; dit gaf Dr. Kuyper ons toe: hij zeide, dat Maria juist door die moedereere de gezegende onder de vrouwen, boven alle vrouwen gelukkig en zalig was. Wij hadden alleen te bewijzen, dat aan die moedereere Maria's heiligheid evenredig is geweest.. En dit deden wij, niet zoozeer door aan te toonen, dat Maria, om Moeder des Heeren te kunnen zijn, in haar persoon een evenredigeheiligheid moest aanbieden, gelijk Dr. Kuyper het doet voorkomen; maar ons hoofdargument was, dat VLaxia. alleen om haar moederschap afgezien van hare persoonlijke eigenschappen, niet zalig kan geprezen worden.

Overtuigen doet deze opmerking ons'niet. Immers de geachte schrijver laat bijna onmiddellijk op deze woordeif'deze andere verklaring volgen:

Daartegenover toonden wij aan, dat Maria alleen dan om wille van haar moederschap zalig te prijzen is, als hare persoonlijke heiligheid met hare tjioedereere' gelijken tred houdt, m. a. w.: als zij de waardige Moeder - geweest is van een zoo waardigen Zoon.

Gelijk men ziet, lijkt hetgeen hij eerst zeide niet te betoogen, met hetgeen hij nu weer erkent wel te betoogen, zoo ongeveer als lood op oud ijzer.

Voor den heer Maaier, dit blijkt ook nu weer, zijn Maria's «moedereere" en haar «persoonlijke heiligheid" twee niet van elkaar te scheiden begrippen.

Voor ons nu is het niet de quaestie, of ook Maria een uitverkorene ter zaligheid was. Dit nemen we volgaarne aan. Maar wel, of het woord ^begenadigde'' in Luc. I : 28 al dan niet doelt op zaligmakende genade.

Dit kunnen we uitlegkundig niet toegeven: I". omdat charis op zichzelf niet noodzakelijk deze beteekenis heeft; en 3°. niet omdat er staat: «Gij gezegende onder de vrouwen".

Waar van «genade tot zaligheid" sprake is, is men niet gezegend onder de vrouwen, of gezegend onder de mannen, maar onder de kinderen der menschen. In Christus is noch man noch vrouw.

Ten tweede willen we onzen lezers gaarne mededeelen, hoe de heer Maaier het goed praat, dat de gelukkigen van Lourdes zoogoed als zonder uitzondering dank en eere aan Maria geven, en schier nooit aan God den Heere.

Hij zegt hiervan:

Ach, beste hoogleeraar, de goede God is niet jaloersch op de eer van Zijne Moeder; integendeel door de eer, aan haar bewezen, acht Hij zich zelf geëerd, want die eer Wordt haar alleen gegeven om Hem, en omdatTUi] haar geëerd wil zien Mag ik u dit duidelijk maken door eene vergelijking? Verbeeld u eens een vader, die met zijn dochtertje aan de hand eene wandeling maakt. Op hun weg ontmoeten zij een arme, die een aalmoes vraagt. De vader, die zijn dochtertje deelachtig wil maken aan zijn goeddoen, geeft zelf zijn aalmoes aan den arme niet maar duwt ze zijn dochtertje in de hand. Deze moet de aalmoes brengen. De kleine dribbelt naar den arme toe, en de arme neemt de aalmoes blijde am; hij dankt het kind, lacht het toe en zegent het. Zal nu de vader opstuiven en zeggen: Maar hoe? Gij bedankt dit kind? En gij vergeet, dat ik, de vader, het ben, die u de aalmoes geeft? Ach neen. Integendeel, de vader zal zich verheugen over de dankbaarheid, die de arme aan zijn kind betoont. Door het kind te danken en te zegenen, dankt de arme tevens 'den vader, want de vader bemint dat kind. Omdat hij dat kind liefheeft, geeft hij het deel in het uitdeelen zijner weldaden, en omdat hij dit kind liefheeft, verheugt hij zich ook in de bewijzen van liefde en genegenheid, die het ontvangt. Moet ik mijn vergelijking nog uitwerken? Welnu dan. Jezus bemint Maria; daarom deelt hij zoo gaarne Zijne gunsten door hare bemiddeling, op hare voorbede uit. Jezus bemint Maria; daarom ziet Hij zoo gaarne, dat men haar ter wille der gunsten, door hare bemiddeling verkregen, looft en zegent. Hij acht zich bedankt in den dank, aan haar bewezen, en men behoeft van zijne dankbaarheid aan Hem niet expres melding te maken; die zit reeds vanzelf in den dank aan Maria opgesloten. Om dezelfde reden is er niets tegen, dat men op plaatsen, waar Maria bijzonder vereerd wordt, meer bijzonder tot Maria bidt.

Deze verdediging is merkwaardig.

In de eerste plaats, omdat ze vergelijkt wat niet klopt.

Die vader en dat kindeke zijn beiden schepselen, die naarmate ze rijker in het geloof ontwikkeld zijn, te minder dank en eere van dien arme voor zichzelven zullen begeeren, ja, liefst zich aan dien dank zullen onttrekken.

Dat het kind dit nog niet zoo gevoelt, en de vader wel, is alzoo volkomen begrijpelijk. Maar wat vordert nu de heer Maaier met zulk een povere vergelijking, waar de quaestie juist liep over de tegenstelling tusschen het schepsel Maria, en tusschen dien Schepper die gezegd heeft: »Ik zal mijn eere aan geen ander geven."

Merkwaardig noemen we dit antwoord in de tweede plaats, omdat de heer Maaier al spoedig voor de tegenstelling: het schepsel Maria en God de Heere als Schepper, de heel andere: Jezus, en zijn moeder Maria, ' in de plaats schoof.

En ten derde, omdat er sprake was van het geven van dank en-eere, na z.i. uit Gods wonderkracht oiatvangen redding, en hij in de explicatie spreekt van het bidden tot Maria.

Toch merken we dit niet zonder genoegen. Immers het was ons tot een teeken, dat de heer Maaier zelf huiverde, om het eigenlijke feit, dat in Lourdes plaats greep, en waarop we de aandacht vestigden, tout cru te verdedigen.

KUYPER,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Beleefdheidshalve.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1896

De Heraut | 4 Pagina's