GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onder studenten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder studenten.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 Nov. 1897,

Er is wat men noemt een > Christelijke beweging" onder studenten gaande.

In Amerika, in Engeland, en ten deele ook op het vasteland van Europa hebben een zeker aantal studenten aan de openbare, meest het ongeloof dienende universiteiten, den ban gebroken, en geweigerd langer hun religie in hun hart te smoren, onderwijl ze geacht werden, ook hunnerzijds te moeten bukken voor den veelszins onheiligen geest en toon, die in de studentenwereld heerschappij voerde.

Zelfs mag men zeggen dat tegen dien heidenschcn geest en toon van twee kanten verzet kwam. Niet enkel van positief belij dende jongemannen, maar ook van den kant van Moderne idealisten en asceten.

Toch laten we, met het oog op ons doel, in dit artikel die beweging van Moderne zijde rusten, en spreken alleen van den Christelijken Réveil, die in veel studentenkringen doorbrak.

De studentenwereld was vooral tengevolge van den invloed van het Humanisme reeds in den Reformatorischen tijd, in het verkeerde spoor geraakt. Er heerschte standshoogheid, die zich uitsprak in laatdunkend en minachtend neerzien op al wie niet studeerde of gestudeerd had. Men noemde die niet klas-t siek en humanistisch ontwikkelden »ploerten" of > Filistijnen", tegenover wie men zich alles veroorloven mocht. Drankzucht en hoererij onteerden niet, maar verhoogden in deze zonderlinge wereld het aanzien. Zijn schuldeischcrs achtte men het euvel te mogen duiden als ze op betaling aandrongen. Zijn vader, meest' »ouwe" genoemd, had geen ander recht dan het kassiersrecht, om geld te zenden. Straatschenderij gold als een noodzakelijke levensuiting van dezen humanistischen stand. In Duitschland kwam er nog het besnijden van eikaars gelaat bij. En algemeen oordeelde men het plichtmatig, de intrede in zoo fameuse wereld gepaard te doen gaan met een idusgenaamd ontgroe­ nen, waarbij niets, letterlijk niets een grens stelde.

Hiermede is niet ontkend, dat er te allen tijde, aan alle universiteiten ook kringen van degelijke studenten zijn geweest, die er heel anders over dachten. Maar een feit is, dat niet deze betere elementen den toon aangaven, en dat juist deze zonderlinge Humanisten doorgingen voor de meest »getapte" studenten.

Met dien stroom dreven de vrome jongelieden intusschen niet af. Alleen ze roeiden ook niet tegen den stroom op, en hielden zich meest in stiller kring op een afstand.

Juist daaraan echter is thans een einde gekomen. Er is eindelijk in de vromer jongelui de moed gevaren, om zich critisch tegenover dat traditioneele studentenleven over te plaatsen, zelf met hun eigen overtuiging voor den dag te komen, en het openlijk te afficheeren, dat zij niet op die wijs de wereld, maar dat ze den Christus willen dienen.

Iets wat vanzelf propaganda insluit. Wie zoo denkt en aldus optreedt, poogt ook anderen te winnen.

Het behoeft wel niet gezegd, dat we dit een uiterst gelukkigen keer in het studentenleven achten, waarvoor we dankbaar zijn,

In zulk optreden spreekt zich een hooger ernst, een cordater belijdenis, een kloeker geloof, een fierder Christelijk zelfbesef uit. Velen die anders uit valsche schaamte af gleden, zullen er den moed door herwinnen. En de hoop is niet zoo ijdel, dat op die wijs ook in den geleerden stand tegen het ongeloof zeker bolwerk kan worden opgeworpen.

En al durven we niet verwachten, dat aan onze Staats-en Stadsuniversiteiten deze betere geest den boventoon zal erlangen, reeds het stuiten van dien boozen geest, is kostelijk. Het kan de zedelijke en religieuse schipbreuk van meer dem één jongman helpen voorkomen.

Ook verstaan we, dat deze »Christelijke beweging" onder de studenten behoefte heeft gevoeld aan ivereenigingsleven." Men wil elkander kennen. Men hoopt door aaneensluiting meer kracht te kunnen oefenen. Vooral voor jonge studenten helpt het, wanneer ze, persoonlijk nog minder bekend, een georganiseerden kring vinden, waarin ze als lid kunnen worden opgenomen.

Een svcreenigingsleven" waaruit als vanzelf voortvloeit, dat men aan eigen universiteit nog zwak en klein, zich poogt te versterken door aansluitmg aan gelijkgezinde kringen elders. En in dien zin is zekere voeling, zeker oontact ook met de studenten aan universiteiten buitenslands niet te verwerpen. Veel geeft dat contact wel niet, omdat het uiterst zeldzaam blijft, maar het versterkt toch den indruk van de belangrijkheid der beweging waarin men zijn lust vindt.

In hoofdzaak lazen we dan ook wat de heer Scharten ter aanbeveling van deze beweging schreef en drukken liet, met ouverdeeld genoegen. Zijn Christelijk protest tegen het academisch Paganisme heeft onze onverdeelde sympathie.

Sluit dit daarom elke bedenking uit ?

Natuurlijk niet, elke zaak is van meer dan ééne zijde te bezien, en de jongemannen, die ten deze aan het hoofd traden, zullen het dan ook ongetwijfeld als een blijk van waardeering voor hun streven beschouwen, indien we hun een tweetal bedenkingen ter overweging aanbieden

De eerste raakt hun bedoeling, om te »arbeiden voor het Koninkrijk Gods".

Dit moet zóó verstaan worden, dat zij niet enkel bedoelen, elkander persoonlijk te stichten, maar ook rekenen willen met hun roeping, om hun krachten in den dienst des Heeren te stellen.

Is het nu onjuist van ons geoordeeld, dat deze taak zich voor een iegelijk kidd Gods in twee deelen splitst ?

Een ieder heeft den hem meer bijzonder aangewezen werkkring. Maar m dezen werkkring behoeft hij zich niet op te sluiten. Dit kon zelfs enghartig maken. Er zijn ook allerlei ernstige belangen te verzorgen, die niet tot een bepaalden werkkring van dezen of genen behooren, maar waarvoor ieder Christen gaarne zijn tijd, kracht en geld beschikbaar stelt.

Zoo is er zorg voor blinden, voor idioten, voor krankzinnigen, voor lijdenden, voor armen, voor Christelijke scholen, voor Christelijke zending, voor Christelijken invloed op staatkundig terrein en zooveel meer.

Regel is het dan-ook, dat allerlei Christenen, die een post of ambt bekleeden, of nering en bedrijf uitoefenen, of tot de werklieden behooren, een deel van hun tijd en kracht ten beste geven, om ook voor deze veelsoortige belangen te ijveren. En dit is kostelijk.

Zoo zagen we dan ook met genoegen, dat deze studentenkringen ook de aandacht op het groot en heilig belang van de zending vestigden. Op die wijs kan in velerlei kring de belangstelling voor de zending weer gaan leven. Iets wat waarlijk in ons land wel mag.

Wel trof het ons, dat schier uitsluitend op dit ééne belang de aandacht werd gevestigd, en dat over de velerlei andere belangen van dien aard, die in ons land zooveel verzorging behoeven, geheel gezwegen werd. Maar hierin sprak waarschijnlijk de Engelsche geest. In Engeland hebben die andere belangen op verre na niet zooveel verzorging noodig als ten onzent. En daaraan is het vermoedelijk toe te schrijven, dat deze jongemannen, wat sterk door het Engelsch model aangetrokken, alleen op dit ééne belang wezen. Een eenzijdigheid, die voor meerdere veelzijdigheid kan plaats maken. Edoch, en dit zullen deze heeren ons onvoorwaardelijk moeten toestemmen, een Christen, die sloofde en slaafde voor allerlei dingen buitenshuis, en zijn eigen huis, zijn eigen Goddelijk beroep verwaarloosde, zou niet vrij uitgaan, maar onder het oordeel der Heilige Schrift vallen.

Geef aan hetgeen buitengewoon is, alle kracht en tijd, die ge overhoudt, maar begin vóór alle dingen met getrouw, ook met Christen te zijn, in uw eigen Goddelijk beroep.

Een moeder die als Christinne ijverde voor zending, naaivereeniging, weezenverzorging en zooveel meer, en onderwijl naliet den geest van Christus in haar eigen huishouding, en bij haar eigen kinderen te laten doordringen, zou godsdienstig in »eigenwilligen zin" zijn, en daardoor haar loon weghebben.

Ook bij deze studentenvereeniging is alzoo te vragen: Alvorens ge tijd en kracht gaat wijden, aan hetgeen buiten uw eigen Goddelijk beroep ligt, zijt ge getrouw geweest in dit uw bijzonder, eigenaardig, u toevertrouwd beroep ?

Wat is nu het Goddelijk beroep vaneen student ?

Dit ligt natuurlijk op het terrein der studie, op het erf der wetenschap.

De naam »student" duidt het aan, hij is man van studie.

Als Christen heeft alzoo een student in de eerste plaats te vragen : > Hoe kan ik het Koninkrijk Gods in mijn studiën indragen, en voor dat Koninkrijk mijns Heeren op het terrein der wetenschdp arbeiden ? "

Hij wenscht den invloed, zoo mogelijk den triomf van den geest van Christus, voor zijn deel te helpen bevorderen.

Zoo ligt het dus voor de hand, dat hij in de eerste plaats heeft te vragen: Op wat wijs kan ik op het mij toebedeeld erf, werkzaam zijn, om den geest van den antichrist te weerstaan, en den geest van Christus tot heerschappij te brengen?

Nu moet bij menig ander beroep eerlijk weg erkend worden, dat men in zijn Goddelijk beroep, den geest van Christus vaak niet anders bevorderen kan, dan door eerlijk en trouw daarin te verkeeren, en de liefde voor anderen niet te verloochenen.

Een kuiper kan in zijn handwerk den geest van Christus niet laten heerschen over zijn duigen of hoepels, maar alleen door trouw en nauwgezet te arbeiden, eerlijk in zijn beroep te verkeeren, en liefdelijk met zijn metgezel of knecht om te gaan.

Op zichzelf ware het dus ook denkbaar, dat men bij zijn studie niet anders kon doer, dan trouw en ordelijk studeeren, eerlijk zijn conclusiën opmaken, en liefderijk verkeeren met zijn hoogleeraren en medestudenten.

Edoch, ook deze heeren weten wel dat dit niet zoo is.

Bij duigen en hoepels is geen tegenstelling van beginsel, maar bij de studiën wel terdege.

Ook zij zullen niet ontkennen, dat de geheele gang der studiën en geheel de ontwikkeling der wetenschap tegenwoordig staat onder de heerschappij van zekere wijsgeerige beginselen, die lijnrecht tegen den geest der Heilige Schrift indruischen; dat ze een levensen wereldbeschouwing voortplanten, die vierkant tegen de levens-en wereldbeschouwing van Jezus' en zijn apostelen ©verstaat; en dat de wetenschap gelijk ze aan onze Staats-en Stadsuniversiteiten geleeraard wordt, niet alleen den geest van Christus niet dient, maar tegen het geloof ingaat en dit brutaal weg ondermijnt en afbreekt.

Het Goddelijk beroep van den student is alzoo van zulk een aard, dat de studiën al naar gelang van het beginsel, waaruit ze beoefend worden, het geloof steunen of het geloof ondermijnen, het Koninkrijk Gods bevorderen, of het Koninkrijk Gods tegenstaan.

Een student die Christus eert en liefheeft, en zijn Koninkrijk dienen wil, en dat allereerst doen moet, niet in buitengewone dingen, maar in zijn gewoon Goddelijk beroep, ziet zich alzoo voor de vraag gesteld, hoe hij zijn studiën moet aanleggen, om een wetenschap te verkrijgen en een wetenschap te bevorderen, die niet tegen het Koninkrijk Gods overstaat, maar dat Koninkrijk Gods sterkt en dient.

Men zou dus zoo zeggen, dat een ChristeUjke studentenbeweging, die niet enkel persoonlijke stichting bedoelt, maar ook den plicht erkent, om voor het Koninkrijk Gods te arbeiden, er zich vóór alle dingen op zou toeleggen, om den zuurdeesem van het Christendom in de studiën zelve in te dragen, en zich afvragen, hoe het ware aan te leggen, om het ongeloovige in de wetenschap te boven te komen, en zich een wetenschap eigen te maken, die van den geest van Christus, d.i. van de van God gestelde beginselen doordrongen ware.

Op dit uiterst gewichtige punt schijnt intusschen de aandacht dezer heeren dusver nog niet gevallen te zijn.

Nu kan men hun hiervan geen grief maken. Begrijpelijk toch is het, dat jongemannen, wier hart eerst onlangs dezen prikkel ontving, niet aanstonds tot een zuiver en helder indenken van hun geheele positie gekomen zijn.

Een ernstig karakter zou onze bedenking dan pas erlangen, als ze, na voor de quaestie te zijn gesteld, haar poogden te ignorecren. Doch dit zal, naar we vertrouwen, dan ook niet het geval zijn.

Eenmaal er op gewezen, zal men ook deze zijde van de quaestie in het oog gaan vatten, en dan eerst merken, tot wat inspanning ' en krachtsontwikkeling men geroepen wordt.

Mocht de heer Scharten, die als woordvoerder optrad, en zoo uitnemend bleek te kunnen schrijven, op onze bedenking iets aan te merken hebben, dan openen we volgaarne onze kolommen voor zijn tegenspraak.

Duidelijkheidshalve resumeeren we daarom onze eerste bedenking nog kortelijk in dezer voege: Indien deze Vereeniging niet enkel persoonlijke stichting bedoelt, maar zich ook opmaakt voor den arbeid in het Koninkrijk Gods, dan moet deze arbeid zich voor de

studenten eerst richten op hun gewone bezigheden, d. i. op het Goddelijk beroep van den student, en mag eerst daarna op het buitengewone gericht worden, mits dan niet eenzijdig op de missie, doch veelzijdig op al deze buiten het gewone beroep vallende belangen, die op belangstelling en behartiging aanspraak maken.

Veel korter kan onze tweede bedenking zijn. Er zijn er nog wel andere, maar verder dan deze twee gaan we voorshands niet.

Deze tweede bedenking nu raakt de Heilige Schrift.

Begrijpelijkerwijze hechten deze heeren aan het gebruik der Heilige Schrift hooge waarde. Ze willen dan ook de Heilige Schrift én voor zichzelven persoonlijk, én met anderen saam onderzoeken.

Ook hierbij nu rijst een vraag.

Er is tweeërlei lectuur der Heilige Schrift. De ééne, waarbij de lezer lijdelijk, en de andere, waarbij hij handelend is.

Lijdelijk leest men de Heilige Schrift, als het er ons om te doen is, om haar heiligenden en wijdenden indruk te ondergaan. Dit is de mystieke lezing. Men vraagt dan niet of men alles begrijpt, maar leest voort en voort, om den tot ernst stemmenden, den zielverkwikkenden en wijdenden indruk te ontvangen, dien een zoekend en biddend lezen der Heilige Schrift op den lezer heeft.

Het is dan ook uitnemend, dat deze heeren deze werking der Heilige Schrift erkennen, en haar zoeken.

Maar nu is er ook een actief lezen der Heilige Schrift, dat een heel ander iets is. Dan blijft de geest in ons niet lijdelijk, maar waakt op in ons, om in den zin de bedoeling, de beteekenis, de meening der Heilige Schrift, niet alleen van het enkele vers, maar van heel de Heilige Schrift in te dringen.

Is nu het lijdelijke en mystieke lezen der Heilige Schrift voor alle personen en tijden één en hetzelfde, heel anders staat het met dit actieve lezen der Heilige Schrift.

Dit toch stelt aan een hoogere-burgerscholier hooger eischen dan aan een werkman, aan een gymnasiast hooger eisch dan aan zijn collega op een hoogere-burgerschool, en zoo ook weer aan een student hooger eisch dan aan een gymnasiast.

Dat verschil spruit voort uit de meerdere middelen waarover hij beschikt, om de Heilige Schrift te leeren verstaan, en uit de hoogere eischen die zijn breeder horizont stelt om den zin der Heilige Schrift te leeren kennen. Denk, om slechts dit céne te noemen, denk maar aan zijn kennisse van de Grieksche, niet zelden ook van de Hebreeuwsche taal.

Waar nu de heeren ook spreken van saam de Heilige Schrift te lezen, in onderscheiding van hun persoonlijke lectuur, kunnen we het ons moeilijk anders voorstellen, dan dat het doel hiervan moet zijn, lot zulk een rijker en helderder verstaan van de Heilige Schrift te geraken, als dit door het karakter van hun universitaire ontwikkeling gcëischt wordt.

En is dit zoo, dan zal daarmee ook over dat gewichtig punt dieper zijn door te denken en meer ter leiding te zeggen zijn, dan we dusver in het zoo warme betoog vonden.

Niettegenstaande deze twee bedenkingen willen we nochtans niet eindigen zonder er nogmaals onze hartelijke blijdschap over uit te spreken, dat het ijs gebroken is, en dat er weer, niet zonder eenige kracht, en vooral niet zonder warmte, een pleidooi voor den Naam des Heeren uit de Studentenwereld is uitgegaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's

Onder studenten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1897

De Heraut | 4 Pagina's