GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. De Duitsche regeering en de Roomsche missie in China.

(Slot.)

In het jaarbericht van de Anzersche zending van 1897—98 wordt medegedeeld, dat bisschop Anzee onmiddellijk na het vermoorden der Duitsche zendelingen naar Berlijn gereisd is, „om de bescherming der Duitsche regeering te vragen." De Keizer bewilligde gaarne in het verzoek en gaf aanstonds bevel om meer schepen naar de Kiautschoubocht te zenden en Kiautschou lücrd genomen.

Bisschop Anzer heeft zijn missie in China eerst onder bescherming van Frankrijk gesteld; maar toen de Fransche regeering hem niet t.jr wille was om te bewerken dat hij het middelpunt zijner zending te Jentschoufu kon vestigen, wendde hij zich tot Duitschland.

Anzer had wel geen hoop om daar eene Christelijke gemeente te stichten, doch hij wilde daar toch wonen. Jentschoufu is de geboorteplaats van Confucius en wordt door de Chineezen voor zoo iets als een heilige stad beschouwd. Maar bisschop Anzer stoorde zich niet aan de betoogen der Mandarijnen, noch aan de weigering der Chineesche regeering, die uitdrukkelijk verklaarde dat het stichten eener kerk aldaar het gevoel van het volk ten diepste zou kwetsen, en slechts tot onnutten strijd zou leiden — hij moest en zou te Jentschoufu zijn residentie hebben. Van dit plan zag hij niet af, toen twee door hem aldaar aangekochte huizen vernield werden. De Chineesche regeering had den Roomschen bisschop vroeger groote welwillendheid betoond, door hem te benoemen tot groot-mandarijn en hem te vergunnen den rooden knop op de muts te dragen. Hij dacht dat, wanneer hij zich in die kleeding vertoonde, het Chineesche volk hem zou ontzien. Doch daarin kwam hij bedrogen uit. Niettegenstaande zijn rooden knop viel, toen hij, op uitnoodiging van den regeeringspresident, de pagode bezocht, de menigte als hyena's op hem en zijn dienaren aan. Er ontstond een vreeselijk tumult; Anzer ontkwam doordat hij den jammerenden Taotai vóór zich op den wagen plaatste en dezen als scherm gebruikte. Ook dit schrikte den bisschop niet af; hij kwam in September '96 te Jentschoufu wonen. Ruim een jaar later werden twee Roomsche zendelingen te Tschanjetschuang, dat bij 'Jentschoufu ligt, vermoord. Op aandrang van de Duitsche regeering werden de moordenaars gevat en terecht gesteld, waarbij twee onschuldigen onthoofd en vijf anderen onschuldig gemarteld werden; er moest / 5000 schade vergoeding gegeven worden voor geroofde en beschadigde zaken, terwijl de regeering voor het bouwen van zeven kerken, waaronder drie groote, een som van vijf tonnen gouds behoorde te betalen. Een van de kerken moest te Jentschoufu gebouwd worden. Ook verkreeg de Duitsche regeering de afzetting van den vicekoning van Shantung, welke beweerde, dat hij aan den moord der Roomsche zendelingen geheel onschuldig was. Doch deze afgezette onderkoning wreekt zich in den zomer van 1900 ontzettend. Hij liet al de gebouwen van de zending verbranden, terwijl 7000 Chineesche Christenen werden vermoord. Daarop volgde de bezetting van Kiautchou, Port Arthur en Weihaiwei.

Nu bewonderen wij de energie, waarmede de R.oomsche bisschop het middelpunt van de actie tegen het heidendom in China, ook in het centrum van de Confuciusvereering wilde plaatsen. Maar hij wandelde niet naar het woord des Heeren, dat leert, dat zijn kerk niet gei)lant en uitgebreid wordt door kracht en geweld, maar alleen door 's Heeren Geest.

— Streven naar vereeniging van alle Evangelische landskerken.

Sedert eenige jaren bestaat er in Duitschland een s'reven, om de verschillende Staatskerken in een kerkelijk verband saam te vatten, teneinde alzoo een sterke eenheid tegenover Rome te openbaren en de gemeenschappelijke belangen der kerken beter dan tot hiertoe te behartigen. De onlangs overleden hoogleeraar, W. Beijschlag, stelde die zaak aan de orde, terwijl de „Evangelischer Bund" er sterk voor ijverde. De Synode der Evangelische landskerk van het groothertogdom Wurtemberg nam in hare vergadering van het begin van dit jaar een voorstel aan, waarbij het hoogste kerkbestuur van het land werd uitgenoodigd stappen te doen, om eene vereeniging van alle Evangelische landskerken te verkrijgen, teneinde daardoor, zonder op de onafhankelijkheid en de belijdenis der verschillende kerken inbreuk te maken, gemeenschappelijke belangen des te beter te kunnen behartigen.

Die gemeenschappelijke belangen zijn volgens genoemde Synode: i. het verdedigen van de eer en van het stoffelijk bezit der kerk tegenover andere kerken, den Staat en particulieren. 2. Het ontwikkelen van het gemeenschapsgevoel in den arbeid der inwendige Zending. 3. De herderlijke zorg over Evangelische Duitschers in den vreemde. 4. Het aangeven van lijnen volgens welke men een tot algemeen kerkrecht, kan komen, zonder dat aan de vrijheid der verschillende kerken werd geweld aangedaan.

Wij voor ons zagen liever, dat de verschillende kerken minder naar een uitwendige eenheid streefden, maar er voor streden om meer vrij en zelfstandig te worden, zoodat de steun van den Staat op den duur kon worden gemist. In dien geest arbeidt een man als Stöcker, maar daarom kon Wilhelm II hem niet meer als hofprediker gebruiken.

Noord-Amerika. Herziening van de confessie van Westminster.

De herziening der Westminstersche geloofsbelijdenis houdt de geesten in de nieuwe wereld zeer bezig. Zoo werd onze aandacht gevestigd op een artikel in de Hope van de hand van wijlen Professor Demarest, vertaald door Ds. K. J. Dijkema. Daaruit blijkt, dat de voorstanders van de herziening zich beroepen op de vijf artikelen tegen de Remonstranten, door de Synode van Dordrecht van 1618 opgesteld. Prof. Demarest veroordeelt vooral hoofdstuk X afd. 4 van de Westm. conf., waarin we aldus lezen: „Anderen, niet uitverkorenen, ofschoon zij door de bediening des Woords geroepen mogen worden en een gemeene werking des Geestes hebben, komen nochtans in der waarheid nimmer tot Christus en kunnen daarom niet zalig worden: veel min nog kunnen zij, die den Christelijken godsdienst niet belijden, behouden worden in eenigen anderen weg, zijn ze ook nog zoo ijverig om hun leven overeenkomstig de natuur • en de regels van den godsdienst welken ze belijden, te vormen; en om te zeggen dat het mogelijk is, is zeer verderfelijk en hatelijk. Professor Demarest zegt hieromtrent dat hij niet zal overwegen of het volgens Gods Woord is wanneer men leert, dat iemand die den Christelijken Godsdienst niet belijdt, niet kan zalig worden, maar zegt dat het opmerkelijk is dat in de belijdenisschriften van de Geref. kerk daarover geen oordeel wordt uitgesproken. Nog meer opmerkelijk vinden wij het, dat door de voorstanders van de revisie der Westminstersche confessie op eens deDordsche synode zulk een goeden naam gekregen heeft. Vroeger werd er van die zijde steeds van d e kerkelijke vergadering gesproken als van een „grimmige" Synode. Men denkt dan aan de rede van den voorzitter Bogerman, toen hij de Remonstranten liet vertrekken, aan de afzetting, ballingschap en gevangenneming van die Remonstrantsche predikanten die de acte van stilstand niet wilden onderteekenen of hare voorwaarden niet nakwamen, door voort te gaan in Remonstrantschen geest te prediken. Om die redenen staat de Synode van Dordrecht bij velen niet in een goeden reuk. Doch nu het er op aan komt om de leer van de Souvereiniteit Gods te bestrijden, nu heet het dat de confessie van Westminster zulke harde uitdrukkingen bevat, en roemt men den milden geest welke uit de vijf artikelen tegen de Remonstranten, door de Synode van Dordrecht opgesteld, spreekt. Om de hardheid van enkele uitspraken der Westminstersche confessie te verzachten, verlangt men eenige volzinnen aan haar toe te voegen, waarin duidelijk de groote liefde Gods tot alle menschen — de niet uitverkorenen zoowel als de uitverkorenen — zal worden uitgedrukt, waarbij dan tevens moet worden uitgesproken, dat God begeert dat allen „den alleszins voldoenden voorraad van zaligheid in Christus zullen aannemen." Dr. Schafï sprak het eenmaal uil: „De 'groote, we mogen zeggen, de eenige gewichtige tegenwerping tegen de Westminster Belijdenis is, het te veel nadruk leggen op de Goddelijke souvereiniteit ten koste, indien niet met uitsluiting van 's menschen verantwoordelijkheid; en het te veel nadruk leggen op particuliere verkiezing, met uitsluiting van Gods algemeene liefde tot Zijne creaturen. Het laatste wordt nergens genoemd. Het is een belijdenis ten nutte van uitverkorenen alleen. Binnen dezen kleinen cirkel is alles licht en hoop, maar daar buiten is alles duister als de nacht.

Wanneer het er nu maar enkel om te doen was om een artikel in de Westminstersche confessie te voegen, waarbij werd verklaard, dat de Kerk des Heeren met de Dordsche artikelen belijdt, dat zoovelen als er door het Evangelie geroepen worden, ernstig worden geroepen, want God maakt door Zijn woord ernstig en waarachtig bekend, wat hem aangenaam is, te weten: dat de geroepenen tot Hem komen, — dan zou men dit zonder bezwaar kunnen doen. Doch de voorstanders der herziening verlangen, dat in de confessie der kerk zal worden opgenomen eene belijdenis van Gods algemeen Vaderschap, niet alleen uit kracht van Schepping, maar ook uit hoofde van Herschepping. Zij, die meenen dat zij dit algemeen Vaderschap in de Dordsche artikelen kunnen vinden, vergissen zich zeer. 1 Iet onderscheid tusschen de Dordsche artikelen en de Westminstersche confessie bestaat alleen hierin, dat de laatste belijdenis een enkele maal een gevolg trekt, waar de eerste dit nalaat. Daarom is het waar, dat de voorstanders van de herziening der confessie van Westminster niet tegen de belijdenisschriften der Gereformeerde kerk kunnen inbrengen, wat zij tegen de Westm. confessie aanvoeren.

Uit de tegenwoordige beweging zal nog iets goeds te voorschijn treden, wanneer zij er toe mag leiden dat de belijdenisschriften der Gereformeerde • kerk beter dan tot hiertoe worden onderzocht. De uitnoodiging door de Board of Publication gedaan, om nl. te zorgen dat zij den „Standaard" der Geref. kerk uitgeve in een aantrekkelijken vorm, op het beste papier en in groote letter, opdat men aangespoord worde ze te bestudeeren, is volstrekt niet overbodig.

Dat de Presbyterianen wel mogen toezien dat zij het pand, hun toebetrouwd, bewaren, blijkt uit den snellen afloop als der wateren dien men bij de mannen van het ongeloof waarneemt. The Record deelt daaromtrent mede, dat aan de Universiteit van Chicago eene vereeniging gesticht werd van professoren en studenten, onder leiding van den voorzitter der Hoogeschool, Dr. Harper. Op de eerste vergadering van die vereeniging zeide professor Harper, dat er als er gehandeld werd over „wetenschappelijke moeilijkheden", men dingen zou mededeelen die een predikant niet kan zeggen tot zijne gemeente. Alsof de gemeente er geen recht op heeft, dat de predikanten openhartig uitspreken wat zij omtrent Gods Woord belijden. Blijkt het dan, dat een leeraar afwijkt van hetgeen de kerk belijdt, dan kan zij, als zulk een predikant zijn dwaling niet vermag te herroepen, maatregelen nemen om zich van zijn dienst te ontdoen. Prof. Harper schijnt echter van gevoelen, dat de gemeente het maar moet doen met valsche voorstellingen, die van de vaderen zijn overgenomen, terwijl de predikanten voor hunne personen tot de waarheid mogen doordringen!

Welke waarheden de predikanten dan mogen leeren kennen, blijkt uit hetgeen er op de vergadering werd ten beste gegeven.

De Bijbel, zeide Professor Barnes, wordt niet goed begrepen. Het is bespottelijk, wanneer men de overlevering omtrent den oorsprong der wereld en van den mensch, gelijk die in den Bijbel wordt medegedeeld, aanneemt. De voorstelling die de theologen zich omtrent den dood maken, is gebouwd op de werken van Milton, niet op den Bijbel. De dood is in de wetenschap evenzeer noodzakelijk als het leven. Een zondvloed is er nooit geweest, alles oude wijvenpraat ! De wetenschap kan niet loochenen dat er kracht in het gebed ligt; zij weet er eenvoudig niets van, enz. enz.

Prof. Harper zette het stempel zijner goedkeuring op deze leeringen, en voegde er voor de studenten aan toe, dat de eerste hoofdstukken van Genesis precies gelijk te stellen zijn met gelijksoortige traditiën van andere Oostersche volken.

Voor de belijders des Heeren in de nieuwe wereld is het een troost, dat deze dingen in de Gemeente des Heeren niet kunnen gepropageerd worden door middel van Staatsgeld. En het zal blijken, dat het publiek op den duur geen geld geeft om dergelijke leeringen te laten verbreiden. Zij die ze aannemen, worden onverschillig, en zij, die ze verwerpen, geven hun geld niet, om datgene te bestrijden wat hun boven alles dierbaar is. Wanneer in Nederland de moderne en ethische professoren en predikanten niet Staatstractement ontvingen, zouden immers velen hunner kunnen heengaan!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's