GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Een e belangrijke studie. Er verscheen in Duitschland in het vorige jaar een belangrijke studie over „Melanchthon's leer van de bekeering", dat wij als een levensteeken begroeten.

Het is bekend dat de Reformatoren Monergisten geweest zijn, d. w. z. dat zij leerden, dat bij de bekeering van den zondaar, de Heere alleen werkt, en hoe daaruit de leer van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen werd afgeleid. Jarenlang hield men het in de meeste Theologische kringen van Duitschland er voor, dat het stellen .van een verband tusschen de Souvereiniteit Gods en de rechtvaardigmaking door het geloof, het zedelijk karakter der religie in gevaar bracht. Hierin waren het Theologen van verschillende richting eens.

Ritschl beweerde zelfs dat Luther's geschrift „over den knechtelijken wil" een ongelukkig „maakwerk" was en Luthardt achtte het een heerlijke leiding der Goddelijke voorzienigheid, dat de Augustana en Apologie vandetei' ministische leerlingen vrijgebleven waren. De leuze: „weg van Paulus, terug naar Jezus" is hieruit te verklaren dat men de ethiek van het rationalisme met zijn optimistische beoordeeling van de zedelijke hoedanigheden van den mensch weer laat opleven, maar daartegenover begint men zich van positieve zijde weder op de ethiek der Reformatoren en op het stuk van de verdorvenheid der menschelijke natuur te werpen, hierbij gesteund door zekere stroomingen in het moderne leven. Daarmede komen als vanzelf de problemen weder op, die de Reformatoren zochten op te lossen. Terwijl men vroeger het Determinisme meende ontkomen te zijn door de leer, dat de natuurlijke mensch bij zijne bekeering tenminste zooveel doen kon, dat hij althans het trekken der genade niet wederstreefde, stelt men tegenwoordig de vraag: is deze „laatste rest" werkelijk zoo weinig? Beteekent het „niet wederst reven", niet hetzelfde als een bewust toestemmen? En wanneer dit zoo is, wanneer, een verandering van gezindheid daardoor plaats heeft, kan men dan nog vasthouden dat een zondaar „alleen door genade rechtvaardig” is?

Het is te verstaan dat dergelijke gedachten weder opwekten om de Reformatoren te bestudeeren.

En daarbij mag Melanchthon niet over het hoofd gezien worden, wijl deze eens den weg der andere Reformatoren heeft gevolgd, doch tenslotte, door te sterk nadruk te leggen op den menschelijken factor bij de bekeering, op Roomsche wegen kwam.

De verhandeling van Fischer leidt ons in al die vraagstukken in. Het is zijn verdienste dat hij in de eerste plaats een psychologie van den wil volgens Melanchthon geeft. Want wil men bepalen welk aandeel de menschelijke wil bij de bekeering heeft, dan moet in de eerste plaats aangetoond worden uit welke bestanddeelen de wil bestaat. Voorts gaat Fischer uit van de erkenning, dat bij de Reformatoren de leer van de praedestinatie en de leer des heils bijeen behooren, en vervalt niet in de fout van te verkondigen, dat Melanchton de praedestinatie door enkele universalistische uitingen heeft op zijde gezet; daarentegen gaat de schrijver nauwkeurig na in hoever genoemde Reformator ook in later tijd nog de leer der praedestinatie handhaaft.

Daaruit volgt dan een verdeeling der stof in drie deelen. Daarom vraagt hij in elke van de drie perioden van de leerontwikkeling van Melanchton (van het begin van zijn optreden tot + 1525, van 1527—1532, van 1532 tot zijn dood). I. Volgens de leer van den mensch: hoe beoordeelt Melanchton den zedelijken toestand van den mensch? 2. Volgens de psychologie: zijn behalve de verkeerd zedelijke richting van den mensch nog wilsuitingen voorhanden, die onafhankelijk van de verdorvenheid nog werken kunnen? 3. Volgens de praedestinatiaansche consequentiên: In hoever houdt Melanchthon den samenhang van de leer der rechtvaardigmaking en van de praedestinatie vast? Hierbij wordt onderscheiden tusschen de praedestinatie in zake de zaligmaking van den zondaar en de noodwendigheid van alles wat er geschiedt. Reeds uit dit schema kan men zien, dat Fischer een geheel anderen weg volgt dan wij tot hiertoe van Luthersche theologen gewoon waren.

In de eerste periode waarin Melanchthon met Luther eenstemmig dacht over de praedestinatie, komt de Reformator welbewust in strijd met Aristoteles. Aristoteles kent behalve de affecten, nog een „formeel" vermogen" van den mensch, dat de affecten binnen de perken houdt en door hetwelk het eene affect het andere op den achtergrond dringt. Melanchthon is van oordeel, dat bij de geloovigen tegenover de slechte affecten, door God goede gesteld worden, die door Gods genade de slechte niet uitdelgen, maar wel over deze heerschen. Toch werkt de Aristotelische psychologie bij Melanchton in zoover na, dat hij aanneemt dat een libertas in externis (een vrijheid in uitwendige dingen) bestaat, die een effect kan verhinderen uit te breken. Vraagt men, hoe deze vrijheid te rijmen is met het feit, dat volgens Melanchton alles met noodwendigheid geschiedt, dan zoekt Fischer deze tegenspraak op te lossen door de opmerking, dat de mensch wel moet doen waartoe God hem drijft, maar hij handelt daarbij in het bewustzijn van vrije daden te verrichten.

Over het algemeen is men van oordeel, dat in de tweede periode van Melanchthon, eene „zwenking" bij den Reformator is op te merken.

Doch Fischer komt hierbij tot het resultaat dat Melanchthon wel de heftige wijze van polemiseeren van Luther heeft veroordeeld, doch dat hij nog zakelijk op diens standpunt is blijven staan. Melanchthon veranderde in zijn kommentaar op de Aristotelische ethiek in 1529 in zijn oordeel over de psychologie van den Griekschen wijsgeer. Naast de affecten wordt het formeel wilsvermogen, dat de affecten bestuurt, duidelijk erkend. Maar het staat ook vast dat Melanchthon deze psychologie in zijn opvatting omtrent de bekeering niet laat werken. Het wilsvermogen is niet als beslissend over de natuurlijke en geestelijke affecten en ook niet over het overheerschen van die twee affecten verheven. De Heilige Geest schenkt niet alleen de nieuwe affecten, maar bewerkt ook dat zij het vleesch overheerschen.

Deze monergistische beschouwing zou echter tenietgedaan zijn, als Melanchthon toen reeds, gelijk HerrUnger meent, de mogelijkheid aangenomen had dat de mensch de zaligmakende werkingen van den Heiligen Geest kan verwerpen.

Maar Fischer bewijst dat de hoofdplaats, die HerrUnger daarvoor aanhaalt, niet uit het jaar 1527, maar eerst uit het jaar 1533 is. Alleen wordl Melanchthon's monergisme verzwakt door-

dat hij den mensch voor het terugvallen uit den genadestaat verantwoordelijk stelt. Maar daarom maakt hij de bekeering niet van den menschelijken wil afhankelijk, daar hij nog geheel de praedestinatie laat gelden. In een brief aan Brenz van 30 Sept. 1531 heeft hij uitdruk keiijk verklaard, dat hij de praedestinatie in het stuk van de zaliging van den mensch overal tusschen de regels door te lezen geeft, en dat hij er alleen niet over spreekt omdat deze leer zoo gecompliceerd is. Daarom is ook art. 5 der Augustana praedestinatiaansch op te vatten. Wat de algemeene voorbeschikking betreft, wil Melanchthon er niet van weten, dat God oorzaak van de zonde zijn zijn. Maar ook houdt de Reformator het er voor dat de laatste grond voor de zonde is de onttrekking van den Geest Gods. In de tweede periode van zijn leven is dus Melanchthon niet tot het Synergisme, of tot de medewerking van den mersch bij de werking der genade Gods, overgegaan.

In de laatste periode is Melanchthon echter synergist geworden. Maar hoe hebben wij dit te beschouwen? Hij heeft zijn leer der zonde niet verzwakt. Hij stelt geen geestelijke affecten in den natuurlijken mensch. De zedelijkheid die ook bij natuurlijke menschen aangetroffen wordt, is, wat de hoedanigheid betreft, van die van wedergeborenen onderscheiden. Daarin verandert de lof dien hij brengt aan de deugd der antieke heidenen, niets. Maar wel gaat de Aristotelische psychologie invloed uitoefenen op zijne leer van de bekeering. Heeft Melanchthon i. geleerd dat God den zondaar geestelijke affecten geschonken heeft en 2. deze geestelijke krachten laten heer schen over het vleesch, zoo is het eerste punt blijven staan, maar het tweede veranderd, als bij de bekeering de vrije wil in werking treedt en over het overheerschen der geestelijke of der natuurlijke affecten beslist. Door het schenken der nieuwere genegenheden, wordt de wil uit hare traagheid wakker geschud en tot de beslis sing in den strijd der affecten genoopt. Daar door is de vrije wil, de facultas sese applicandi ad gratiam (het vermogen om zich tot de genade toe te keeren), uitgesproken.

Volgens Fischer is daardoor Melanchthon geen bestrijder der praedestinatie geworden; want het zijn uitverkorenen aan wie de nieuwe genegenheden geschonken worden. Tenslotte beweert hij, dat Melanchthon's opvatting van de bekeering steeds monergistisch praedestinatiaansch geweest is.

De slotsom waartoe de schrijver komt, kunnen wij niet onderschrijven. Wij houden het er voor dat Melanchton synergist werd. Wij achten het echter een levensteeken dat de licenciaat Fischer een werk heeft geleverd, waaruit blijkt dat men in Evangelische kringen van Duitschland weer gaat gevoelen voor den geestelijken arbeid der Reformatoren.

Frankrijk. Een deur geopend voor de Reformatie der Geref. Kerk?

Gelijk wij reeds mededeelden, heeft in den kring der Fransche Protestanten het denkbeeld gezegevierd, dat allen die van Protestantschen of Gereformeerden oorsprong zijn, in één kerkverband behooren vereenigd te blijven, gelijk dit het geval was toen de kerk nog met den band van het concordaat aan den staat verbonden was. De meeste zich noemende orthodoxen waren het in dezen met de meeste liberalen eens. Er zullen wel liberalen gevonden worden die niet met het geknoei hunner geestverwanten en met dat der orthodoxen of evangelischen kunnen mededoen die verklaren dat de Geloofsverklaring van 1872 van kracht is, «n toch ook niet weer van kracht is als accoord van kerkelijke gemeenschap.

Tot onze vreugd is nn een derde groep opgetreden. Den i2den Juli kwamen ongeveer 30 predikanten samen, die verklaarden dat zij zich in geen der twee kerkelijke organisatiën die gevormd worden of die in wording zijn, kunnen vinden. Zij willen en zullen ook niet de kerk van het centrum of van de middenpartij zijn. Zij zijn de eindelooze kerkrechtelijke debatten moede en hebben als parool aangenomen: wij willen niet toetreden"; namelijk tot een der twee kerken. In een schrijven aan al de Gereformeerde gemeenten van het land, formuleeren zij eene geloofsbelijdenis en bezweren zij de gemeenten, de oude partijbaat en partijnamen te laten varen en zich slechts Christelijke protestanten of Gereformeerde protestanten te noemen. In October zal men in een vergadering de vereeniging der Gereformeerden kerken van Frankrijk zoeken te verkrijgen.

Dat wij ons hierin verheugen, behoeft geen etoog. Wij hopen slechts één zaak: Als de ergadering in October saanrkomt zouden wij liefst zien, dat op den voorgrond gesteld werd dat men niet anders wilde zijn als de voortetting van de oude Gereformeerde kerk van Frankrijk. Zal men dit niet alleen in naam aar inderdaad zijn, dan behoort men de oude banier, waaronder de Hugenooten streden, weder omhoog te heffen; dat is, de Confessie van La Rochelle als accoord voor kerkelijke gemeenschap.

De quaestie der Zondagsrust is een groote schrede nader tot haar oplossing gebracht, doordat den loden Juli 1.1. door de Kamer van fgevaardigden een wet werd aangenomen, waarbij in het eerste artikel verboden wordt, emand, in welke zaak of industrie dan ook, anger dan zes dagen achtereen aan het werk e houden. De wekelijksche rust moet 24 uren aan één stuk zijn en de Zondag behoort daaroor genomen te worden. Er worden hiervoor el vele uitzonderingen voor bijzondere berekkingen toegestaan. Maar dit neemt niet weg, at de Protestantsche „Fransche vereeniging oor Zondagsrust" en het algemeen „Volks erbond voor Zondagsrust", die al sedert jaren ijverig propaganda gemaakt hebben, zich kunnen erheugen in het resultaat dat bereikt werd. n Nederland zijn wij nog zoover niet!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's