GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Heere regeert”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Heere regeert”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HEERE regeert; Hij is met hoogheid bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte; Hij heeft zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Ps. 93 : I.

Tot vier malen toe herhaalt de Psalmist den uitroep: „De Heere regeert", of wilt ge de twee Hebrèeuwsche woorden letterlijk weergeven: „Jehovah is Koning". Wat zin ligt hierin? Natuurlijk niet kortweg dat God wet geeft en recht spreekt. Veel meer is dit korte woord een tiiomfkreet van 't volk van God tegenover de ongeloovige wereld, als wilde de Psalmist betuigen: Laat alle volken dsr aarde het op onze ondergang toeleggen, toch delven cij 't onderspit, en cal onzer de victorie blijven, want niet hun afgod, maar onze God is heer en meester ia het heelal, en heel het aardtijk met al wat er op leeft, is en blijft den Heere onderworpen.

Nu kan dit vreugdegeroep taal van ervaring of in geloofstoon gezet zijn. Ervaart Gods volk dat de Heere ban zaak bepleit, hen er door helpten triomfeeren doet, dan jabelt 't in elks hart: „De Heer was mij tot hulp en sterkte, Hij is mijn lied, mijn psalmgezang^ Hij was het die mijn heil bewerkte, dies loof ik Hem mijn leven lang". Dan spreekt er dank, aanbidding en hooggestemde vreugde uit.

Maar veelal is het anders. Dan werpt tegenslag op tegenslag de blijdste verwachting ter neder. Dan is er hoerageroep onder de demonen. Dan juicht wat van God afviel, en weent wat aan God vasthield. En als dan toch het geroep uitgaat: De Heere regeertl, dan is dit een geloofstaal die tegen de ervaring ingaat. Een betuigen tegenover de wereld, waarom Gods volk toch niet vertsaagt.

Nu is dank voor uitredding schoon, schoon ook de toon van heilige vreugde die uit 't genot van 's Heeren zegen opklimt, maar een nog dieper schoon glanst toch in de geloofstaal die tegen satan en wereld in getuigt van de opperheerschappij des Heeren.

Tweeërlei immers spreekt hierin: de hope en de berusting.

De hope, dat 't leed straks zal voorbijgaan, dat de benauwdheid van de ziel zal wijken, dat als de nood op 't hoogste is, het licht van Gods vriendelijk aanschijn weer zal doorbreken, en dat toch in het eind de zake onzes Gods triomfeeren zal.

Maar ook de berusting, ja meer dan berusting Niet de ijzeren klem van 't noodlot, dat men lijdt en in zichzelf terugkrimpt, omdat 't zoo moet, omdat 't niet anders kan, omdat de wreedheid van het noodlot, dat nooit heil bracht, 't ons oplegt. Neen, maar warme, bezielde geloofsberusting. De vaste, zekere wetenschap dat in al wat we te ondergaan en te lijden hebben, nochsatan, noch medemensch, noch noodlot^ iets vermag. Dat 't al ons van God toekomt. Niet enkel omdat onze God het toelaat, maar omdat onze Vader het noodig voor ons keurt. En omdat Hij machtig is jtdst uit onze tranen een hooger glans te doen opstralen, dan voorspoed en geluk ons ooit had kunnen brengen.

Niets bij geval, niets buiten God om. In alles zijn doen en majesteit. De Heere regeert.

Dit nu na te stamelen zegt niets. Het gedachteloos in het psalmlied meê te zingen, als de Gemeente van Christus het in haar heiligdom inzet, raakt ons binnenste leven nog niet. Zal zielservaring en geloofstaal ons zelf uit de volle borst dat „De Heere regeert" doen inzetten of meêdngen met wie het inzetten vóór ons, dan komt het er maar op aan, dat ge zelf al kleiner wordt, en dat uw God al hooger in majesteit stijgt voor uw zielsbesef.

Dit is de toon van bet: „De Heere regeert", in Psalm 93, als 't heet: „De Heere regeert. Hij is met hoogheid bekleed, de Heere is bekleed met sterkte."

Onze voorstelling van ons zelf is, zoo we van God spreken, zoo zinneloos overdreven groot. De majesteit, de hoogheid van onzen God is zoo oneindig en zoo nameloos o rerweldigend, dat ge, bij uw God vergeleken, zelfs nog verre beneden het kleinste stofdeelken afdaalt. Een heel volk noemt de Schrift een stofkeu aan de weegschaal of een druppel aan den emmer. En een enkel persoon in een volk staat alzoo met een zooveel millioenste deel van één droppel gelijk, als er in dit volk mitlioenen zielen leven. Door een microscoop nemen we kleine bacteriën waar, die aan het gewone oog geheel ontsnappen, en die onzichtbare bacteriën deelen we dan nog weer in veel, veel kleiner deelkens. Ea tot in die ongrijpbare kleinheden moet ge afdalen, om een beeld te vinden van wat ge zelf zijt tegenover den hoogen God. Men zou kunnen zeggen, als een engel u door een microscoop beziet, kan hij u nog nauwelijks waarnemen. Zóó klein zijt ge.

Eerüt daarnaar afgemeten, voelt ge dan ook hoe veel, veel te hoog we van onszelven denken, en hoe we dagelijks noodig hebben innerlijk te worden afgebroken, om na lange worsteling er ten slotte iets van te verstaan hoe nietig we zijn.

En als dan toch dat nietige ik in ons zelf zich gedurig opwerpt om te regeeren, het zich aanmatigt om de dingen om ons been te bestellen, dan is het honig uit den rotssteen voor de ziel, zoo de Psalmist nogmaals de betuiging in on: e ziel laat mdreunen: „Niet gij, maar alleen de Heere regeertl"

Het is zoo wonderbaar. Als ons ik groot blijft en groot doet, keert Gods vriendelijk aanschijn zich van ons af. Maar als we afne men in eigen schatting, klein en zeer klein voor ons zelf worden, en nog geen stofkeu aan de weegschaal zijn, dan komt de Heere on: e God als onze Vader tot ons, en spreekt ons teederlijk toe als zijn lieve kind.

Niet gij, maar de Heere regeert I dskt is de sleutel die ons 't mysterie van Gods liefde ontsluit.

Hoe kleiner ge in uzelf wordt en 't al Hem overgeeft, boe grooter de roep is die onder Gods engelen van u uitgaat.

In Psalm 97 en 99 geeft diezelfde juichtoon: „De Heere regeert", een geheel anderen indruk Een tweezijdigen indruk. Van den éénen kant een toeroepen aan alle onheilige machten op aarde, dat ze sidderen zullen voor zijn hoogheid, en van den anderen kant een toeroepen aan diezelfde machten, dat ze zullen juichen. In Psalm 99: „De Heere regeert, dat de volken beven l^'' en in Psalm 97: „De Heere regee dat de aarde zich verheugef'

Aldus gaat 't getuigenis tot de volken uit, en zoo komt 't ook tot u. Ook op u werkt de majesteit uws Gods tweezijdig in, nu eens om u te verschrikken, dan weer om u te doen jubelen. En wat van die twee het zijn zal, hangt er eeniglijk van af, of ge zelf u aan het regiment van uw God onderwerpt, oftewel tegen dit heilig en oppermachtig regiment ingaat, d. i. in zonde valt. Wat toch is zonde ooit anders geweest, en wat zou zonde ooit anders kunnen zijn, dan de wet van onzen Koning te weerstaan. Wie aan die wet gehoorzaamt, eert „Hem, die regeeit", wie die wet wederstaat gaat tegen Hem die ze gaf in, en dat is immers juist het wezen van alle zonde. ,

Tegen de zonde, tegen de zonde in uw volk en tegen de zonde in uzelf gaat daarom bet roepen in : „De Heere regeert, dat de aarde beve / Maar dan ook, zoo er een leven voor Gods aanschijn in stillen vrede mag zijn, dan is van beven of sidderen geen sprake meer, dan vervangt vreugde en juichen het angstgetoep, en dan gaat het bazuingeschal uit: „De Heere regeert, dat de aarde zich verheuge."

Die strijd nu tusschen het regiment van onzen God ea ons eigen gepretendeerd koningschap vormt de historie der wereld, de historie van elk volk, de historie van elk gezin en de historie ook van uw eigen hart.

Bij 't kind vangt dit reeds aan. Moeder is door God over 't kleine wicht gezet, om Gods regiment over den kleine uit te oefenen, en zie nu eens, met wat baast schuimende woede soms reeds een klein kind tégen moeder kan razen en tieren. En zoo gaat 't heel 't leven door. Altcos de eisch van onzen God dat we ons onderwer pen zullen aan wie Hij over ons stelde, en dan ook in ons hart aan zijn heilige wet, en altoos daartegenover eerst ons opwoeien, ons verzet, tot we eindelijk den strijd opgeven en onzen God te voet vallen.

Wie zal regeeren in uw huis? God de Heere of gijzelf ? Wie zal regeeren in uw phantasie, in uw denken en uw willen, in uw hart, in uw innerlijk ikt Aldus stelt zich de levensvraag ook voor u eiken morgen en eiken avond.

Merken nu Gods engelen, dat in uw huis en in uw hart de Heere res; eert, zoo juicht 't in Engelenkoor: „In uw huis de vrede" 1 maar is 't nog dat niet uw God, maar Gij regeert, dan zien ze nog altoos den vloek op u rusten, die den vrede Gods bant.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„De Heere regeert”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's