GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. J. J. VAN BAARSKL, WILLIAM PERKINS. Eene bijdrage tot de kennis der religieuse ontwikkeling in Engeland ten tijde van Koningin Elisabeth. 'sGravenhage, H. P. de Swart en Zoon. 1913. Dit werk is de dissertatie, waarop de heer VAN BAARSEL den 30sten Mei j.l. aan de Rijks-Uüiversiteit te UTRECHT, onder Prof. VISSCHER, gepromoveerd is tot doctor in de Godgeleerdheid.

Zij vormt een waardig tegenstuk met het proefschrift over PERKINS' leerling AMKSIUS, waarop VAN BAARSEL'S leermeester VISSCHER, te LEIDEN, doctor in de Godgeleerdheid werd.

Dat de Ulrechtsche doctorandus voor tijn akademische verhandeling zich een onderwerp koos, zoo nauw verwant met dat, hetwelk zijn promotor voor de zijne zich had gekozen, meen ik te mogen toeschrijven aan nog iets anders dan aan het motief om den promotor zijn taak gemakkelijk te maken.

Veeleer zelfs meen ik het te moeten toeschrijven aan een geestelijke • verwantschap tusschen leerling en leermeester.

Prof. VISSCHER, met wlen voor het eerst, na lange jaren, weer een calvinist op een katheder van de Theologische Faculteit te UTRECHT kwam, heeft door zijn bezield en bezielend onderwijs den student VAN BAARSEL blijkbaar voor de gereformeerde Theologie gewonnen.

De heer VAN BAARSEL toch zegt in hel VOORWOORD van zijn boek, dat zijn opvattingen, in de laatste twee jaren van zijn verblijf te Utrecht, in sommige punten aanmerkelijk zijn £, ewijiigd, en als hij in datzelfde VOORWOORD, een hartelijk woord van dank tot zijn hooggeschatten Promotor richt, , heet het: „Wat ik ben, ik ben het voornamelijk door u gewoirden."

Bij deze congenialiteit laat het zich verstaan, dat de, naar ik meen, eerste dissertatie die onder VISSCHER geschreven werd, juist over PERKINS handelt.

Over PERKINS, „den vader van het Puriteinsche Calvinisme", zooals VAN BAARSEL hem noemt, en van wien hij, op het einde van zijn boek, spreekt als van: „een der uitstekendste gereformeerde godgeleerden, die een veelzijdlgen invloed heeft uitgeoefend op de verbreiding van het gereformeerd beginsel in Europa in 't algemeen en op het Christelijk leven in Nederland in het bijzonder."

Vooral met de allerlaatste woorden ben ik het goed eens, want het christelijk leven in Nederland dankt zijn puriteinsch-getinte vroomheid, zij het dan ook middellijk, onmiskenbaar aan den invloed van PERKINS.

De groote beteekenis van PERKINS zit 'm, na het mij voorkomt, in zijn LEVENSUSER, en de omstandigheid, dat, waar in deze monographie PERKINS als godgeleerde wordt besproken, van de 228 bladzijden, waarin dat geschiedt, 115 aan hem als ETHICUS en 113 saam aan PERKINS als EXEGEET, DOGMATICUS en HOMILEET worden gewijd, — heeft mij in deze opvatting versterkt.

Met begrijpelijke belangstelling ben ik van deze monographie, die voor mij meer waarde heeft als bijdrage tot de geschiedenis van de gereformeerde zedeleer, dan als bijdrage tot de kennis der religieuze ontwikkeling in Engeland ten tijde van Koningin Elisabeth, — kennis gaan nemen. Een belangstelling, die onder het lezen eer toe-dan afnam en na het lezen in dank overging aan den mij, overigens onbekenden auteur, voor het volledige beeld dat hij, met groote nauwkeurigheid, historische juistheid en critischen zin van WILLIAM PERKINS heeft geteekend.

Deze met zorg bewerkte, en wat PERKINS zdf betreft, van ernstige bronnenstudie getuigende dissertatie bevat, na een eerste hoofdstuk als Inleiding, drie hoofdstukken en twee Bijlagen.

De INLEIDING zet PERKINS, die in rssS geboren en in 1602 stieif, zooals dat bij monographie ën als deze gebruikelijk is, in de lijst van zijn tijd, den tijd van Koningin Elisabeth.

Een groot deel der rijke literatuur over het kerkelijk leven van dien tijd is daartoe ijverig geraadpleegd en tot een welsluitend geheel verwerkt. Het verwonderde mij, dat wat CALVIJN betreft, nog is gewerkt met de nu verouderde Schipper-editie.

Hoofdstuk II teekent PERKINS als godgeleerde. Het bevat vier onderdeelen.

In het eerste handelt VAN BAARSEL over PERKIN'S eigenaardige denkbeelden aangaande den inhoud der Schrift en der Godgeleerdheid. Hij wijst daarin o. m. op den invloed, die hier van PETRUS RAMUS ook op PERKINS is uitgeoefend, met diens definhie der Theologie als: doctrina bene vivendi, een begripsbepaling waardoor aan haar wezen als wetenschap der geopenbaarde kennis Gods, wordt te kort gedaan. Iets wat niet verholpen wordt doordat PERKINS óok leerde, dat „gelukzalig leven ontstaat uit de kennisse Gods" (p. 70). Tevens toont v. B. in dit onderdeel op p. 86, met een aantal citaten uit PERKINS, aan, dat mijn bewering in mijn: DE ETHIEK IN DE GEREFORMEERDE THEO­ LOGIE, — dat de Puriteinen onder invloed van RAMUS het primaat van den wil leerden, wel juist is wat AMESIUS, maar niet wat PERKINS betreft.

Waar hij PERKINS als EXEGEET behandelt, en er op wijst, dat de vruchten van zijn uitlegkundigen arbeid te vinden zijn in diens predicatiën, waarvan hij dan op p. 93 een lijst geeft, — is zijn oordeel over PERKINS exegetische regelen min gunstig. Iets wat hem echter niet verhindert te beweren, dat PERKINS exegetische werken met name zijn commentaar op Galaten-nog met vrucht kunnen geraadpleegd.

In het onderdeel: PERKINS als DOGMATICUS, wordt deze geteekend als Antipapist en Contra-Remonstrant. „De controvers met Rome was in vollen gang, die tegen „some later Divines in Germanie", die toen nog geen Remonstranten heetten, kwam op" (p. 100).

Volgt het vierde onderdeel van hoofdstuk II: PERKINS als ETHICUS. Hoewel PERKINS naar mijn oordeel evenmin als zijn leerling AMESIUS en andere Gereformeerde Moralisten, de ethiek als ZEDEKUNDE verrijkt heeft, zoo heeft hij voor de ethiek als ZEDELEER, als Gereformeerde zedeleer zijn verdiensten, en wel voorzoover hij de. vader is geweest van de Protestantsche en bepaaldelijk Gereformeerde: CASUÏSTIEK of „leer van de gevallen der Conscientit",

Als zoodanig wordt hij dan ook in dit onderdeel van de dissertatie beschreven.

Terecht bestrijdt daarbij v. B., PERKINS leer omtrent het wezen van de consciëntie, als „een factor van het verstand in alle redelijke schepselen, hunne bizondere daden voor of tegen ^en veroordeelende", en niet, zooals later ook AMESIUS ZOU doen, als een actie. Iets wat PERKINS er dan ook toe bracht zoowel aan ADAM vóór den val, als aan JEZUS een „geweten" toe te schrijven, terwijl toch het „geweten", naar het mij voorkomt, niet anders is dan: „de drang tot zelfbeoordeeling in den zondaar".

Ook beschuldigt v. B. PERKINS van inconsequentie op het stuk van de geldigheid der Mozaïsche wetgeving, voor welke beschuldiging hij dan voldoende gronden aanvoert. Het juiste inzicht in de onderscheiding tusschen beginselen en bepaalden vorm dier wetgeving had ook PERKINS nog niet.

Met dit al onthoudt v. B. aan PERKINS niet den lof, van „een der eerste theologen te zijn geweest, die de Gereformeerde Sabbatsbeschouwing (afgezien van een paar detailpunten) principieel hebben toegelicht", (p. 2r9), „De Puriteinsche opvatting, dat de Christelijke rustdag het karakter van den Israelitischen Sabbath moet dragen, werd door hem (Perkins) na drukkelijk verworpen", (p. 216). „AMESIUS" ging in zijn Sabbathsbeschouwing verder en was ten dezen Puritein", (p. 219).

Vier lezenswaardige §§ over: PERKINS verhouding tot de Engelsche Staatskerk; over: zijn opvatting van de matigheid, door hem „gebrekkig gedefinieerd" (p. 228) als: een deugd, die begeerte of lust matigt" — en waarbij dan, zooals reeds door de gereformeerde moralisten vóór het opkomen der Puriteinsche richting was gedaan, dansen, tooneel en kansspel wordt veroordeeld; over: de geestelijke verlatingen en aanvechtingen en eindelijk over: PERKINS »ifr^ö«ding tegenover hei bijgeloof, — besluiten dit 4e onderdeel.

In het se of laatste onderdeel van hoofd­ stuk II teekent v. B, Perkins als HOMILEET.

Het Ille of slothoofdstuk wijst aan de sporen van PERKINS invloed.

De jonge doctor heeft met deze dissertatie een welgeslaagd proefstuk van zijn vaardigheid in het wetenschappelijk bedrijf geleverd. Inzonderheid als bijdrage tot de kennis van de geschiedenis der gereformeerde Zedeleer, heeft deze Studie over WILLIAM PERKINS haar verdienste. En hoewel het werk in zijn slotzin, maar daarin dan ook alleen, met dat: „verjongd beginsel waarvan een bezielende adem uitgaat", — een uitdrukking, die mij heel geen gedachte meer aanbiedt, — even uit den akademischen toon valt, doet die zin zelf, om de sympathie voor het Calvinisme, welke er zich zoo onverholen in uit, toch weldadig aan. „In het herdenken der groote mannen van weleer, door God verwekt om het licht Zijner waarheid te verbreiden, schuilt tevens", zoo luidt die slotzin, „een hoopvol uitzien naar de toekomst, waarin een verjongd Calvinistisch beginsel zijn bezielenden adem weder zal doen gaan over den akker van ons volksleven."

2. D. WIJNBEEK. HET HUISBEZOEK. Amsterdam. W. Kirchner 1911.

Ik vestig de aandacht op en raad ten zeerste aan de lezing van dit boekje, van even so bladzijden. Bestemd is het allereerst voor ifiLtrrJssi^i'iS Gereformeerde Ouderlingen en voor hen, die het zullen worden.

Het is een referaat door den Amsterdamschen Ouderling WIJNBEEK, den verdienstelijken paedagoog en oud-hoofdonderwijzer der School met, den Bijbel te ZWOLLE, van wiens oud-leerlingen het vier tot professor brachten —, voor zijn ambtgenooten in de hoofdstad gehouden. Geput uit BIESTERVELD'S handboek over HKT HUIS­ BEZOEK en ul'f WIJNBEEK'S eigen veeljarige ervaring, geeft het in dien helderen vorm welke den docent kenmerkt, behartigingswaardige wenken omtrent een der gewichtigste functiën van het ambt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1912

De Heraut | 4 Pagina's