GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Met een eed".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Met een eed".

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij loochende het wederom met eenen eed, zeggende: k ken den mensch niet. Mattheus 26 : 72.

Bij vraag 37 wijst onze Catechismus er met nadruk op, dat Jezus „dea ganschen tijd zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde zijns levens", 't bitterste lijden geleden heeft, iiiet alleen naar /iet lichaam^ maar evenzeer naar de ziel.

Toch voelt de groote schare der geloovigen hl den regel voor dit lijden van Jezus naar het lichaam veel, en daarentegen voor dit lijden van Jezus naar de ziel vaak o, zoo weinig.

Dat de politie Jezus aangreep in Gethsemané en half meesleurde naar het Sanhedrin; dat men in dit Sanhedrin Jezus met vuisten sloeg en spuwde in het gelaat; dat hij bij Herodes en in het wachthuis mishandeld en later gegeeseld werd; dat hij zelf zijn kruis moest dragen}; en dat hij ten slotte aan het kruis is genageld; 'is voor rnaar al te velen het lijden van Jezus, dat ze in de lijdensweek herdenken. Ook Gethsemané komt daar dan bij, maar voor het overige wordt aan hot. verborgen zielelijden van den Man van Sinartc maar hoogst zelden de aandacht gewijd.

Van daar ons wijzen op wat zoo velen voorbijzien, dat Jezus eerst kort voor zijn sterven begon met zijn discipelen in de voorstelling van naderend sterven te doen deelen, en al den overigen tijd zijns levens de bange wetenschap van 't bitter lijden' dat te komen stond, in zich zelf had opgekropt. En evenzoo vestigden we de aandacht oi) dat zeggen tot Petrus : »Ga weg achter mij, .Satanas«, om te doen gevoelen hoe Satan, tot icelfs in de discipelen, Jezus geen rust liet.

Staan we thans een oogenblik stil bij de driemaal herhaalde verloochening van Jezus door Petrus, en vooral bij dat ^imet een eedi^ waarmede Petrus zijn verloochening van zijn Heiland bezwoer.

Mattheus, die als zelf discipel 't alles van nabij wist wat er voorviel, wijst er zoo met nadruk op, dat hij »/«if/^< '««^i'« zijn discipelschap van Jezus loochende, en liegen dorst dat hij Jezus zelfs nii: t kende, ja, dat hij bij de derde verloochening zelfs nog verder ging, en er niet alleen een ec-d op zei, dat hij Jezus nooit gezien had, maar ook zichzelf er bij vervloekte^ zoo hij onwaarheid sprak.

Onder zelfvervloeking en - cedzwering heeft Petrus alzoo lot driemalen toe de schrikkelijke leugen over zijn lippen laten komen, dat hij niet bij Jeziu-. hoorde, dat hij niets van Jezus afwistj dat hij Jezus ganschelijk niet kende, en dat hij Jezus nooit gezien had.

Denk dit nu wel in, en ge staat er voor.

.Deze drieste leugen en verloochening, met eedzwering erop, wordt u toch bericht van geen minder dan Petrus, d. i. van dienzelfden apostel tot wien Jezus bij Caesarea Philippi betuigd had : „Gij zijt Petrus en op deze petra zal ik mijn Kerk bouwen". En zelfs kan van verrassing in een verlegen oogenblik hier geen sprake zijn, want immers Jezus had Petrus vooraf uitdrukkelijk gewaarschuwd, en 't hem aangezegd „dut Satan zeer begeerde hem te ziften als de tarwe", ja, dat Satan pogen zou hem tot schandelijke verloochening van Jezus over te halen, en djt niet eens maar tot driemalen toe. Zelfs had Jezus erbij gevoegd: »lk heb voor u gebeden, opdat _ uw geloof niet ophoude", d. w. z. opdat uw band aan mij niet worde doorgescheurd.

Ge kunt dus niet zeggen, dat de spanning van het oogcnbhk, toen de dienstmaagd van Cajaphas hem vroeg wie hij was, hem bij verrassing overviel. Nooit is eenig zondaar ernstiger voor een komende zonde gewaarschuwd, dan Petrus hier door Jezus. Ge zoudt zeggen, na zulk een waarschuwing moest het begaan van zoo schandelijke zonde voor Petrus een volstrekte onmogelijkheid zijn geweest. En toch, niet alleen dat hij die zielverscheurende zonde desniettegenstaande beging, maar hij herhaalde ze zelfs tot driemaal toe, en hij verergerde ze nog door een valschen eed te zweren en door zichzelf er bij te vervloeken. En dat nog wel die eenige man, op wien Jezijs heel zijn Kerk zou bouwen. 't Is een raadsel waarvoor we staan.

Al zegt ge - toch, dat er immers wel eemige verontschuldiging kan aangevoerd, zoo bijv., dat Petrus 't niet de moeite loonend vond, om, ter wille van 't zeggen van zulk een dienstmaagd, zich te openbaren, en misschien gevangen genomen te worden. Of ook, ja dat hij binnen was geslopen om dichter bij Jezus te zijn, en desnoods voor Jezus op te komen. We willen waarlijk Petrus schuld niet zwarter maken dan ze is. Maar wat legt dit alles in de weegschaal tegenover .de nameloos grievende verloochening van zijn Heiland, en dat nog wel met een eed erop.

Te banger zelfs grijpt wat voorviel u aan, zoo ge bedenkt wat Lukas ons nog bovendien mededeelt, hoe Jezus namelijk zich omkeerde en Petrus aanzag. Iets waaruit van zelf volgt, dat Petrus, op 't zelfde oogenbhk dat hij Jezus verloochende, zijn Heiland in het .Sanhedrin door de open deur staan zag.

Dat omzien van Jezus brak dan ook op eenmaal 't booze opzet van Petrus. Zoo toch lezen we: »En de Heere, zich omkeerende, zag Petrus aan"; en toen nu juist de haan kraaide, ging Petrus den hof uit, en eenzaam de straat op, bitterlijk weenende, de eerste uiting van zijn berouw.

Doch laat nu ook hier, zelfs niet door Petrus' demonische zonde, - uw aandacht niet van Jezus afleiden. In de lijdensweken doelt 't gedenken van 't heilige niet op Judas, en niet op 't Sanhedrin, en niet op Petrus, maar moet uw deelneming en aandacht zich steeds eerst op Jezus richten, en ge weet wat uw tleilarid iecd, leed naar hel lirhafnn iiiel nllren, maar leed ook naar de ziel.

Denk nu v^t 't voor een moeder zijn zou, zoo haar eigfM kind in een Imchelijk oogenblik tegenover .erden zijn moeder geheel in de steek liet, en deed alsof hij haar niet kende en met cei. eed er op haar verloochende, — zou 't niet voor die moeder om te besterven van harteleed zijn. Door een kind, door een vriend in de ure van bang gevaar tegenover wie u belagen verloochend te worden, 't grieft tot in het diepst van de ziel. Als 't u overkomt, ge klaagt er in diepe verzuchting uw nood tot God over. En wat is nu alle aardsche band van liefde en trouw nog, vergeleken bij den heiligen band, die Petrus aan Jezus bond; aan eiken apostel, maar aan Petrus bovenal. Niet alleen Jezus' hart moest 't pijn doen, maar heel Jezus Kerk, heel de toekomst van zijn werk op aarde hing er aan.

Voelt ge dan niet, wat bittere druppel in den drinkbeker zijns lijdens het voor Jezus moet\ geweest zijn, toen zijn gehefde discipel Petrus hem in zulk een oogenblik zoo kwetsende zielepijn aandeed. Jezus stond voor het Sanhedrin. Het was de ure der beslissing. De doodsklok luidde reeds, 't Was 't oogenblik toen men Jezus voor Godslasteraar schold en in het gelaat spoog. Toen geen menschenoog Hem met deernis aanzag. Toen er geen trouw van menschenliefde was die hem ondersteunde. Eén razernij van het Sanhedrin tegenover zich, en om Hem heen. En toen, op dat ontzettende oogenbhk, daar in de verte, in den hof, een discipel, den discipel o{) wien Jezus hope was gebouwd, te zien, en dan te hooren hoe die discipel juist doende is om Hem keer op keer te verloochenen, en dan nog te bezweren met een valschen eed dat hij Jezus niet kende, het moet voor Jezus om 't te besterven zijn geweest.

Hij ging sterven om onze zonden te verzoenen, . en voor die ontzettende zonde van Petrus zou er in zijn bloed verzoening zijn, maar Satan toonde dan toch zelfs op dat laatste oogenblik nogmaals zijn doodelijke macht.

Zooals de duivel in het paradijs Gods heilige schepping had verstoord, zoo komt diezelfde Satan hier nogmaals, in dit ontzaglijke oogenblik, om Jezus te grieven en te kwetsen in zijn teeder gevoel voor zijn discipelen.

Op Jezus zelf kon hij niet meer werken. Had toch Jezus, eer hij Gethsemané inging, 't niet uitdrukkelijk zijn joiigeren betuigd, dat Satan wel weer komen zou, maar „dat hij aan Jezus niets meer had".

Juist daarom werpt hij zich dan ook niet op Jezus, maar nu wel op zijn discipelen, en vooral op den discipel die vooraan stond, op Petrus, op wiens belijdenis Christus zijn Kerk zou bouwen.

Maar 't was dan toch Jezus die dit aanzien, en die dit van zijn discipel in zoo hachlijk oogenblik beleven moest,

Haast mag gevraagd, was er iets dat Jezus in zijn ziel dieper grieven en vlijmender kwetsen moet, dat nu de Satan door Petrus den Heiland aandeed?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1915

De Heraut | 4 Pagina's

„Met een eed

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 maart 1915

De Heraut | 4 Pagina's