GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. B. WiËiENGA. HET BRANDEND BRAA.M-BöscH —-J. tr. Kok — 1915, Kampen. , .

Deze titel is, wat u al terstond hebt geraden, ontnomen ain EXODUS III.

• Het boekje zelf, . 47 bladzijden, is zooals ook op het titelblad staatj een lezing oyer: „Wat God gedaan heeft met Zijn Kerk in de eeuw der onafhankelijkheid."

Hoe de Amsterd^-msche predikant en leeraar dér wijsbegeerte er toe gekomen is deze lezing te_ houden, vertelt hij Op bl. 7 aldus: i> Ik heb mijzelf voor deze taak niet aangeboden, ik ben er toe.geroepen, schier geprest. Onze nu zalige leeraar Ds. NEVENS had voor langen tijd reeds toegezegd in zijn wijk, waarin hij meermalen door leerzame voordrachten het volk heeft gediend, over dit onderwerp een rede te houden."

In 't voorbijgaan zij hier opgemerkt, dat dit „door leerzame voordrachten het volk dienen", , als onderdeel van den arbeid dien Ds^ NEVENS in zijn wijk placht te verrichten, mij, met name onder Gereformeerden, die aan hét intellect voorrang toekennen tegenover andere „vermogens", — een voor predikanten, schier in elk opzicht, navolgenswaardig voorbeeld toeschijnt.

Nu behoort DR. WIELENGA, tot die vele jongere intellectueelen onder ons, die te goed Calvinist zijn om', met de onbevallige hoogheid van het öude Liberalisme, op het, door zijn harden strijd om het bestaan, maar waarlijk niet door eigen schuld, omtrent vele dingen onkundige „volk", met verachting neer te zien. Daarbij is. DR. WIELENGA een dier geleerden bij wie het denkend, voelend en willend Ik, doof aanleg, omgeving en zelfopvoeding in volkomen harmonie is. Intellectueelen nu als hij, • staaii er te hoog voor, dan dat zij, bij al hun ideëele "cultuur, riièt zouden voelen voor dat, als metinstinc-, • tieve juistheid, dóör het ongeleerde volk, vaak •'Onmiddellijk' zien van wat waar en goed is'; staaii te hpog, dan dat zij niet, gedrongen door hun liefde voor de menschen, voor de broederen, die God uit dat volk naist. hen heeft gezet, zouden willen dienen dat volk met hun .gaven. En zoo kan ik mij denken, dat toen voor onzen waardigeh en ook, door de gratie zijner versfchijniög, • • zóo sympathieken Ds. NEVENS, gekomen Was de nacht waarin niemand meer werken kan, DR/ WIELENGA diens werk op zich nam.

• In de vroegere Wijk van Ds. ÏSIEIJENS, thans de zijne en iets later ook nog in een andere wijk; der-gerèförnléerde Kerk van ^AMSTERDAM, heeft: DK.; : WIELENGA, vöör een gehoor van uiteraard, enkel gereformeerden deze rede uit-•gesproken.. ,

Uitgesproken, .ken, „toen de laatste nagalm der feesten, . die N.edwknd gevierd had ter herinnering aah zijn'natippale vrijwording een eeuw geleden^; 'was yerklonken". *,

Aliöo óp het 'eindé van 1913.

-Dat-zij 'nu'eerst in druk' verscheen', ligt aaii den-uitgever, waar deze" .nalatigheid van-den M D heer KOK vindt, zooals DR. WIELENGA zegt, haar verontschuldiging in „den oorlog".

Laat, het zij zoo, maar toch niet te laat, meent haar opsteller en ik ben het hierin goed met hem eens, verschijnt deze lezing over HET BRANDEND BRAAMBÖSCH.

Met fijne en beheerschte ironie spreekt hij als goed anti-revolutionair, van de „EEUW DEH ONAFHANKELIJKHEID", die voor NEDERLAND in 1813 zou zijn aangebroken, als van „DE EEUW VAN STRIJD O.M DE ONAFHANKELIJKHEID".

Van den strijd voor haar onafhankelijkheid, welken de, „onder het juk der liberaal-revolutionaire tirannie" gebogen christelijke minderheid ten onzent, op schier ieder gebied van ons volksleven, heel de eeuw door gevoerd heeft.

„Het hoofdtrelfen van dezen.vrijheidsoorlog valt", schrijft DR. WIELENGA, „binnen de kerkelijke zone", en daarorn, maar óók in verband met de taak waartoe hij was aangezocht, beperkte hij zich in zijn lezing tot dien strijd, voor zoo ver hij op kerkelijk terrein is gevoerd.

Van heel dien strijd, en dus ook voor zoover zij op kerkelijk terrein gevoerd werd, heet het op 7, „zien wij met weemoed, dat de volkomene en rechtmarige zegepraal nog steeds toeft".

Daarom is de verschijning in 1915 van de in 1913 gehouden lezing, nog niet te laat. Het jaar 1915 toch herinnert ons 1815, „het jaar van nationale ontkoming en zegepraal bij WATERLOO, maar tevens van kerkelijke knechting en ontaarding door wat het liberalisme met de gereformeerde Kerk gedaan heeft".

Dat WIELENGA, waar hij van den strijd op kerkelijk terrein vertelt, het begrip „Gods Kerk" nog nader beperkt tot onze, in de 16e eeuw gereformeerde Kerk, terwijl hij toch, naar ik vermoed, goed eens is met de theorie van „de pluraliteit der kerken", vindt zijn voldoende verklaring in de omstandigheid, dat hij zijn rede hield voor „een gehoor van enkel Gereformeerden". z

De gedachte, die bij deze rede voorzit is, het o ook als motto afgedrukte woord van GROEN VAN PRINSTERER : De geest der eeuw is niet de geschiedenis der eeuw. Een Woord dat DR. WIELENGA op p. 18 dus vertolkt: ^^niet de eeuwgeest regeert, tnaar GOD".

Dit is net „Leitmotiv" bij WIELENGA"'S zoo weldadig aandoend, niet alleen esthetisch-mooij maar ook innig-religieus vertellen aan zijn Gereformeerde volk van WAT GOD GEDAAN HEEFT MET ZiJN KERK IN DE EEUW DER ONAF­ HANKELIJKHEID", 'n Vertellen waarin hij, voor wie het zi; en wil, zoo duidelijk' doet uitkomen, dat ook dit doen Gods in de „eeuw der onafhankelijkheid" het voorbeeld en de bevestiging is van de waarheid, dat niet de eeuwgetst, maar God regeert, 'n Vertellen, waarin hij zoo dui delijk dóet uitkomen dat ook in die eeuw bleek, dat „de Kerk het brandend braambösch der liistorie is, hetwelk in het vuur vandrijk en strijd wel brandt, maar niet verteert, 'omdat de Engel des Verbonds zich in de spits der vlam bevindt", p38,

Als geschoold denker is het DR. WIELEJIGA daarbij gelukt zijn, door nauwgezet waarnemer verkregeii historisch materiaal dus met étn greej te bemachtigen en in even 30 bladzijden saani te persen, dat het beeld van Gods Kerk in „deri • strijd om haar onafhankelijkheid" gedurende de „eeuw der onafhankelijkheid", zondei dat er ook maar één enkele essentieele trek iii gemist wordt, voor u komt te staan.

In even-30 of strikt genomen, in nog minder biadzijden doet WIELINOA dit.

Na 'n inleiding toch van 4 bladzijden, vertelj hij eerst nog. van de inzinking der Kerk op het eind der 18e eeuw, van hoe de Kerk, „als een ontrouwe moeder , de opvoeding van haar kinderen had verwaarloosd, haar kroost had laten opgroeien voor de prostitutie-van het ongeloof; en hoe de politieke vrijzinnigheid ook hier te lande een dochter der kerkelijke vrijzinnigheid is geweest." • t t t h i h p k

„JWaar, " zoo schrijft hij op p. 11, „tie Kerk heeft haar trouwlooshejd zwaar geboet."

En dan teekent hij haar lijden onder de BATAAFSCHE republiek van 1796^ haar lijden toen, .door. NAPOLEON „Holland uit de rij der natiën werd geschrapt en bij Frankrijk werd ingelijfd."

Hij vertelt van 1813, het jaar waarmee „de eeuw der onafhankelijkheid" begint. Maar ook van 1813 in welks Mei-maand Koning WILLEM I, „zij het dan Ook met edele bedoeling, , geweldadig in het weefsel van het kerkelijk lichaam begon in te grijpen", iets wat uitUep op de knechting der al-oude gereformeerde Kerk onder het reglement van 1816. Een knechting later, toen de koning zijn kerkmacht aan de synode overdroeg, slechts voor den vorm gewijzigd, wijl „de kerk aan de heerschappij der reglementen en decreten van dit onkerkrechtelijke college onderworpen bleef." p. 15.

»0m de ontrouw dier kerk was dit juk haar om den hals geslagen, tengevolge van dit juk zou nu haar leven kwijnen», zoo staat op die zelfde 18e bladzijde van HET BRANDENDE BRAAMBÖSCH, waarop ook staat: »Maar hoe diep gezonken, de kerk bleef GODS kerk.<

Op een volgende bladzijde leest ge dan van BILDERDIJK en DA COSTA en van den RÉVEIL. sMaar, " schrijft WIELENGA daar, > de kerk zelf bleek in den druk, de Vorstin liep nog steeds in het slavenkleed.»

sVoor kerkherstel meenden de leiders van den RÉVEIL, deze vrome, aristocratische, geleerde, invloedrijke mannen, geen roeping van God ontvangen te hebben, » p. 20.

Die roeping kwam en werd verstaan doorde Vaderen der AFSCHEIDING, welke zooals WIE­ LENGA terecht opmerkt, in oorsprong en wezen stn godsdienstige beweging is geweest.

En aan de piëteitvolle beschrijving van haa ontstaan en verioop, van haar lijden en strijden, .wijdt hij dan 18 bladzijden.

En na düs te hebben beschreven wat God door middel van de AFSCHEIDING in »de eeuw der onaiharikelijkheidt voor zijn Kerk gedaan heeft, geeft hij in 9 bladzijden een syrnpathieké beschrijving van de DOLEANTIE; waariii hij niet tuinder' dan ih de AFsCHEiDiNG, dóet zien wat God in die eeuw gedaan heeft voor 'zijn Kerk en waarvan, naar zijn overtuiging, evenals bij de andere poging tot reformatie, de diepe grond „eene godsdienstige herleving, een geloofsopwekking.was», p, ; 44..

Dat in deze lazing de beschrijving der DOLEAN­ TIE juist de helft der plaatsruimte inneemt, .van die welke de beschrijving der AFSCHEIDING er iri beslat, is - te verklaren' uit hèt feit dat bij de * eerste ftièt^ bij dé laatste wel, van eeri vervolging door de Overheid valt te Vertellen. Eeij vervolging, die naar GROEN'S teekenend woord, deed denken aah-epne van „weggeloopen slaven en lijfeigenen".

Het wil toch „ook mij nog altijd toeschijnen, dat in , een, tot en met de 19e eeuw bijgewerkt MARTELAARSBOEK, , Wel Afgescheidenen geen Doleerendeh zullen voorkomen.

Dat naast DE COCK ook SCHOLTE in deze lezing, bij de Reformatie van '34, op den voorgrond treedt en de anderen, die er bij medegewerkt hebben meer op den achtergrond blijven, kan ik, vanwege de „summierlijkheid" dezer lezing, verstaan.

Dat zij, die medewerkers waren bij de Reformatie van '86, ei--heel niet in genoemd worden, kan ik overzien.

Bedenkelijker acht ik het echter, dat, waar in deze lezing bij de Reformatie van '86 terecht en zeker ten volle verdiend. DR. KUVPER op den voorgrond treedt. DR. RUTGERS, die toch, naar ieder toestemt, daarbij naast hem stond, zelfs niét genoemd wordt.

Daarentegen doet mij weldadig aan, hetgeen trouwens niet anders te verwachten was, het zuivere gereformeerd-kerkrechterlijk standpunt van DR. WIELENGA, onder meer uitkomend in zijn beschouwing over de plaatselijke kerk, en evenzoo zijn, tegenover de beschuldiging van sectairisme wel eens ingebracht tegen de AFSCHEI­ DING, met de stukken te bewijzen, dat ook de mannen der reformate van '34, zooals GROEN het puntig uitdrukte, „zich begavenhuifen het Genootschap om te kunnen blijven in de Kerk".

Sympathiek is mij ook zijn voelen voor de intuïtie van het vrome volk, als hij nadruk legt op wat KLAAS PIETERS KUIPENGA te ULRUM voor de COCK; . op wat PETRONELLA BALTUS te BEESD voor DR. KUVPER is geweest. Niet minder sympathiek zijn bezonnen oordeel over de Fransche Revolutie, wier betrekkelijke voordeelen hij erkent, al veroordeelt hij ook haar oeginsel.

Van HET BRANDEND BRAAMBÖSCH, deze even leerrijke als bezielende lezing van DR. WIELENGA kan, inzonderheid op de jongeren onder ons, maar ook op allen, bij wie de herinnering aan wat God in '34 en '86 voor Zijn Kerk gedaan heeft, dreigt te verbleeken, — een krachtige bezieling uitgaan.

Zulk een „summierlijk" stuk was juist in onze dagen noodig als brood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's